Deel artikel

Lees de hele reeks
de franse nederlanden, geschiedenis

In de vroegmoderne tijd was het elke week wel ergens kermis

7 juli 2025 8 min. leestijd De Franse Nederlanden

Intense vreugde, diepe devotie, hevige hartstocht en rauw geweld: Pieter Brueghel de Oude en Pieter Balten beeldden ongeremde emoties af op hun schilderijen van kermissen. Het Palais des Beaux-Arts in Lille wijdt een tentoonstellingen aan deze volksfeesten in de Zuidelijke Nederlanden tijdens de zestiende en zeventiende eeuw. Maar wat vierde men eigenlijk op zo’n kermis? En hoe ging dat in zijn werk?

Het bekende schilderij De dorpskermis of Boerendans van Pieter Bruegel de Oude (Brabant, ca. 1525-1569) belicht de vrolijkheid op de kermis. Op het schilderij zien we dorpelingen dansen op de vrolijke tonen van de doedelzak, terwijl anderen zich tegoed doen aan potten bier. De sfeer is uitgelaten: mensen praten en lachen met elkaar, en een man en vrouw zijn verstrengeld in een innige omhelzing en kussen elkaar.

Maar wat voor feest zien we eigenlijk op dit soort schilderijen? Wat hield zo’n vroegmoderne kermis precies in? Op Bruegels schilderij zien we in de verte niet alleen de daken van kraampjes, maar is ook de kerk prominent aanwezig op de achtergrond. Dat verwijst naar het feit dat de kermis oorspronkelijk een christelijke viering was. De devotieprent en de kruik met bloemen in de boom benadrukken de religieuze context.

Deze christelijke volksfeesten, die al in de middeleeuwen werden gevierd, werden los van de wereldlijke foren georganiseerd en waren nauw verbonden met de patroondagen van de parochies. Op kermisdagen herdachten de parochianen de inwijding van de parochiekerk en de toewijding ervan aan een heilige, die voortaan hun patroonheilige was. De datum van de kermis varieerde dus per parochie, wat zorgde voor levendige lokale tradities en voor uitwisselingen met naburige dorpen en steden.

Kermissen werden zowel in steden als op het platteland gevierd en vormden een van de hoogtepunten van het jaar. De plechtigheden en feestelijkheden werden bijgewoond door de hele gemeenschap: vooral van binnen de parochie of stad zelf, maar ook mensen uit de wijdere omgeving waren aanwezig. Door die veelheid aan vieringen raakte de kermis diep verankerd in het sociale en emotionele leven van de gemeenschap. Net zoals in de middeleeuwen waren religieuze motieven, sociale status, culturele uitstraling en emotionele beleving sterk met elkaar verweven.

Het startschot en de misdienst

Het was geen geestelijke, maar een leek – vaak de koster – die het officiële startschot gaf voor de feestelijkheden. Hij kreeg de eer om het kermisvaantje uit te hangen. Dat was allesbehalve een banaal feit, maar een emotioneel beladen en visueel ritueel. Het vaantje wordt dan ook (zo goed als) altijd afgebeeld op schilderijen en prenten van een kermis. Op Kermis van Sint-Joris van Pieter Brueghel de Oude uit ca. 1560 wappert het bijvoorbeeld fier en hoog in de kerktoren

De kermisdag zelf begon met een eucharistieviering in de parochiekerk. Niets werd aan het toeval overgelaten voor een van de belangrijkste misdiensten van het kerkelijk jaar. Het ritueel van de vroegmis prikkelde alle zintuigen. Speciaal voor de kermis was de kerk versierd met groene meitakken, bloemenkransen en schilderijen. De pastoor droeg een nieuw of frisgewassen gewaad, en ook de kerkgangers trokken hun beste kledij aan. Overal brandden kaarsen, en tot een pond wierook werd ingeslagen in de aanloop naar de kermis. Violen, serpenten en orgels vulden de ruimte met muziek. Het uitzonderlijke karakter van de dienst uitte zich ook in de aanwezigheid van meerdere geestelijken die de mis meevierden.

Mensen kwamen van heinde en verre naar de kermisdagen, soms ten koste van de eigen parochie. Door de toestroom waren er soms zelfs hosties te kort. Kermis was niet alleen een feestdag waarop aflaten verdiend konden worden, maar ook een moment op familie te ontvangen of zelfs om te oogsten. Niet iedereen kwam dus opdagen tijdens de mis: sommigen verkozen werk of een pot bier in de herberg.

De pastoor had er alle baat bij om het ritueel aan te passen aan zijn parochianen en de vele genodigden van buiten zijn parochie. Dat kon bijvoorbeeld door indruk te maken tijdens de preek door midden in het volk te staan en gebruik te maken van intonatie en theatrale gebaren. Sommige kermispreken waren ware kunstwerken, aangepast aan de actualiteit en leefwereld. Eén pastoor herinnerde de aanwezigen eraan dat kermis de kerkwijding herdacht – terwijl zij het eerder zagen als een moment van loslaten tussen het werken door.

De kermisprocessie

Na de vroegmis volgde de kermisprocessie, bedoeld om de devotie tot de patroonheilige te versterken en God te eren. Het was het meest zichtbare religieuze moment van de kermisdag en oversteeg ruimschoots de lokale belangstelling.

De stoet bestond uit vertegenwoordigers van de hele parochie of stad. Ze trokken biddend en zingend door de straten of rond het grondgebied om God te danken en hem om hulp te vragen. Het was een auditief spektakel, met muziek van speellieden die waren ingehuurd door de schuttersgilden en het kerkelijke en burgerlijke bestuur.  De volgorde van de processie was vaak al eeuwen geleden vastgelegd, met de belangrijkste plaatsen gereserveerd rond het Heilig Sacrament, het genadebeeld of een relikwie. Ook veel leken namen deel aan de processie: schoolkinderen en schuttersgilden, en verenigingen zoals de ambachten in de steden. De schutters verschenen in vol ornaat, met trommels, muziek en vreugdeschoten.

Het Heilig Sacrament werd meegedragen in een monstrans onder een stoffen baldakijn, dat werd gedragen door kerkmeesters of plaatselijke jongens. De Mariabeelden werden gedragen door jonge vrouwen. Die heiligenbeelden en Mariabeelden stonden centraal, zowel spiritueel als emotioneel. Ze werden rijk aangekleed met kronen en gewaden, ook in kleine parochies. Dit toont aan hoe diep de verering geworteld was in de lokale gemeenschap. Wellicht gingen deze beelden generaties lang mee, en misschien wel meerdere eeuwen – in de historische bronnen zijn weinig aanwijzingen te vinden voor grote investeringen in de vervaardiging van nieuwe beelden.

Ommegangen in de steden

De parochianen werkten mee aan het ontwerpen en vervaardigen van kostuums voor figuranten zoals engeltjes, de reuzen en de fabeldieren die in sommige kermisprocessies werden meegedragen. De kermisreuzen waren misschien wel de bekendste en meest geliefde attracties. Gewone mensen droegen bij aan de bouw en het onderhoud van de reuzen, waarmee ze zich verbonden voelden. Sommige reuzenhoofden, gemaakt van papier-maché worden nog steeds bewaard en tentoongesteld. De mooist bewaarde exemplaren vinden we in Antwerpen: het Museum aan de Stroom (MAS) bezit de hoofden van kermisreus Druon Antigoon (1534-1535) en Pallas Athena (1765). Ook waren er ommegangsfiguren die een rechtstreekse interactie met het publiek aangingen. Het bekendste voorbeeld is de walvis die water spuwde, zoals in Antwerpen en Nieuwpoort gebeurde. Lokale vissers droegen de walvissen mee in de stoet.

Op het platteland vond de processie op een kleinere schaal en meestal zonder ommegangsfiguren plaats, maar ze was niet minder belangrijk: het gebrek aan andere vormen van entertainment in sommige plattelandsparochies maakte de processie tot een van de jaarlijkse hoogtepunten. Bovendien bood de kleinere omvang van deze gemeenschappen meer ruimte voor parochianen om bij te dragen aan de voorbereiding en uitvoering, en om hun eigen accenten te leggen op het vlak van versiering en kostuums.

Middagbanket

Na de processie volgden er banketten waarbij de parochianen samen met hun genodigden uitgebreid aten en dronken – thuis of in een herberg. Bezoekjes aan een kermis in de zestiende en zeventiende eeuw gingen steevast gepaard met gezellig samenzijn met familie, vrienden, buren en kennissen. Sociabiliteit en verbroedering waren kernwaarden van de katholieke kermis.

Het uitnodigen van buitenstaanders symboliseert dat de kermis een perfect moment was om hun vreugde te delen. Het delen van een maaltijd en een glas wijn of pot bier stonden symbool voor de onderlinge solidariteit, en samen een uitgebreid en smakelijk banket en sloten bier en wijn consumeren leidden tot gezellig samenzijn, vrolijke taferelen en fijne herinneringen. Elke parochiaan, geestelijke of leek, deed eraan mee.

Namiddagplezier en avondvertier

Het eten en drinken, dansen en gokken ging de hele dag en nacht door en bracht de kermisgangers in een uitgelaten en bedwelmende stemming. Volksspelen vonden plaats op straat, pleinen en in herbergen, die centra van feestgedruis waren. Toch klonk er in de zestiende eeuw regelmatig kritiek op overmatig drinken en gokken, zowel in moraliserende literatuur als in stedelijke verordeningen. Overtredingen van de verplichte rust op kermisdagen, geweld, ijdelheid en verspilling in herbergen werden stevig veroordeeld. Vanaf de zeventiende eeuw kwam kritiek vooral van hogere geestelijken, terwijl pastoors zich weinig zorgen leken te maken en zelf duchtig deelnamen aan de feestelijkheden na afloop van het ceremoniële gedeelte.

In de herbergen heerste een ongeschreven gedragscode waarin stevig drinken – zolang dat niet leidde tot extreem verbaal of fysiek geweld – beschouwd werd als mannelijk en gezellig, en een hulpmiddel voor humor en vriendschap.

In veel steden en dorpen organiseerden de lokale burgerlijke overheden, vaak op vraag van de bevolking, spelen en sportwedstrijden, zoals schutters- en schermerstoernooien, waarbij ze ook prijzen uitreikten. De subsidie van sport en spel was een creatieve manier om vermaak te bieden en van heinde en verre mensen aan te trekken, waardoor de lokale kas werd gespekt. Die wedstrijden dienden dus niet alleen ter ontspanning, maar droegen ook bij aan het politieke prestige van het dorp of de stad, trainden deelnemers in fysieke vaardigheden, consolideerden de sociale banden binnen de gemeenschap én brachten geld in het laatje.

Het culturele landschap tijdens de kermisperiode omvatte verschillende vormen van vermaak en sociale activiteiten. Het rederijkerstoneel, dat al sinds de zestiende eeuw populair was, werd soms aangevuld met toneelstukken van jezuïeten en andere religieuze orden.

Kermis in zeventiende en achttiende eeuw

Tijdens de Reformatie en de Opstand in de zestiende eeuw bleven veel kermissen op de kalender staan, maar werden ze het mikpunt van spot door protestanten. Door de oorlogsomstandigheden werden kermissen dan ook regelmatig geschrapt en uitgesteld.

Na het kerkelijk Concilie van Trente (1545-1563) en tijdens de katholieke hervorming in de Habsburgse Nederlanden bloeide de oude traditie opnieuw op. In het begin van de zeventiende eeuw was de kermis helemaal terug van weggeweest. Het aantal religieuze processies groeide opnieuw in snel tempo. Enkele grote kermisprocessies en ommegangen groeiden uit tot vieringen die een hele stad mobiliseerden – de bekendste zijn die van Antwerpen, Bergen, Brugge, Brussel en Leuven.

Alle kermisprocessies, zowel in de stad als op het platteland, kregen op dezelfde manier vorm ondanks de verschillen in omvang. En overal in de Habsburgse Nederlanden werden vrijwel de heel zomer door, van Pasen tot midden november, kermissen gevierd.

Ook in de hele zeventiende eeuw was er in de Habsburgse Nederlanden periodiek oorlogsgeweld, wat vele dorps- en stadskassen plunderde. Toch hadden deze omstandigheden – zeker in de tweede helft van de zeventiende eeuw – een relatief geringe invloed op de organisatie van kermissen. Na elke oorlog steeg het aantal uitgaven voor kermissen opnieuw zeer snel. In de achttiende eeuw bleven ze onverminderd populair.

Door de sterke zintuiglijke beleving en het affectieve karakter van de kermis als een gezamenlijk beleefd katholiek ritueel, raakte die traditie diep verankerd in het collectieve geheugen van de vroegmoderne mens.

Gebaseerd op Emma D’haene, Blije kermisdagen. Feesten in de Spaanse en Oostenrijkse Nederlanden (1500-1800), Uitgeverij Sterck & De Vreese, 2025.

De tentoonstelling Vlaamse feesten en vieringen. Brueghel, Rubens, Jordaens… is tot 1 september te zien in Palais des Beaux-Arts de Lille (Rijsel).

Emma D’haene

historica, auteur van Blije kermisdagen. Feesten in de Spaanse en Oostenrijkse Nederlanden (1500-1800) (Sterck & De Vreese, 2025)

Geef een reactie

Lees ook

		WP_Hook Object
(
    [callbacks] => Array
        (
            [10] => Array
                (
                    [0000000000002b630000000000000000ywgc_custom_cart_product_image] => Array
                        (
                            [function] => Array
                                (
                                    [0] => YITH_YWGC_Cart_Checkout_Premium Object
                                        (
                                        )

                                    [1] => ywgc_custom_cart_product_image
                                )

                            [accepted_args] => 2
                        )

                    [spq_custom_data_cart_thumbnail] => Array
                        (
                            [function] => spq_custom_data_cart_thumbnail
                            [accepted_args] => 4
                        )

                )

        )

    [priorities:protected] => Array
        (
            [0] => 10
        )

    [iterations:WP_Hook:private] => Array
        (
        )

    [current_priority:WP_Hook:private] => Array
        (
        )

    [nesting_level:WP_Hook:private] => 0
    [doing_action:WP_Hook:private] => 
)