Deel artikel

Lees de hele reeks
literatuur column

‘Denk je dat je gaat winnen?’

22 januari 2024 6 min. leestijd Thomas Heerma van Voss

Thomas Heerma van Voss en een bevriende collegaschrijver zijn beiden genomineerd voor een prijs. Eén van hen gaat als winnaar naar huis.

Er was een taxi geregeld en ik zou sowieso zendtijd krijgen. Met die twee voorwaardes werd ik gelokt naar de studio van het radioprogramma Humberto, waar mijn Omwegen met elf andere boeken genomineerd was voor de titel Non-Fictie Boek van het Jaar. (Moest er geen streepje tussen ‘non-fictie’ en ‘boek’, was het eerste wat ik zag toen me het nieuws werd medegedeeld, de vreugde hobbelde daar als een vermoeide maar trouwe hond achteraan.)

Veel overtuigingskracht was er overigens niet nodig geweest. Iets winnen, wie wilde dat niet? Het was me onduidelijk wat er precies gewonnen kon worden en ik voelde weerzin om mensen op me te laten stemmen, maar toch. Mijn verhaal – over een wandelvakantie met mijn vriendin, inmiddels ex – verscheen alweer een halfjaar terug, wellicht kon er weer wat hernieuwde aandacht voor komen.

Samen met mijn collega-schrijver Stéphanie Hoogenberk werd ik naar Utrecht gereden. Stéphanie en ik kennen elkaar nog van de studie Nederlands, als ik het me goed herinner deelden we een keuzevak, sindsdien hebben we altijd contact gehouden. We drinken af en toe koffie, en voor de variatie konden we ons gesprek vandaag voortzetten op de achterbank van een taxi.

“Denk je dat je gaat winnen?” vroeg ik eenmaal in Utrecht.

“Welnee”, zei ze. Toen ik vroeg of ze vrienden had aangespoord om op haar te stemmen, zei ze: “Ik heb nauwelijks vrienden.”

Staand voor de bibliotheek op het Neude controleerde ze of haar make-up nog goed zat. Ik keek om me heen, vroeger kwam ik hier vaak. Deze stad, dit plein. Mijn ex woonde hier nog altijd ergens vlakbij, met kind inmiddels. Misschien was dat wel een extra reden geweest om hierheen te komen, iets wat ik nooit hardop zou toegeven: het idee dat ik uitgerekend met dit verhaal en uitgerekend in Utrecht een prijs zou winnen.

“En jij?” vroeg Stéphanie toen we de bibliotheek binnen stapten.

“Mwa.” Ik durfde niet toe te geven dat ik de afgelopen dagen enigszins beschaamd vrienden had gevraagd te stemmen. Herinneringen aan mijn middelbareschooltijd speelden op, leerlingen die zeiden dat ze niet goed hadden geleerd en vervolgens een glansrijk cijfer haalden.

Eenmaal binnen bleek de radio-uitzending al begonnen. Humberto Tan zat aan het hoofd van een houten tafel, enthousiast voerde hij het woord, hij had het over de prestigieuze titel Non-Fictie Boek van het Jaar. Aan weerszijden van hem: andere genomineerden, zo te zien hadden ze er nog vijf kunnen strikken. Kort kreeg iedereen het woord, Connie Palmen over de schrijvers die ze in haar essaybundel bewondert, Wim Daniëls over het verdwenen tijdperk waar zijn boek om draaide.

Stéphanie en ik schoven aan, ook wij mochten twee vragen beantwoorden. Tan bleek onvermoeibaar, ook tijdens de reclamepauzes, hij lachte aanstekelijk, danste zittend mee met de muziek die werd afgespeeld. “Vergeet niet te stemmen,” riep hij tussendoor, “voor de prachtige titel Non-Fictie Boek van het jaar!”

Na een uur werd een top drie bekendgemaakt. De rest van de genomineerden kon alvast naar huis gaan. Stéphanie en ik mochten zowaar blijven zitten, samen met Jonah Falke. Nog een paar vragen over onze boeken, nog een nieuwsuitzending, meer muziek, nog een oproep om te stemmen. De spanning werd behendig opgevoerd, voor het eerst vandaag voelde ik toch zenuwen, ik probeerde zo welwillend en energiek mogelijk te reageren, ik speelde het spel mee, dat deed iedereen, niemand benoemde hoe vreemd zo’n uitverkiezing welbeschouwd was.

“Bijna is het zover!” riep Tan meermaals. Maar eerst: nog wat reclame, nog wat muziek. ‘Nothing Else Matters’ bleek een favoriet van Tan, hij bewoog zijn hoofd fanatiek met de gitaartonen mee, beeldde met zijn handen de drums uit.

De rest van de tafel keek stilletjes toe.

Niemand benoemde hoe vreemd zo’n uitverkiezing welbeschouwd was

Geen seconde dacht ik dat ik de nummer één zou worden, toch verleidde de opbouw en de langgerekte drumroll me erover te fantaseren. Omwegen was mijn dunste boek, nog geen tachtig pagina’s, hoe zou het zijn om hiermee zo’n gewichtig klinkende prijs te winnen? Helaas, daar kwam ik niet achter. Want niet mijn maar Stéphanies naam kwam uit Humberto’s mond. Applaus, uitroeptekens. Ze reageerde vrolijk en onderkoeld, zei dat ze kennelijk goed was in online campagne voeren, bedankte de luisteraars van haar podcast De shitshow.

De prijs bleek te bestaan uit een pen en een gouden envelop. Iedereen kwam overeind om haar te feliciteren. Ook nu de microfoons uit stonden was Tan zeldzaam energiek. Ze gingen samen op de foto, de winnaar en hij, tientallen selfies werden gemaakt die hij meteen online zette. Stéphanie zei tegen hem: “Humberto, het stelt me gerust dat jij ook zo lang over een Insta-post doet.”

Verderop werd de apparatuur ingeladen, Falke vertrok, iedereen vertrok. Maar omdat ik met Stéphanie nog wat zou drinken, diende ik te wachten. Ik keek naar buiten, herinnerde me hoe overweldigend verliefd ik hier ooit met mijn ex rondliep, gearmd van restaurant naar bioscoop, alles was nieuw toen, alles maakte zoveel indruk dat ik het nog altijd precies kon terughalen.

Toen we eenmaal met zijn tweeën in een café zaten, bestelde Stéphanie direct wijn.

Ze verkeerde in opgewekte, ietwat verwilderde stemming – ze leek een hond die na lang wachten eindelijk naar buiten mocht. Ze begon aan anekdotes die ze niet afmaakte, twijfelde hardop of ze niet iets geks had gezegd zojuist, of ze wel enthousiast genoeg had gereageerd, ze nam grote slokken, zei dat ze buikpijn had, barstte in lachen uit, verzuchtte: “Jeetje, Tommie, wat een rollercoaster was dit. Zoveel adrenaline. Wat is ons nu weer overkomen.”

Ik knikte.

Tussendoor werd ze afgeleid door appjes, ze greep voortdurend naar haar telefoon en zei: “Jeetje, wat luisteren veel mensen dit programma, ik krijg allemaal felicitaties.” Voor de vorm keek ik ook op mijn telefoon. Eén bericht. Jammer zeg, berichtte een tante die ik in geen maanden had gesproken.

“Over een halfuur moet ik mijn winst posten, dan gaat het slot van m’n Instagram”, zei Stéphanie. “Ja, dat heb ik ingesteld. Zelfbescherming.” Het ene aftellen was nog maar net voorbij of het volgende diende zich alweer aan. Ze deed het hardop. “Nog vijftien minuten.” “Nog negen.” “Nog één.”

Ze glimlachte erbij en gebruikte het woord ‘caption’, ze zei: “Het zou wel heel leuk zijn als Humberto mijn bericht deelt, hè.” Deed ze nu een influencer na of was dit helemaal gemeend? De grens tussen ironie en ernst viel weer eens lastig te trekken.

Het bericht dat ze online zette, verwijderde ze acuut weer: toch geen goed bijschrift. Welke foto’s moest ze eigenlijk kiezen?

Ik liet haar begaan. Ik dronk wijn en nam me voor ook een podcast te beginnen of meer op sociale media te plaatsen, misschien zou ik dan eens een prijs winnen, maar meteen erna verwierp ik die gedachtes weer.

Toen gingen we uit eten. We belandden in een verfijnd restaurant, met delicate porties, alles werd door de ober uitgebreid toegelicht. “Jij was net tijdens dat interview zo energiek en vrolijk”, zei Stéphanie terwijl ze een kweepeer doormidden sneed. “Ik herkende je helemaal niet.”

Die zin besloot ik niet als belediging te beschouwen. Daar was het de dag niet voor. De sfeer bleef licht, bijna jolig. Op literair weblog Tzum was er intussen een nieuwtje over de prijs verschenen, zag Stéphanie, waarin het ging over de ‘goedgevulde’ envelop die ze had gewonnen. “O ja!” Ze griste de gouden envelop uit haar jaszak, haalde er een briefje uit. Er stonden twee woorden op: Stéphanie Hoogenberk.

Ik had het idee dat hierin een metafoor besloten lag voor deze prijs, voor de dag, misschien wel voor het hele boekenvak

Blijkbaar was dit de envelop die Tan had moeten openen om de winst bekend te maken. We lachten, ik keek naar dat papiertje in haar hand, geen cheque, geen plakkaat, alleen haar eigen naam. Ik had het idee dat hierin een metafoor besloten lag voor deze prijs, voor de dag, misschien wel voor het hele boekenvak.

Nu stond er geen auto voor ons klaar. We gingen met de trein terug naar Amsterdam. Mijn telefoon piepte: bericht van mijn ex, die ik hoogstzelden nog sprak. “Heb je nou gewonnen met Omwegen?” stuurde ze, gevolgd door een emoji die met één oog door enkele vingers heen kijkt. “Nee”, stuurde ik terug. Einde gesprek.

Stéphanie noemde de dag “een avontuur”. Toen namen we afscheid, de winnaar en de verliezer van vandaag, en gingen we afzonderlijk op zoek naar woorden voor wat we samen hadden meegemaakt.

Reacties

Reacties zijn gesloten.

Gerelateerde artikelen

		WP_Hook Object
(
    [callbacks] => Array
        (
            [10] => Array
                (
                    [00000000000027c50000000000000000ywgc_custom_cart_product_image] => Array
                        (
                            [function] => Array
                                (
                                    [0] => YITH_YWGC_Cart_Checkout_Premium Object
                                        (
                                        )

                                    [1] => ywgc_custom_cart_product_image
                                )

                            [accepted_args] => 2
                        )

                    [spq_custom_data_cart_thumbnail] => Array
                        (
                            [function] => spq_custom_data_cart_thumbnail
                            [accepted_args] => 4
                        )

                )

        )

    [priorities:protected] => Array
        (
            [0] => 10
        )

    [iterations:WP_Hook:private] => Array
        (
        )

    [current_priority:WP_Hook:private] => Array
        (
        )

    [nesting_level:WP_Hook:private] => 0
    [doing_action:WP_Hook:private] => 
)