Een kwarteeuw na de Bolognaverklaring blijft werken over de grens moeilijk
Werken aan de andere kant van de grens is nog steeds een echte uitdaging. In de regio Frankrijk-Wallonië-Vlaanderen blijft de professionele mobiliteit gehinderd, ondanks veelbelovende initiatieven en een groeiende vraag op de arbeidsmarkt.
Grensoverschrijdende arbeidsmobiliteit zou een evidentie moeten zijn in de grensregio Noord-Frankrijk-Wallonië-Vlaanderen. Ze zorgt voor een meerwaarde bij de persoonlijke ontwikkeling, kan mee een antwoord bieden op de mismatch tussen vraag en aanbod op de arbeidsmarkt én kan als hefboom dienen voor socio-economische ontwikkeling in de grensregio. Toch blijkt die mobiliteit in de praktijk niet zo vanzelfsprekend.
© grenzeloos-tewerkstellen.eu
In de statistieken van de uitgaande grensarbeiders uit de provincies West-Vlaanderen en Henegouwen naar Frankrijk zien we weinig of geen beweging in de periode 2018-2023: een te verwaarlozen stijging van 787 naar 790 West-Vlaamse grensarbeiders en een lichte daling van 6.587 naar 6.475 grensarbeiders vanuit Henegouwen. Kijken we naar de inkomende grensarbeid in West-Vlaanderen en Henegouwen, dan zien we zelfs een opvallende daling: van 6.215 naar 3.373 in West-Vlaanderen en van 21.436 naar 15.138 in Henegouwen. Dat heeft verschillende redenen, en de situatie verschilt sterk van sector tot sector en van streek tot streek. Maar duidelijk is wel dat werken aan de andere kant van de grens nog altijd sterk bemoeilijkt wordt. Dat komt door verschillen in wet- en regelgeving, en door de uitgebreide administratieve procedures om die te overbruggen.
Met de ondertekening van de Bolognaverklaring, precies 25 jaar geleden, werd een belangrijke beweging ingezet naar één Europese ruimte voor hoger onderwijs (Espace européen de l’enseignement supérieur of EEES). Maar in 2025 blijven er nog heel wat uitdagingen en drempels. Een daarvan is de automatische erkenning van kwalificaties. Met verwijzing naar een engagement aangegaan in Parijs in 2018 bevestigde de EEES-conferentie van de ministers van Onderwijs in Tirana eind mei 2024 dat dit een van de drie kernelementen is om de Europese ruimte voor hoger onderwijs succesvol gestalte te geven.
Werken aan de andere kant van de grens wordt nog altijd sterk bemoeilijkt door verschillen in wet- en regelgeving
Maar dat engagement heeft nog tot weinig resultaat geleid, ook niet in de grensregio Frankrijk-Wallonië-Vlaanderen. Wie vandaag over de grens aan de slag wil, in het onderwijs of een andere sector, krijgt nog altijd te maken met de vraag naar het “juiste” diploma. Dat geldt trouwens ook voor functies waarvoor een specifiek diploma wettelijk niet noodzakelijk is. Nog altijd is er een zekere terughoudendheid bij werkgevers om kandidaten met een buitenlands diploma aan te werven.
Bovendien koppelen werkgevers binnen bepaalde sectoren (zoals de publieke sector) wel vaker statuut of verloning aan diplomavereisten. Buitenlandse werknemers kunnen weliswaar aan het werk, maar niet onder de voorwaarden die bij hun kwalificatie passen. De laatste jaren zorgt de krapte op de arbeidsmarkt wel voor enige verandering. Werkgevers stellen zich soepeler op en worden zelfs steeds vaker pleitbezorgers van gerichte economische migratie.
In gereglementeerde beroepen is de situatie nog prangender. Je hebt een erkend diploma nodig of je moet examens afleggen vooraleer je dat beroep wettelijk mag uitoefenen. Jammer genoeg verschillen de gereglementeerde beroepen in Europa van land tot land. Dat creëert een moeilijk te ontwarren kluwen. Gelukkig heeft de Europese Commissie een eerste aanzet gegeven om hierin wegwijs te geraken met een portaalsite en bijbehorende tools.
Een bilateraal akkoord tussen Frankrijk en België, zoals er nu al een akkoord bestaat op het niveau van de Benelux, zou soelaas kunnen brengen
Er is meer. De vereisten per gereglementeerd beroep kunnen ook nog verschillen van land tot land. Een specifiek diploma dat in het ene land voldoet is niet automatisch voldoende in het andere. Er kunnen andere eisen worden gesteld voor het aantal stage-uren, credits voor specifieke vakken, enzovoort. Om een gelijkschakeling van hun diploma te krijgen, kunnen toekomstige werknemers terecht bij specifieke instanties. Zo zijn Frankrijk en België aangesloten bij het ENIC-NARIC-netwerk. Dat is een samenwerkingsverband tussen national information centres on academic recognition of qualifications.
Frankrijk, Vlaanderen en Wallonië hebben alle een officieel NARIC-centrum. Je kan via de website zien of een gelijkschakeling van je diploma nodig is. Is dat zo, dan zorgt NARIC voor een een-op-eenbegeleiding. Die is (grotendeels) gratis, maar de procedures zijn uitgebreid en de wachttijden kunnen behoorlijk oplopen afhankelijk van het aantal aanvragen. Bij ENIC-NARIC France moet je momenteel na het indienen van een aanvraag gemiddeld drie tot vier maanden wachten vooraleer de behandeling van de aanvraag wordt opgestart. Ontbreekt er ook maar één klein element in het dossier, dan moet de aanvraag opnieuw worden ingediend en begint alles van nul.
Een specifiek diploma dat voldoet in het ene land is niet automatisch voldoende in het andere© www.freepik.com
Is je diploma na lang wachten toch gelijkgeschakeld, dan ben je er in sommige gevallen nog altijd niet. Want bovenop het diploma kunnen andere vereisten worden gesteld om een beroep te mogen uitoefenen. Zo is in het onderwijs in België een taalregeling van kracht. Leerkrachten moeten niet alleen een specifiek diploma kunnen voorleggen, maar ook aantonen dat ze de onderwijstaal machtig zijn. In Vlaanderen is de onderwijstaal Nederlands, in Wallonië Frans. Wie als Franse leerkracht in Vlaanderen Franse les wil geven in het reguliere onderwijs, zal zijn of haar kennis van het Nederlands moeten bewijzen, via een attest of een taalexamen.
De conclusie van de Tirana-conferentie over de noodzaak aan diploma-erkenning is dus volledig terecht. Pas als die er komt, zal arbeidsmobiliteit echt makkelijker worden. Door de traagheid waarmee beslissingen voor het onderwijs worden genomen en de complexiteit van de problematiek, zal er tegen een volgende EEES-conferentie wellicht nog altijd geen (automatische) diploma-erkenning zijn.
In afwachting kan een bilateraal akkoord tussen Frankrijk en België, zoals er nu al een akkoord bestaat op het niveau van de Benelux, soelaas brengen. Met het akkoord in de schoot van de Benelux erkennen België, Nederland en Luxemburg automatisch het niveau van elkaars diploma’s hoger onderwijs. Daar zijn wel voorwaarden aan verbonden, zoals de kwaliteitsgarantie van de opleidingen door een bevoegde instantie. De diploma’s moeten ook worden uitgereikt door een erkende hogeronderwijsinstelling. Dit akkoord biedt nog geen oplossing voor de erkenning van specifieke diploma’s, maar een aanvraag tot niveau-erkenning bij NARIC hoeft alvast niet. Het Benelux-akkoord werd in mei 2024 trouwens uitgebreid naar de Baltische staten.
Meerdere initiatieven
Zijn er geen oplossingen die de grensregio zelf kan uitwerken? Toch wel, die zijn er op verschillende niveaus. Vandaag zijn ze zelfs deels werkzaam.
Naast de officiële, nationale contactpunten en online portaalsites en tools zijn er binnen de grensregio diverse aanvullende initiatieven opgezet om werknemers en werkgevers aan beide zijden van de grens te informeren over diplomagelijkschakeling en naar de juiste instanties te leiden. Deze initiatieven zijn zowel structureel als projectmatig (bijvoorbeeld in het kader van grootschalige Interreg-projecten als Compétences sans frontières) en te vinden in onder meer de onderwijssector (bijvoorbeeld bij leerloopbaanbegeleiding), economie en werk. Een voorbeeld uit die laatste sector is het recent opgerichte International House West Flanders, dat onder meer “ervaringsdeskundigen” (werknemers die nu al over de grens werken) in informele netwerkmomenten met toekomstige werknemers samenbrengt.
© International House West Flanders
Vanuit het Interreg-project Compétences sans frontières werd geëxperimenteerd met het organiseren van gezamenlijke grensoverschrijdende opleidingen voor specifieke sectoren. Daarbij zette men in op competenties die nodig zijn voor knelpuntberoepen in sectoren als voeding en de bouw. De ervaringen werden gebundeld in een draaiboek. Dat maakt onder meer duidelijk dat een grondige kennis van de verschillen aan weerskanten van de grens essentieel is. Vaak is nog te weinig geweten welke diploma’s en certificaten precies nodig zijn of een meerwaarde vormen om aan de andere kant van de grens aan de slag te kunnen. Een analyse van de meest voorkomende vacatures in de grensregio biedt hiervoor al belangrijke informatie. De projectpartners maken hierbij wel een belangrijke kanttekening. Omdat werkgevers zich niet noodzakelijk tot grensarbeiders richten, maken taaleisen meestal geen onderdeel uit van een vacature. Maar als er bijvoorbeeld geen taaleisen in een Vlaamse vacature vermeld staan, kunnen de kandidaten er niet zomaar van uitgaan dat ze geen kennis van het Nederlands hoeven te hebben.
Daarnaast zijn werkgevers zelf steeds meer bereid om te investeren in begeleiding en opleiding on the job. Dat biedt hoegenaamd geen oplossing voor gediplomeerden in het hoger onderwijs, maar kan er wel toe bijdragen dat de werknemer specifieke of aanvullende attesten in technische beroepen (zoals een heftruckattest) of zorgberoepen (bijvoorbeeld de vereiste van een gevolgde stages) makkelijker kan ontvangen.
Zulke initiatieven brengen zoden aan de dijk, maar zijn te beperkt en niet duurzaam genoeg. De kern van het probleem – de acute nood aan automatische diplomagelijkschakeling – raakt daarmee niet weggewerkt. Werken over de grens zal enkel makkelijker worden als de verschillende overheidsniveaus erin slagen om die ene onderwijsruimte in Europa eindelijk vorm te geven.
Het Compétences sans frontières-project maakte deel uit van Interreg France-Wallonie-Vlaanderen en is ondertussen afgesloten. De ontwikkelde tools, gidsen, enz. blijven wel beschikbaar.





Geef een reactie
Je moet ingelogd zijn op om een reactie te plaatsen.