Duinkerke, vergeten front van de Eerste Wereldoorlog
Duinkerke associëren we spontaan met ’40-’45. Minder bekend is dat Duinkerke ook in de Eerste Wereldoorlog een belangrijke schakel was in het Noord-Franse front.
Als het over Duinkerke in de oorlog gaat, denken zelfs Duinkerkenaars in de eerste plaats aan de inscheping voor de terugkeer van de Engelse troepen tijdens Operatie Dynamo in 1940. Of aan de overgave, op 9 mei 1945, van Festung Dünkirchen, het laatste bolwerk dat nog in Duitse handen was. Zelden denken aan de Eerste Wereldoorlog.
Die periode lijkt vreemd genoeg uit het lokale geheugen gewist. Er zijn in het interbellum wel een paar boeken over geschreven, maar geen enkel museum staat in het teken van dit thema, je vindt alleen een paar monumenten en een paar straatnamen, zoals overal elders.
Toch had het Noord-Franse front zowel in Frans-Vlaanderen als op de Noordzee nooit kunnen standhouden zonder Duinkerke. De stad was om meer dan één reden voorbestemd tot een sleutelrol: ze was door militair ingenieur Raymond Adolphe Séré de Rivières voorzien van fortificaties, ze was een garnizoensstad, had een civiele en militaire haven en moest met de mobiele defensie de nabije grens bewaken (die weliswaar veilig werd geacht omdat België neutraal was).
Het front in Frans-Vlaanderen en op de Noordzee had nooit kunnen standhouden zonder Duinkerke
Meteen na de oorlogsverklaring werd er een versterkt legerkamp gebouwd, wat extra noodzakelijk was toen de Duitse legermacht het buurland België onder de voet liep. Alle activiteiten kwamen onder militaire controle te staan. De avondklok werd ingesteld, doorgang was niet mogelijk zonder een laissez-passer, Duitse en Oostenrijkse onderdanen werden opgesloten.
Garnizoensstad
Vanaf augustus 1914 ving Duinkerke hele horden Belgische vluchtelingen op die op de loop waren voor het oprukkende Duitse leger. Bijna heel België was door de Duitsers bezet – ze gingen verwoestend tekeer, getuigen gruwden van hun gewelddaden. Al snel werden de vluchtelingen naar andere streken doorgestuurd om plaats te maken voor de aankomende soldaten. De gemeentelijke gebouwen werden door het leger opgevorderd. Naast de gemeentediensten werd in het stadhuis tijdelijk het Belgische oorlogsministerie ondergebracht, dat in de buurt van de strijd en de koning wilde blijven terwijl de rest van de Belgische regering uitweek naar Sainte-Adresse, aan de rand van Le Havre, en ook de prefectuur van het bezette Rijsel vond er onderdak.
Tal van troepen trokken door Duinkerke. Gezien de snelle Duitse opmars werd besloten om “overtollige monden” tijdelijk te evacueren. Na een paar maanden, als het front eenmaal was gestabiliseerd, zouden ze kunnen terugkeren. Hoe dan ook geloofde eind 1914 niemand nog in een snelle afloop. In het hinterland arriveerden tal van eenheden en de staat van beleg was voelbaar: de Franse staf liet de poldergrachten vollopen of zette gewoon de sluizen open om een defensieve overstroming te bewerkstelligen, zoals de Belgen rond Diksmuide hadden gedaan. De hele kuststreek werd één legerkamp, elke gemeente deed haar deel. Duinkerke en de naburige steden en havens waren stuk voor stuk legerbases.
Soldaten van de halve brigade der vlootmariniers, tijdens de Slag bij Diksmuide in 1914.© Wikipedia Commons
Alle aandacht ging naar het Belgische front. België was vrijwel volledig bezet en kwam middelen te kort. In 1914 was België net bezig met een moeilijke legerhervorming. Het bood dapper weerstand, maar had hulp nodig. Met spoed richtten de Fransen een nieuwe eenheid op, de Demi-Brigade des Fusiliers Marins (halve brigade der vlootmariniers) van admiraal Ronarc’h, samengesteld uit mariniers die niet op zee waren ingezet. De halve brigade had haar kwartier op het vliegveld van Saint-Pol-sur-Mer, nabij Duinkerke. Met versterking van de Senegalese tirailleurs onderscheidde ze zich onmiddellijk in Diksmuide. Op het vliegveld moest de halve brigade samenleven met Engelse en Franse escadrilles die zo talrijk werden dat in de agglomeratie veel extra terrein moest worden ingenomen.
Het hele Frans-Vlaamse kustgebied was in de weer met regimenten die kwamen inkwartieren of op rust werden gestuurd.
Tweede Noordzeefront
De Duinkerkse haven vormde de spil van de defensieve marine. De Duitsers hadden niet alleen hun schepen gemobiliseerd maar ook een vloot onderzeeërs, die vanuit Brugge grote schade aanrichtte en een maritieme blokkade probeerde te leggen. Tijdens de oorlog bleef het handelsverkeer doorgaan en sommige Duinkerkse reders zouden een groot deel van hun vloot verliezen. Er kwam een sterke reactie van de geallieerden. Niet alleen tekenden de geallieerde oorlogsbodems present, maar onder leiding van admiraal Bacon richtten de Engelsen vanaf 1915 ook de Dover Patrol op, een Frans-Engelse militaire patrouillevloot, versterkt met militair uitgeruste vissersboten van beide landen die vanuit Duinkerke en de Engelse kust opereerden. Er werd gepatrouilleerd in de zee-engte, waar de oorlogvoerende partijen mijnen legden en de geallieerden bovendien ook versperringsnetten spanden. Er vonden veel zware bombardementen en gevechten tussen schepen plaats.
De Frans-Engelse Monitors van de patrouille van Dover patrouilleren langs de kust tussen Duinkerke en Zeebrugge.De zeemacht moderniseerde zich. Al in 1915 richtten de Fransen in de Chantiers de France het eerste maritiem luchtvaartcentrum op. Vliegtuigen en watervliegtuigen werden in de strijd gegooid. De Engelsen en Amerikanen volgden hun voorbeeld met een eigen marineluchtvaart. De Duitsers deden op hun beurt hetzelfde in Oostende.
Bevoorradingsstad
Van vitaal belang waren de materiële voorzieningen. In september 1914 kwam Churchill, first lord of the Admiralty of minister van Marine, de Fransen in Duinkerke een hart onder de riem steken: uit heel het Britse Rijk waren troepen op komst. Eerst logeerden ze bij de inwoners, maar hun aantal nam zozeer toe dat er tentenkampen werden opgetrokken. De Duinkerkse agglomeratie en de omliggende kustregio werden nog kosmopolitischer dan de vooroorlogse haven al was. De soldaten kwamen uit het hele Franse rijk – goumiers en spahi’s, Senegalese tirailleurs enzovoorts… maar ook uit alle hoeken van het Britse Rijk, van Canada tot India en Nieuw-Zeeland… Vanaf 1917 mengde Amerika zich in het conflict. Zelfs de befaamde Escadrille La Fayette, een eenheid Amerikaanse vrijwilligers, steeg op van Duinkerks terrein.
Ingekwartierd zijn is één ding, maar al die mensen moeten ook worden gevoed en bewapend. De Britten installeerden midden in de haven een magazijnstation om tweehonderdduizend man en zestigduizend paarden te bevoorraden en de schepen te ravitailleren. Een deel van de haven werd opgevorderd – dagelijks verlieten vijftienduizend broden de loodsen, die tot bakkerijen zijn omgevormd. Per dag deden duizendvijfhonderd wagons de haven aan met munitie uit Frankrijk, Engeland en Canada.
Algerijnse goumiers (koloniale soldaten) op het Jean-Bartplein in 1915.Al snel ontbrak het aan mankracht. De Engelsen wierven Britse dokkers aan om het tekort aan Duinkerkse dokwerkers, die allemaal waren opgeroepen, op te vangen. Rijst, bloem, suiker, tabak, zout, koffie, conserven, vlees maar ook hooi en haver voor de paarden waren net zo belangrijk als granaten. Levende runderen werden vervangen door diepvriesvlees tot helemaal uit Australië om de troepen te voeden. Ook mankracht om de civiele schepen te lossen, die nog altijd in Duinkerke aanlegden, ontbrak. In 1917 namen de Engelsen Egyptenaren in dienst, die bij het eerste bombardement op de vlucht sloegen. In hun plaats werden Chinese burgers aangeworven, die erbarmelijk werden opgevangen en geen enkele bewegingsvrijheid hadden, voor de haven in Saint-Pol-sur-Mer en voor de gemilitariseerde staalfabriek Firminy in Leffrinkhoeke. Velen zijn na de oorlog gebleven.
De stad was volledig op oorlogseconomie overgestapt en schakelde de plaatselijke nijverheid in. In de scheepswerven werd ook bepantsering voor treinen en voor wagens vervaardigd, in spinnerijen werden zandzakjes gemaakt, schoolkinderen naaiden wondverband.
Permanent doelwit
Duinkerke was voor de vijand een gegeerd doelwit en werd bijna dagelijks vanuit de lucht, te land en ter zee met bommen bestookt. De stad installeerde wachtposten op het strand en in belforttorens. Sirenes en alarmklokken waren dagelijkse kost en riepen de bewoners op om in de kelders en bunkers in de stad te schuilen.
Ter bescherming van de stadsagglomeratie werden tal van middelen ingezet, ballonversperringen, rookgranaten, luchtpatrouilles, maar ze waren onvoldoende. Een plaatselijk industrieel ontwierp zelfs een speciaal onderstel voor de ruggengraat van de veldartillerie, het 75 mm-kanon, zodat dit doeltreffender werd als luchtafweergeschut dan de zware machinegeweren. Maar het volstond niet tegen de Duitse aanvallen, die geen enkele wijk spaarden, dag en nacht doorgingen, soms meermaals per dag losbarsten. Een geluk bij een ongeluk was dat de Duitsers hun gassen beperkten tot het slagveld, zelfs na hun successen in het Ieperse in 1915.
Duinkerke was voor de vijand een gegeerd doelwit en werd bijna dagelijks vanuit de lucht, te land en ter zee met bommen bestooktDe oorlog had ook een psychologische kant. De Duinkerkenaars waren bang voor andere bedreigingen. Op 2 april 1916 viel de stad ten prooi aan een eenmalig bombardement met een zeppelin – een methodische, precieze en geruisloze operatie, zoals de Duitsers die al op andere steden hadden uitgevoerd, met als gevolg een langdurige psychose. Burgers waren voortdurend op hun hoede.
Wel kwamen de Duinkerkenaars tijdens het hele conflict hooggewaardeerde, zelfs beroemde soldaten tegen, admiraal Pierre Alexis Ronarc’h, maar ook gevechtspiloot en “aas der azen” René Fonck, Charles Nungesser, Roland Garros en vooral… Georges Guynemer, die in de propaganda handig naar voren werd geschoven. Ook kwamen er geregeld politici langs, zoals president Raymond Poincaré, en staatshoofden zoals de Belgische koning Albert I – bezoeken die werden ervaren als en officiële erkenning van de opofferingen.
De druk op de Duinkerkse agglomeratie nam nog toe. De Duitsers bombardeerden de stad in 1915 en 1916 vanuit het gehucht Predikboom in het Vlaamse Klerken (nu een deelgemeente van Houthulst), totdat die site door de zware artillerie wordt vernield, en vanaf 1917 vanuit Leugenboom in Koekelare, niet ver van Oostende. Op elke site had de keizerlijke marine een krachtig 380 mm-loops marinekanon opgesteld waarmee granaten van 750 tot 900 kilogram werden afgevuurd. De ravage die daarmee werd aangericht noopte het Belgische oorlogsministerie om zich terug te trekken naar Broekburg, buiten het bereik van deze kanonnen.
De geallieerden inspecteren het Duitse Lange Max-kanon in Leugenboom in 1918.De frequente beschietingen waren verwoestend en onafweerbaar. De projectielen overbrugden een veertigtal kilometer, in slechts 98 seconden tijd! Het kanon van Leugenboom zou pas verstommen toen de Duitsers zich vóór de wapenstilstand terugtrokken. Doordat de kanonniers er niet in slaagden het onklaar te maken en vanwege zijn grensoverschrijdende reputatie in de streek werd dit kanon een van de eerste bestemmingen van oorlogstoeristen.
Duinkerke onder een stolp
De Duinkerkenaars leefden in een voortdurende staat van beleg. De stadspoorten waren ’s nachts dicht en je had vergunningen nodig om je buiten de stad en op het platteland te verplaatsen. Volksfeesten waren verboden: geen processies, geen carnaval. Markten werden alleen maar gedoogd omdat de bevolking tenslotte moest eten.
Herbergen, cafés en restaurant hadden beperkte openingstijden en waren soms voorbehouden aan militairen. De verlichting was gedimd. Steenkool was schaars, want het mijngebied werd bezet. En vooral: voedsel was gerantsoeneerd. Voor de landbouw was het een ramp. In de winters 1915 en 1916 regende het erg veel. Het rendement ging omlaag. In afwezigheid van mannen en paarden, die voor het leger waren opgevorderd, trokken vrouwen de ploeg. Er was onvoldoende mest. Het leger had de kuddes aangeslagen en de stikstof die nodig was voor kunstmestproductie diende nu voor explosieven. In 1916 en 1917 viel de oogst zo zwaar tegen dat het leger uit eigen voorraden putte om de burgers te eten te geven. Bij gebrek aan Belgische tabak werden aalbessenbladeren gerookt. Op sommige dagen gold van hogerhand een verbod op de verkoop van vlees, behalve paard. De rantsoenen slonken sterk. Sommige bakkers mengden zaagsel bij hun meel om het brood wat zwaarder te maken. De rantsoenering en de schaarste zorgden voor nijpende hongersnood.
Volksfeesten waren verboden: geen processies, geen carnaval. Markten werden alleen maar gedoogd omdat de bevolking toch moest eten
Er was ook een tekort aan geld. Net zoals in andere steden maakten de Duinkerkenaars een plaatselijke vervangmunt, maar de winkelkraampjes waren nagenoeg leeg. De bevolking ontsnapte niet aan oorlogsprofiteurs en aan de zwarte markt, zelfs al was de toestand niet zo erg als in andere steden van de streek, die met de grond gelijk zijn gemaakt of een afschuwelijke Duitse bezetting ondergingen. De moraal zakte. Alle gezinnen waren op verschillende manieren getroffen en onvermijdelijk vielen er defaitistische of alarmerende uitspraken. Ook desinformatie was niet van de lucht, zelfs toen al – de rechtbank veroordeelde die streng. Boven op de militaire verliezen kwamen de burgerslachtoffers en de onzekerheid van vier jaar haast dagelijkse bombardementen.
Duinkerke werd niettemin beloond voor zijn inspanningen: in 1917 kreeg de stad als eerste het oorlogskruis, en later nog het Distinguished Service Cross en het Legioen van Eer. Dat maakte de verliezen niet goed, maar het was een reële erkenning.
De gevechten waren voorbij, maar de gevolgen van de oorlog niet. Duinkerke was een doorreiscentrum voor meer dan zevenhonderdduizend gerepatrieerde militairen, verplaatste burgers en duizenden tonnen voedselhulp voor de getroffen streken, meerdere jaren lang, terwijl het zelf min of meer moeizaam terugkeerde naar een vredeseconomie. Dat was weliswaar minder lastig dan in Rijsel of Roubaix, die door de bezetter waren geplunderd, of Belle en Ieper, waar niets meer overeind stond, maar door de nabijheid van het front viel de Grote Oorlog Duinkerke beslist ook zwaar.








Geef een reactie
Je moet ingelogd zijn op om een reactie te plaatsen.