Dat historici vaker hun empathie tonen bij het verleden dat ze bestuderen, juicht Elwin Hofman toe. Al laten sommige ontwikkelingen zich het best van een afstand bekijken.
In 2012 was ik volop in de weer met het onderzoek voor een masterscriptie over roddelen in de achttiende eeuw. In getuigenverklaringen en verdachtenverhoren uit de gerechtelijke archieven van de stad Kortrijk ging ik op zoek naar wat mensen wisten “van horen zeggen”. Ik trof van alles aan: moord en diefstal, dronken vechtpartijen en aanslepende burenruzies, overspel en voyeurisme. Het sappige taaltje van de achttiende-eeuwers maakte het allemaal wat amusanter.
Een keer betrapte de archivaris me erop dat ik hardop aan het gniffelen was. Ik was een gerechtelijk dossier aan het lezen over een man die zich graag als non verkleedde en zich liet flagelleren door zijn dienstmeid. Daar werd de man naar eigen zeggen “amoureus” van. Ook de dienstmeid moest zich trouwens in religieuze gewaden hullen. Dat om te vermijden “dat de menschen lichtelijck souden iet segghen het welcke inder daet niet en soude sijn”. Tal van plotwendingen volgden: de dienstmeid werd zwanger, de man wilde van haar af, zij klaagde hem aan, hij begon een lastercampagne. Hij liet op de Kortrijkse Grote Markt zelfs een pop van haar zetten waarin hij haar als een “hoere” te kijk zette. Uiteindelijk werd de man veroordeeld tot het betalen van alimentatiegeld.

© Stadsarchief Kortrijk
Het taalgebruik en de dramatische beschrijvingen brachten me geregeld aan het lachen. Maar als ik mijn notities nu teruglees, kijk ik daar toch anders tegenaan. Een man misbruikte zijn negentienjarige dienstmeid, dwong haar tot seksuele praktijken waar ze geen zin in had, verbood haar om te biechten of haar familie op te zoeken en liet haar vallen zodra ze zwanger werd. Het afgrijzen staat me vandaag nader dan het lachen.
Wat is er veranderd? Waarom is het lachen mij vergaan?
Sarcasme en stoerdoenerij hebben grotendeels plaatsgemaakt voor medeleven en respect voor de medemensen uit het verleden
Wellicht heeft het te maken met een bredere omslag in de manier waarop historici omgaan met het verleden. Toen ik studeerde, waren er sommige docenten die vrolijk gedetailleerd vertelden over verkrachtingen en massaslachtingen. Met sarcasme en stoerdoenerij werd het verleden veilig op afstand gehouden. Het paste bij het toenmalige devies onder historici: “The past is a foreign country.” Het verleden was anders, vreemd, ver weg. De historicus keek er niet met empathie, maar met verwondering naar.
Het afgelopen decennium is het verleden dichterbij gekropen. We zijn meer aandacht gaan besteden aan de gelijkenissen met het heden, aan de blijvende doorwerkingen van de geschiedenis. Als je op die manier naar het verleden kijkt, is het meteen minder lollig. Het grappige achttiende-eeuwse taaltje moet het afleggen tegen de doorwerkende geschiedenis van seksueel misbruik. Sarcasme en de stoerdoenerij hebben grotendeels plaatsgemaakt voor medeleven en respect voor de medemensen uit het verleden.
De laatste jaren lijken historici meer ruimte te maken voor hun emoties, ook in academische publicaties. Tot vandaag blijft de gebruikelijke toon van historisch proza vrij sober. Maar historici spreken zich wel explicieter uit over wat ze voelen bij hun onderzoek. Op die manier managen ze hun gevoelens en bestendigen ze de nieuwe normen. Dat gebeurt vooral als emoties extreem worden. Historici die onderzoek doen naar thema’s als genocide of verkrachting krijgen het soms erg zwaar tijdens hun onderzoek. In sommige gevallen is zelfs sprake van “secundaire traumatisering”: ze ervaren indirect de angst en pijn van anderen. Die emoties een expliciete plek geven in historische analyses is een manier om er mee om te gaan.
Door onze emoties opener bij onze analyses te betrekken, kunnen we nieuwe hypotheses opstellen of juist bevragen
Respect hebben voor de mensen die we onderzoeken is deel van de ethiek van historici, een plicht tegenover mensen uit het verleden en mensen in het heden. Door onze emoties expliciet te maken, zijn we ook transparanter. En door ze opener bij onze analyses te betrekken, kunnen we nieuwe hypotheses opstellen of juist bevragen.
Zonder risico is dat alles niet. Respect mag niet verhinderen dat we kritisch blijven tegenover wat de mensen die we onderzoeken ons zelf voorschotelen. En net zo goed mag empathie ons er niet toe verleiden aan te nemen dat mensen in de Griekse oudheid precies op dezelfde manier als wij emoties ervoeren.
Lees Elwin Hofmans column Empathie is een gevaarlijk instrument om de geschiedenis te benaderen
Het mag ook niet betekenen dat we nooit nog eens mogen lachen. Ook dat kan een manier zijn om met pijnlijk verleden om te gaan. Door het verleden eventjes weer vreemd en grappig te maken kun je de doorwerking ervan in het heden soms scherper zien.
Een collega van me tourt door Tsjechië met een comedyvoorstelling over de seksuele revolutie. Dat is niet alleen een manier om een ander publiek te bereiken, maar ook om te spelen met de afstand tussen heden en verleden. Juist via comedy vallen gevoelige kwesties toch aan te kaarten.
Misschien was mijn gegniffel in het archief in 2012 niet helemaal misplaatst. De nonnenfetisj, het bijzondere taalgebruik en de dramatische plotwendingen scheppen de afstand die toelaat om ook de continuïteiten in seksueel en machtsmisbruik aan te kaarten. Goede geschiedschrijving moet plaats hebben voor de traan én de lach.
Geef een reactie
Je moet ingelogd zijn op om een reactie te plaatsen.