In tijden van polarisering zorgt het Groot Dictee voor verbinding, stelt cultuurhistorica Lotte Jensen vast.
Eind november was het weer tijd voor het Groot Dictee der Nederlandse Taal. Dit evenement wordt georganiseerd door het programma De Taalstaat en live uitgezonden op NPO Radio 1. Normaal gesproken schrijf ik thuis altijd mee, maar dit keer deed ik mee met de live-uitzending in de Arnhemse Bibliotheek de Rozet. Dat kwam door mijn tweelingzus. Zij was gevraagd voor het prominentenpanel en opperde dat het gezellig zou zijn als ik meeging.
Daar zaten we dan, ieder op een schoolbankje met een pen en schrift voor onze neus, alsof we weer in de lagere school waren beland. Eerlijk is eerlijk: we wilden allebei van elkaar ‘winnen’. De pennen waren geslepen. Mijn dag zou geslaagd zijn als ik een fout minder zou hebben dan mijn zus.
Ieder jaar stel ik weer vast dat de ogenschijnlijk eenvoudige Nederlandse taal vol instinkers en tegenstrijdigheden zit. Hoe kunnen Jan en alleman en jantje-van-leiden beide correct zijn? Waarom krijgt de ene Jan wel een hoofdletter en de andere niet? En waarom is het te zijner tijd – drie woorden! – en niet tezijnertijd?
Het Groene Boekje biedt uitsluitsel bij twijfel, maar dat is lang niet altijd zo geweest. In het begin van de negentiende eeuw waren twee systemen in omloop: van Matthijs Siegenbeek en van Willem Bilderdijk. Siegenbeeks spelling was in 1804 uitgeroepen tot de officiële en werd vanaf dat moment dominant. De regels waren vastgelegd in zijn Verhandeling over de Nederduitsche spelling. Schrijver en advocaat Bilderdijk verzette zich fel tegen dat systeem. Hij uitte zijn kritiek via brieven, satirische gedichten en snerpende verhandelingen, onder andere in zijn Nederlandsche Spraakleer (1826).
De spellingstrijd ging over praktische kwesties als het gebruik van de y en de ij, de g en de ch, de vergrotende trap (-der of -er) en het geslacht van woorden. Maar via de spelling openbaarden zich ook dieperliggende conflicten. Opstandige, rebelse dichters en outsiders kozen vaker voor de Bilderdijkse spelling om te laten merken dat ze tegen al te veel regels en uniformering waren. Ik zou me in het kamp van Bilderdijk voegen, als het helemaal fout zou gaan. Dan kon ik doen alsof ik doelbewust de regels, die ik heus wel kende, omzeilde.
Ik had mijn excuses voorbereid. Ik doceer historische letterkunde, en daardoor matcht mijn woordbeeld niet met de moderne spelling – elck syn waerom
De uitslag van de recente Tweede Kamerverkiezingen heeft de verdeeldheid in de Nederlandse samenleving verder aangewakkerd, maar bij het Groot Dictee der Nederlandse taal heerst de geest van verbinding. Iedere deelnemer put zich bij voorbaat al uit in excuses over nog niet gemaakte fouten. De vraag is immers niet of je er gaat maken, maar hoeveel. Dat creëert een ongekend gemeenschapsgevoel, een warm bad en ja, zelfs een vooruit-met-de-geitmentaliteit.
Ik had mijn excuses goed voorbereid. Zo ben ik Deense van geboorte en doceer ik historische letterkunde. Daardoor matcht mijn woordbeeld niet met de moderne spelling – elck syn waerom! Maar boven alles zou ik Bilderdijkiaan zijn.
Het voordeel van thuis meedoen is dat je kunt smokkelen met nakijken: een spatie hier en daar kun je gemakkelijk over het hoofd zien. Je bent vooral heel mild en vergevingsgezind. Een fout verbeterd woord – ik had eerst heremijntijd maar veranderde dat op het laatste moment in Heremijntijd ‒ telt niet mee, want je bedoelde het immers wel goed! De officiële jury is echter genadeloos. Je kunt zelfs twee fouten in een woord maken. Wie jan-en-alleman schrijft, krijgt twee strafpunten: de hoofdletter ontbreekt en de streepjes horen daar niet.
Nu wilt u natuurlijk weten hoe dit afliep. Ondanks de opgetogen sfeer van verbondenheid die alom heerste, was de competitiedrift tussen de beide tweelingzussen hoog opgelaaid. Maar wij wisten ook: Het Groene Boekje zal de enige rechter zijn, wat Bilderdijk er ook van vond.
De nagekeken dictees werden uitgedeeld, overal klonken oh’s en ah’s. Een van beide zussen stak haar armen in de lucht en juichte luidkeels, tot schrik van de ander. Daarna verzoenden zij zich snel weer met elkaar. Dat was geheel in de geest van de boodschap die Wim Daniëls, de maker van het dictee, aan de deelnemers (lees: de samenleving) wilde meegeven. Zoveel mogelijk gezamenlijk en betamelijk optrekken, moest nu het credo zijn. Maar dan wel volgens de regels van Het Groene Boekje.