Schilderbroeders Jan Brueghel en Hendrick van Balen herleven in Musée de Flandre
Antwerpen was in diepe rouw toen Jan Brueghel, telg van een beroemde kunstenaarsfamilie, in 1625 bezweek aan cholera. Ook Hendrick van Balen, die met hem zo’n zeventig schilderijen maakte, was er het hart van in. Het Musée de Flandre in Cassel eert hun samenwerking met Brueghel & Van Balen, kunstenaars & kornuiten. Die expo toont hun specialiteiten: landschappen en bloemen bij Brueghel en bewegende figuren bij Van Balen. Maar wie schilderde nu wat op hun gezamenlijke werken?
Op het einde van de tentoonstelling boort een klein tableau een pijl door mijn hart. Het is de eenvoud van de robuuste compositie die me treft. Deze Maria met kind naast de heilige Catharina oogt haast modern, zeker na alles wat ik net heb zien passeren: zowat zeventig fijn gepenseelde mythische, allegorische en Bijbelse taferelen die wemelen van halfnaakte wezens in een bucolisch landschap.
Jan van Balen, ets van Wenceslas Hollar, datum onbekend© University of Toronto / Wikimedia Commons
De maagd met rode blouse op het eenvoudige paneeltje zou een wat verlegen hedendaags tienermeisje kunnen zijn, de lange haren loshangend om haar gezicht. De boorling geeft dynamiek aan de compositie doordat hij zijn arm diagonaal uitstrekt naar de heilige Catherina. De schoot waarop het kindje rust, is niet in detail weergegeven en ook de achtergrond blijft vaag.
De auteur van dit werk is Jan van Balen, zoon van Hendrick van Balen. De wandtekst heeft het over een miskende schilder, die het vak leerde in het familie-atelier en in de zeventiende eeuw werd weggezet als een klungelige na-aper van zijn vader. In de catalogus wijdt Bert Schepers van het Antwerpse studiecentrum Rubenianum enkele bladzijden aan deze in de nevelen van de kunstgeschiedenis opgeloste figuur.
Bekender dan Rubens
Ook de faam van vader Hendrick van Balen (1574/1575-1632), een van de twee protagonisten van deze expo, is fel getaand, maar in zijn tijd was hij een zeer gerespecteerde schilder. De Spaanse kunsthistorica Jahel Sanzsalazar, gespecialiseerd in Antwerpse zeventiende-eeuwse kunst, suggereert dat hij misschien wel bekender was dan zijn geniale stadsgenoot Pieter Paul Rubens – en soms meer betaald kreeg. Van Balens beroemdste leerling was de piepjonge Anton van Dyck, die zich later ging bekwamen in het atelier van Rubens. Daarnaast kreeg ook Frans Snyders, bekend van marktscènes met uitgestalde voedingswaren, zijn vorming in het atelier van Hendrick van Balen. Vanaf 1610 werkte Snyders op zijn beurt trouwens geregeld samen met Rubens.
Portret van Hendrick van Balen, gegraveerd door Paul Pontius© Rijksmuseum, Amsterdam
De bibliotheek van Van Balen getuigde van een rijke eruditie en een tomeloze nieuwsgierigheid. Voor zijn mythologische werken putte de schilder graag uit teksten van Homeros en Ovidius. Zijn stijl was minder expressief en flamboyant dan die van barokke tijdgenoten. Gedurende zijn hele carrière hield Van Balen vast aan een ingetogen en delicate uitvoering van figuren. Het evenwichtige kleurenpalet lijkt geïnspireerd te zijn door de Venetiaanse School.
Hendrick van Balen was in zijn tijd een zeer gerespecteerde schilder, misschien wel bekender én beter betaald dan zijn stadsgenoot Rubens
Over de reis naar Italië die Van Balen ondernam, is weinig bekend. Wellicht was hij in de jaren voor 1600 in Venetië, waar de Duitse fijnschilder Hans Rottenhammer een stempel zou hebben gedrukt op zijn stijl. Maar aangezien hij in 1605 mocht toetreden tot het Gilde van Romanisten, een kring voor Rome-reizigers waarvan hij twaalf jaar later de deken werd, mogen we aannemen dat het niet bij een bezoek aan de Dogenstad alleen is gebleven.
Hendrick van Balen, Susanna en de ouderlingen© Privécollectie
Anders dan zijn kompaan Brueghel, wiens dood een einde maakte aan een artistieke samenwerking van vijfentwintig jaar, kwam Van Balen niet uit een geslacht van kunstenaars. Zijn vader was een Antwerpse koopman die handelde in olie, kaarsen en kruidenierswaren. Al naargelang de bron kreeg Hendrik zijn opleiding bij Adam van Noort of Marten de Vos.
Fluwelen Brueghel
In Antwerpen, dat na de beeldenstorm van 1566 stilaan weer een florerende wereldstad werd, woonden Jan Brueghel (1568-1625) en Van Balen lange tijd in dezelfde straat. In 1604 kocht Brueghel het huis De Meerminne in de Lange Nieuwstraat. Enige tijd daarvoor was Van Balen eveneens in de Lange Nieuwstraat zijn werkplaats begonnen, die al snel druk bezocht werd. Men mag aannemen dat de twee bevriende kunstenaars elkaar bijna dagelijks zagen.
Jan Brueghel stamt uit een beroemde Brusselse kunstenaarsfamilie. Zijn vader, Pieter Bruegel de Oude en in de volksmond Pier den Drol, overleed toen Jan nog heel klein was. Zijn moeder was de dochter van de schilder Pieter Coecke van Aelst. Het was grootmoeder Mayken Verhulst, weduwe van Pieter Coecke en zelf bekend als aquarellist, die hem als eerste onderrichtte in schilderen met waterverf.
Portret van Jan Brueghel de Oude, gegraveerd door Antoon van Dyck © Museum Plantin-Moretus, Antwerpen
Vanaf 1583 kwam Jan Brueghel in Antwerpen terecht om er in schildersateliers te werken als assistent of “gezel”. Al snel liet hij zijn ambitie blijken met eigen werken, waarin de erfenis van zijn vader doorschemerde. Hij was amper twintig toen hij aan een vier jaar durende Italië-reis begon die hem, wellicht via Duitsland, naar Napels en Rome voerde. Niet alleen de antieke ruïnes, klassieke torso’s en Italiaanse landschappen waren op zo’n reis belangrijk, maar ook de ontmoetingen met lokale kunstenaars en de Fiamminghi, kunstenaars uit de Lage Landen die er waren blijven hangen. Een van hen was Paul Bril, meester in de weergave van Italiaanse landschappen. De ontmoeting met Bril in 1591 in Rome wakkerde bij Brueghel de voorliefde voor landschappen aan. Bril construeerde landschappen met elementen uit de werkelijkheid, maar de Italiaanse tekeningen van Brueghel waren topografisch betrouwbaarder.
Door zijn virtuoze weergave van stoffen verwierf Jan Brueghel de bijnaam de Fluwelen Brueghel
Ook voor dit aspect, de tekeningen in bruine inkt, heeft de expositie in Musée de Flandre oog. Onderzoekster Louisa Wood Ruby (van de Frick Art Research Library in New York) meent dat we de sporen van artistieke vernieuwingen vooral terugvinden in de tekeningen van Jan Brueghel, en niet in zijn schilderijen. Anders dan zijn oudste broer, Pieter Brueghel de Jonge, die in de herkenbare en dus goedverkopende trant van zijn vader bleef werken, koos Jan een eigen benadering. Ook hij beeldde het volkse leven af, maar we zien zijn figuren meestal met afgekeerd gezicht en in tegenstelling tot bij zijn vader spreekt er geen moraal uit de werken. Wel besteedde hij veel aandacht aan het verfijnen van een subtiel perspectief in landschappen met rivieren en wegen.
Toen hij eenmaal lid van het Sint-Lucasgilde was, integreerde Jan snel in het Antwerpse kunstenaarsmilieu. Een van zijn goede vrienden was Rubens, die een bekend portret maakte van Jan met zijn tweede vrouw en de twee kinderen. Hij was peter van de kinderen en na Jans dood kreeg hij de opdracht om, samen met onder anderen Van Balen, de wilsbeschikking uit te voeren. Rubens en Van Balen zullen na het overlijden van Jan ook de voogdij over de kinderen op zich nemen.
Jan Brueghel de Oude, Het offer van Isaak Genève, 1910© Musée d’Art et d’Histoire, Genève
Dankzij zijn afstamming en zijn netwerk kreeg Jan Brueghel makkelijk toegang tot vorsten en kardinalen. Zo trad hij aan als hofschilder van de aartshertogen Albrecht en Isabella, kreeg hij opdrachten van Albrechts broer, keizer Rudolf II van het Heilig Roomse Rijk, en van Sigismund III, koning van Polen. Voorts onderhield hij een langdurige relatie met kardinaal Federico Borromeo in Milaan, al verliep de geschreven communicatie met de kardinaal lange tijd via Rubens.
Door zijn virtuoze stofuitdrukking verwierf Jan de bijnaam de Fluwelen Brueghel. Op de tentoonstelling zien we onder andere een reeks kleine Bijbelse taferelen geschilderd op koper, waarin hij zijn technische vaardigheden op kleine schaal etaleerde. Blikvangers zijn een tweetal afbeeldingen van de hel.
Op een reeks houten paneeltjes pakte hij uit met beboste landschappen, soms met minuscule, Bijbelse figuren of profane jagers. Natuurlijk konden ook bloemstillevens, al dan niet met diamantjes op de voorgrond, en bloemen- en vruchtenkransen niet ontbreken in dit overzicht.
Specialisme
Jan Brueghel de Oude en Hendrick van Balen hadden elk hun eigen specialismen – de eerste blonk vooral uit in landschappen en bloemen en vruchten, de tweede in bewegende (halfnaakte) figuren. Toch is het moeilijk te zien wie welk deel van de dertien gezamenlijke werken in deze tentoonstelling heeft gepenseeld.
Hendrick van Balen en Jan Brueghel de Oude, Krans van vruchten rond een voorstelling met Cybele die geschenken ontvangt van personificaties van de vier jaargetijden, 1620-1622© Mauritshuis, Den Haag
Op zich is dat niet uitzonderlijk. Dergelijke werkverdeling was in Antwerpen al eerder een courante praktijk en de consistentie van de producten die de vele ateliers verlieten, was meestal verbazingwekkend. Het moet een sensibele dialoog hebben gevergd om de individuele “poot” van de diverse co-auteurs te laten verdwijnen in het geheel. Gaf de ene de aanzet en probeerde de tweede vervolgens in dezelfde chromatische tinten en met een verwante penseelvoering verder te werken? Of werkte de eerste achteraf ook de door de partner geschilderde partijen bij?
Het zijn vragen die vandaag moeilijk te beantwoorden zijn. Toch mag men aannemen dat op schilderijen als Pluto ontvoert Proserpine, waarbij de vele figuren het grootste deel van de oppervlakte bestrijken, Van Balen de toon heeft gezet en Brueghel een rol op de achtergrond heeft vervuld – letterlijk en figuurlijk.
Het zal een sensibele dialoog hebben gevergd om de individuele hand van Brueghel en Van Balen te laten verdwijnen in hun gezamenlijke werk
Van dit paneel uit een museumcollectie in Brighton bestaat een eerdere tekening van Van Balen die in het Louvre wordt bewaard. Bij vergelijking zien we dat de compositie enkele kleine wijzigingen heeft ondergaan: achter Pluto duikt een cupido op en daarnaast is in de verte de koets van Pluto toegevoegd. De bloemenmand die centraal staat op de tekening is helemaal naar links verschoven en de nimf is in het schilderij getooid met een hoed met een opgestoken bloem. Zouden die wijzigingen de inbreng van Brueghel geweest zijn?
Het is iets om over te speculeren na het museumbezoek, op een terrasje van de Grand’ Place in Kassel. Maar wat me nog meer bezighoudt, is die Jan van Balen. Zal de zoon van Hendrick herontdekt worden?
Brueghel & Van Balen, kunstenaars en kornuiten loopt nog tot 28 september 25 in het Musée de Flandre in Cassel.
Hendrick van Balen en Jan Brueghel de Oude, De bruiloft van Thetis en Peleus, ca 1618© Grand Palais RMN / Gérard Blot








Geef een reactie
Je moet ingelogd zijn op om een reactie te plaatsen.