Deel artikel

Lees de hele reeks
literatuur recensie

Het is fijn wegdromen bij de poëtische miniatuurtjes van debutant Carolien Frijns

15 december 2025 3 min. leestijd De Eerste Keer

Met kleine verhaaltjes en poëzie schetst Carolien Frijns in haar debuut Stille confetti het beeld van een zoekende jonge vrouw, op reis tussen haar verschillende thuislanden, tussen heden en verleden.

“Tegen de boom staan helpt. Vooral dit soort bomen. Ik weet te weinig van bomen om de soorten te benoemen maar deze heeft een stevige stam en is best hoog. Hij doet bijna hetzelfde als de boom in het park bij mij thuis. Die trekt me nog wat meer de grond in, maar deze kan het ook. Alsof ik een beetje met de boom begin mee te wortelen, alsof-ie zegt: ik toon je de weg. (…) Ik sluit mijn ogen en met onze huiden tegen elkaar weet ik het zeker: we zijn meanderthalers.

Het is bijna het volledige eerste stukje uit Stille confetti, het literaire debuut van taalkundige Carolien Frijns, het eerste originele werk dat is uitgegeven door de nieuwe uitgeverij Krummholz. Alles zit al in die eerste woorden: hoe de verteller haar omgeving bekijkt, er het liefst een beetje of vaak volledig in opgaat, haar gedachten die afdwalen naar andere plekken of andere tijdvakken, en de vondst van nieuwe woorden. Meanderthaler is maar één van de prachtige ontbreekwoorden in dit verhaal. Theetwijfel is er nog zo een. Aangiechelen. Onderwegvaders. Of uitzetmaatschappij.

“Een kleine roman” staat er op het omslag, heel bescheiden. Het slaat op zowel de vorm als de inhoud. Frijns brengt haar verhaal in erg korte stukjes, “miniatuurtjes”, schrijft Annelies Verbeke op de achterflap, soms maar enkele zinnen lang, hoogst zelden net iets meer dan een korte pagina. Die stukjes worden afgewisseld met gedichten, en met mooie tekeningen van Maïté Baillieul, die het boek een extra poëtische, dromerige dimensie geven.

Frijns schrijft verhalen over het gewone leven van alledag. Ze observeert de wijkbewoners in een koffiehuis of de tapasbar in Barcelona, haar Catalaanse thuisstad, ze haalt herinneringen op aan namiddagen met familie, ze schrijft over gesprekken met gewone mensen, al die dingen die het leven een beetje pit geven. Als ze een familie op reis helpt om enkele gekke vakantiefoto’s te maken met hun smartphone noteert ze: “Ook dicht bij de evenaar is het kleine groot, zijn het de minuscule momenten die het moeilijkst te evenaren zijn.” Het is misschien niet eens zo’n bijster originele gedachte, maar de manier waarop Frijns ze opschrijft, met die terugkerende evenaar, is wel subtiel.

‘Een olifant en een doorgesneden appel zitten op een terras’: niet het begin van een flauwe mop, maar alweer een fijne observatie over mensen

Uit dat op het eerste gezicht onsamenhangende geheel van aparte observaties en mijmeringen komt een solide portret bovendrijven van een zoekende vrouw. Ze meandert tussen Spanje, Nederland en België, de drie landen waar ze zich een beetje thuis voelt en soms ook weer niet. Haar gedachten zwerven naar andere plekken, andere mensen en andere tijden. Daaruit spreekt verdriet: over een te vroeg vertrokken moeder en een grotendeels afwezige vader, over vrienden die komen en gaan. Troost vindt ze bij de zwerfkatten die ze adopteert, de kinderen die ze ontmoet en de onbekenden die haar pad kruisen. “Onderweg, tijdens je zoektocht, kom je allerlei woorden tegen”, noteert ze, alsof het een samenvatting is van haar leven.

Frijns is een scherpe kijker die haar observaties erg beeldend weet te verwoorden. Daardoor word je weleens op het verkeerde been gezet, en denk je achteraf: goed gevonden, mooi verwoord. Een van de stukjes begint met de zin: “Een olifant en een doorgesneden appel zitten op een terras.” Daar zou een flauwe mop op kunnen volgen, maar het is alweer een fijne observatie over mensen op een terrasje.

Een andere keer hebben haar stukjes iets absurds, grappig. Niet op een hilarische manier, maar het soort humor dat je een grijns ontlokt, zoals die keer dat ze zich bij de balie meldt om een verloren dag te rapporteren. De bediende vraagt naar het uiterlijk (“kastanjebruin”), de lengte, of de verloren dag al eerder verloren ging en dan terugkomt (“Al eerder. Keert terug, meestal met ongewassen haar.”) en velt daarna zijn verdict: achtenveertig uur wachten. “Achtenveertig? Achtenveertig.” Het is grappig, met een heerlijke dubbele laag. Het maakt van Stille confetti een origineel debuut, qua taal en vorm.

Zo trekt Frijns observerend en schrijvend door het leven, zich afvragend wat haar plaats is op deze planeet, en waar ze de volgende pagina eens heen zal trekken. Misschien nog iets dichter bij de evenaar?

Caroline Frijns, Stille confetti, Krummholz, Breda/Antwerpen, 2025, 180 p.

Dirkmanmetbril

Dirk Vandenberghe

journalist

Geef een reactie

Gerelateerde artikelen

		WP_Hook Object
(
    [callbacks] => Array
        (
            [10] => Array
                (
                    [0000000000003b620000000000000000ywgc_custom_cart_product_image] => Array
                        (
                            [function] => Array
                                (
                                    [0] => YITH_YWGC_Cart_Checkout_Premium Object
                                        (
                                        )

                                    [1] => ywgc_custom_cart_product_image
                                )

                            [accepted_args] => 2
                        )

                    [spq_custom_data_cart_thumbnail] => Array
                        (
                            [function] => spq_custom_data_cart_thumbnail
                            [accepted_args] => 4
                        )

                )

        )

    [priorities:protected] => Array
        (
            [0] => 10
        )

    [iterations:WP_Hook:private] => Array
        (
        )

    [current_priority:WP_Hook:private] => Array
        (
        )

    [nesting_level:WP_Hook:private] => 0
    [doing_action:WP_Hook:private] => 
)