Zonder verhaal kun je er evengoed niet zijn geweest, overdenkt Anna Portier op haar sterfbed. Judith Maassen doet het leven van Anna alle eer aan in een bij momenten aangrijpend debuut over rouwen, doodgaan en de levens die we wel of niet leiden.
© Ellen Martens
Op haar sterfbed overdenkt Anna Portier haar leven. Ze is 63, te jong om te sterven, maar tegelijk al te oud om jong te sterven. Ze droomt over hoe ze vroeger verstoppertje speelde met haar broer en de kinderen uit de buurt. Daar was ze goed in, zo goed zelfs dat ze haar zelden vonden. Tegen de tijd dat ze zich dan zelf maar terug meldde bij de andere spelers, waren die al lang met iets anders bezig. “Verstoppertje spelen was alleen leuk als je er een gemiddeld talent voor had. Zoals bij veel spelletjes”, verzucht Anna. Die ‘spelletjes’ kun je lezen als een metafoor voor het leven zelf.
Anna heeft al vroeg geleerd om zichzelf weg te cijferen, onzichtbaar te maken. Als kind leest ze tijdens een nachtelijke drinkpauze een brief die haar vader achterliet. Hij kondigt zijn vertrek aan, naar een oom in Australië. Maar enkele uren later zit vader gewoon weer aan de ontbijttafel. Alles lijkt onveranderd, maar vader weet dat hij kan ontsnappen. En Anna weet het ook. Zij snapt al snel dat ze hierover beter niks kan zeggen, geen vragen moet stellen. Een paar weken later is vader toch met de noorderzon vertrokken, vermoedelijk richting Afrika. Anna vermoedt dat hij zich gewoon schuilhoudt op de camping, maar dat blijkt niet te kloppen. Ze krijgt nog één kaartje.
Het leven is geen verhaal met een begin, midden en mooi afgerond einde
Later bloeit ze toch open, aan de zijde van Stefaan. Samen genieten ze van kunst, echte kunst die laat zien hoe het leven is. Maar hun geluk is van korte duur, Stefaan heeft kanker. Aan zijn sterfbed beseft Anna dat kunst helemaal niet laat zien hoe het ware leven is. Het leven is geen verhaal met een begin, midden en mooi afgerond einde. Stefaan is geen personage. En als een schrijver over volstrekte eenzaamheid schrijft, is er nog altijd de lezer als stille getuige om die eenzaamheid te doorbreken.
Na Stefaans dood moet Anna weer aan het leven wennen, aan haar (niet-)bestaan als nabestaande. Ze wordt door een gelukje ghostwriter, een geest. Door die baan leert ze dat iedereen gewoon een eigen verhaal maakt van zijn leven, een lijn van losse punten, de versie waar je het beste mee kunt… leven. De werkelijkheid verzinnen, dat is wat een ghostwriter doet.
Moet Anna ook voor zichzelf een leven verzinnen, nu ze haar dood afwacht? Ze schrijft in ieder geval, in het huis waar haar moeder na vaders vlucht weer kind was geworden, en waar Anna zelf was weggekwijnd, verdwenen. Ze denkt veel aan haar broer Victor, die talentenjachten presenteert in de Verenigde Staten. Dat zet Anna verder aan het denken: hoeveel varianten van onszelf worden we niet? Waar zijn we voor geschapen zonder het ooit te worden of zelfs maar te vermoeden? Welke talenten ontdekken we juist niet?
De werkelijkheid verzinnen, dat is wat een ghostwriter doet
De ontknoping beleven we door de ogen van Victor, die overvliegt vanuit de VS om vervolgens in slaap te vallen naast het bed waarin Anna haar laatste adem uitblaast. Daardoor weten we niet of Anna het geheim van de familie ook echt ontrafelt in het levensverhaal dat ze neerschrijft, en in hoeverre ze zichzelf nog steeds laat verdwijnen.
Het nabestaan van Anna Portier is een knap geconstrueerde debuutroman, waarin Judith Maassen de grote thema’s niet schuwt. Toch is het geen zwaarwichtig boek. Haar puntige stijl met krachtige zinnen is nu eens aangrijpend en dan weer teder, en bij momenten zelfs grappig. Wel mikt Judith meer op de glimlach van herkenning dan op de bulderlach die haar broer Theo, de cabaretier van wie ze ook impresario is, wel eens teweegbrengt met zijn harde, soms schokkende grappen.
En ook al gaat het om een debuut, hier is duidelijk een geoefende schrijfster aan het werk, die de kunst verstaat om te vertellen wat je moet weten, maar niet altijd wat je wilt weten.