Context bij cultuur in Vlaanderen en Nederland

Publicaties

Context bij cultuur in Vlaanderen en Nederland

Het verhaal van het Vlaams in Noord-Frankrijk begon in de Zuid-Russische steppe
0 Reacties
Évariste-Vital Luminais, Gevecht tussen Galliërs en Romeinen
Évariste-Vital Luminais, Gevecht tussen Galliërs en Romeinen Évariste-Vital Luminais, Gevecht tussen Galliërs en Romeinen
De Franse Nederlanden
taal

Het verhaal van het Vlaams in Noord-Frankrijk begon in de Zuid-Russische steppe

Hoewel er vandaag steeds minder sprekers overblijven, wordt er in het noordwesten van Frankrijk sinds vele eeuwen Vlaams, of een voorloper daarvan, gesproken. Hoe is dat dialect van het Nederlands in het huidige Noord-Frankrijk terechtgekomen?

Voor het prille begin keren we terug tot ongeveer 5.000 voor Christus. Er waren toen mensen die een taal spraken die we nu het Indo-Europees noemen. Waar zij exact woonden, is nog altijd voer voor discussie, maar aan de hand van taalkundige analyse en archeologische vondsten is het waarschijnlijk dat ze ergens in het Zuid-Russische steppegebied tussen de Zwarte en de Kaspische Zee te vinden waren.

De taal van deze mensen is de voorloper van heel wat talen in Europa en delen van Azië. Waarschijnlijk verlieten ze het gebied waar ze woonden ten gevolge van hongersnood en overbevolking, maar dat is niet zeker. Wat we wel met zekerheid weten, is dat ze beschikten over paarden en wagens die migraties mogelijk maakten. Rond het derde millennium voor Christus vestigden zich heel wat van die Indo-Europeanen in Scandinavië, het noorden van Nederland en Noord-Duitsland. In die gebieden ontwikkelde zich een taal die zich meer en meer van andere taalgroepen binnen de Indo-Europese talenfamilie ging onderscheiden en die voor ons verhaal van groot belang is: het Germaans.

Via volksverhuizingen verspreiden de Germanen zich geleidelijk aan over Europa en ze namen daarbij hun taal met zich mee

Via verschillende volksverhuizingen verspreidden de Germanen zich geleidelijk aan verder over Europa en ze namen daarbij hun taal met zich mee. Door die volksverhuizingen werd het Germaans steeds minder homogeen en begonnen er zich verschillende Germaanse talen te ontwikkelen. Waarschijnlijk vestigden Germaanse stammen zich een tweetal eeuwen voor het begin van onze jaartelling in het zuiden van de Nederlanden. Ze stootten er op een ander Indo-Europees volk dat zich daar in de voorgaande eeuwen gevestigd had en vanuit zuidelijke richting gekomen was: de Kelten. Die Kelten leefden in stamverband en werden door de Romeinen Galliërs genoemd. In de Westhoek en een deel van Pas-de-Calais woonden de Morenen, een Gallische stam.

Julius Caesar legt het uit

De eerste commentaren op de taalsituatie in de Zuidelijke Nederlanden en het Noorden van Frankrijk zijn te vinden in Caesars Commentarii de Bello Gallico, waarin de inlijving van Gallië uitvoerig besproken wordt. Daarin wordt onder meer vermeld dat er in die gebieden een andere taal gesproken werd dan bij de Kelten ten zuiden van de Seine en de Marne. Bovendien schrijft Caesar dat heel wat Gallische stammen al gegermaniseerd waren. Dat betekent dat er voor de komst van de Romeinen al een Germaans-Keltisch menggebied bestaan moet hebben in het noordwesten van Frankrijk en een deel van België.

Voor de komst van de Romeinen moet er al een Germaans-Keltisch menggebied bestaan hebben in het noordwesten van Frankrijk en een deel van België

Dat het gebied niet altijd volledig Germaans geweest is, weten we ook door de taal zelf te bestuderen. Zo zitten er in het Nederlands woorden en klanken die hoogstwaarschijnlijk uit het Keltisch overgenomen zijn. Germaanse woorden konden bijvoorbeeld niet beginnen met [kl] of [kn], maar toch vinden we in het Nederlands wel woorden zoals klimmen of knop. Ook bepaalde toponiemen en eigennamen, zoals de river de Dender zijn van oorsprong Keltisch.

De krijtlijnen van een Germaans-Romaanse taalgrens

Wie aan Frans-Vlaanderen denkt, denkt natuurlijk aan de Romaans-Germaanse taalgrens, maar van Romaans was er tot hiertoe nog geen sprake. Hoe komt het dan dat Noord-Frankrijk vandaag tweetalig Romaans-Germaans taalgebied is?

De romanisering van de contreien waarover we het hebben, begint in het midden van de eerste eeuw voor Christus, op het moment dat Caesar Gallië verovert. In die periode worden de fundamenten van een Germaans-Romaanse taalgrens gelegd. Grote delen van België en Nederland, waar de bevolking met Germaans-Keltische wortels woonde, kwamen toen voor lange tijd onder Romeins zeggenschap. De hele zuidelijke Nederlanden, waaronder het noordwesten van Frankrijk, werden geromaniseerd, met uitzondering van de Kempen (in het Noorden van België en het Zuiden van Nederland). Het volkslatijn werd er de voertaal. De germanisering die sinds de tweede eeuw voor Christus bezig was, werd in de zuidelijke Nederlanden dus grotendeels tenietgedaan door de Romeinen.

In het midden van de eerste eeuw voor Christus, wanneer Caesar Gallië verovert, worden de fundamenten van een Germaans-Romaanse taalgrens gelegd

De Romeinen wilden het gebied dat ze net gekoloniseerd hadden natuurlijk goed verdedigen tegen vijanden. Een belangrijke verdedigingslinie liep van Boulogne via Kassel, Kortrijk en Tongeren tot Keulen. Er wordt vaak geopperd dat de taalgrens in oorsprong een gevolg moet zijn van die verdedigingslinie. In de tweede helft van de derde eeuw verandert de situatie immers ingrijpend. Als gevolg van heel wat opstanden en plundertochten werden de gebieden ten noorden van die verdedigingslijn grotendeels verlaten door de Gallo-Romeinse bevolking. De Romeinse overheersers gaven het gebied op, te meer omdat ze al hun troepen nodig hadden om verdediging te bieden tegen de invallende Goten in Italia. Nieuwe Germaanse stammen zouden de streek daarna opnieuw koloniseren en germaniseren.

De Germanen blijven plakken

De zuidelijke Nederlanden werden niet op één bepaald moment en door één bepaalde Germaanse stam gekoloniseerd, maar wel door verschillende Germaanse volkeren en op meerdere momenten in de tijd. Die verschillende migratiebewegingen laten nog steeds hun sporen na in de indeling van het Nederlandse dialectlandschap zoals we het vandaag kennen. We zien er vooral verschillen tussen westelijke en oostelijke dialecten en niet – zoals vaak verwacht wordt – tussen noordelijke en zuidelijke dialecten. De grootste verschillen in het zuidelijk-Nederlandse dialectlandschap, waarvan de dialecten in Frans-Vlaanderen deel uitmaken, zijn die tussen de Vlaamse dialecten die gesproken werden in wat ruwweg overeenkomt met het oude graafschap Vlaanderen enerzijds en de oostelijke dialecten (het Brabants en het Limburgs) anderzijds.

Die tegenstelling is ontstaan rond de vierde eeuw na het begin van onze jaartelling, toen twee verschillende Germaanse volkeren door de beschreven contreien trokken. Vanaf de tweede helft van de derde eeuw vielen Noordzeegermanen (waarschijnlijk vooral Saksen) binnen vanaf de kustlijn in het westen, van Noord-Frankrijk tot Zuid-Holland. Vanuit het oosten trokken Weser-Rijngermanen (of Salische Franken) richting binnenland. Die twee groepen ontmoetten elkaar ter hoogte van de Schelde-Denderlijn, die vandaag nog steeds het oosten van de huidige provincie Oost-Vlaanderen vormt. Taalkundig markeert die lijn vandaag nog steeds de dialectgrens tussen het Vlaams en het Brabants.

De zuidelijke Nederlanden zijn niet op één moment en door één Germaanse stam gekoloniseerd, maar door verschillende Germaanse volkeren op meerdere momenten in de tijd

Een andere dialectgrens die teruggaat op die Germaanse migratiebewegingen is die tussen het Brabants en het Limburgs. Na de doortocht van de Salische Franken trokken later ook de Ripuarische Franken (Franken die vooral ten oosten van de Rijn woonden) richting het westen. De westelijke grens van hun expansiegebied vormt vandaag de dialectgrens tussen de Brabantse en de Limburgse dialecten.

In Frans-Vlaanderen zien we nog steeds talige getuigenissen van die Germaanse kolonisatie. Het is niet toevallig dat veel elementen in de zuidwestelijke Vlaamse dialecten erg aan het Engels doen denken: de Noordzeegermanen zetten namelijk ook voet aan wal aan de Engelse kust. Beide talen hebben daardoor heel wat gemeenschappelijk. Een paar voorbeelden uit de woordenschat zijn wied (Engels: weed) voor onkruid, e lietje (a little) voor een beetje of snaake (En. snake) voor bloedzuiger, salamander, slang, via betekenisoverdracht ook soms gebruikt voor een boosaardig persoon.

Steeds minder Vlaams

Hoe ging het verder met de taalgrens? Aan het begin van de vierde eeuw, toen de Romeinen het gebied verlaten hadden, grepen de Salische Franken hun kans om hun macht en hun gebied naar het zuiden uit te breiden. Na de definitieve val van het West-Romeinse Rijk in 476 stichtten ze een nieuw rijk ten zuiden van de oude Romeinse verdedigingslinie. Hoewel de heersers Frankisch, een Germaanse taal, spraken, bleef de voertaal ten zuiden van die lijn het Volkslatijn. De feodale klasse bleef vele generaties tweetalig, maar werd uiteindelijk volledig geromaniseerd. Ten noorden van de oude verdedigingslinie vermengden de Franken zich met de lokale bevolking. Het gebied werd op die manier opnieuw gegermaniseerd en de voertaal was er niet langer het Volkslatijn.

De grens tussen Germaanstalig en Romaanstalig gebied liep van west naar oost: van Montreuil (Pas-de-Calais) tot Aken-Vaals (aan het drielandenpunt)

Er begon zich dus stilaan een echte taalgrens af te tekenen tussen een Germaanstalig en een Romaanstalig gebied. De grens liep van west naar oost: van Montreuil (Pas-de-Calais) tot Aken-Vaals (aan het drielandenpunt tussen België, Nederland en Duitsland) en valt dus ongeveer samen met de oude verdedigingslinie van de Romeinen. Die taalgrens kan weliswaar niet gezien worden als een strikte afbakening tussen de twee talen. Er bestonden bijvoorbeeld een aantal Romaanse taaleilanden in het Germaans gebied. Er gebeurden ook verschuivingen in omgekeerde richting, vooral in de streek rond Calais.

In de daaropvolgende eeuwen verschoof de taalgrens steeds verder naar het noorden ten koste van het Germaans, vooral in Frans-Vlaanderen en Henegouwen. In het begin was het een geleidelijke verschuiving die zich over vele eeuwen uitstrekte. Die verschuiving was vooral te wijten aan het grote prestige van het Picardisch, het Romaanse dialect dat in het noordwesten van Frankrijk gesproken werd. Na de annexatie van Frans-Vlaanderen door Lodewijk XIV was de verschuiving grotendeels een gevolg van verschillende (taal)politieke beslissingen. De taalpolitiek was immers sterk gericht op het verbieden van minderheidstalen, waardoor ze uiteindelijk bijna volledig werden uitgeroeid. Met het verdwijnen van de laatste sprekers van een Germaans dialect in Noord-Frankrijk zal het westelijke deel van de Belgisch-Franse landsgrens daardoor steeds duidelijker samenvallen met de taalgrens.

Bronnen
• Johan De Caluwe, Veronique De Tier, Anne-Sophie Ghyselen en Roxane Vandenberghe, Atlas van het dialect in Vlaanderen, Lannoo, Tielt, 2021.
• Magda Devos, Genese en structuur van het Vlaamse dialectlandschap, in Johan De Caluwe & Magda. Devos (red.), Structuren in talige variatie in Vlaanderen, Studia Germanica Gandensia (Libri) / Spieghel Historiael, Academia Press, Gent, 2006, pp. 35-61.
• Guy Janssens & Ann Marynissen, Het Nederlands vroeger en nu, derde herwerkte uitgave, Acco, Leuven, 2008.
• Fieke Van Der Gucht, Johan De Caluwe en Mathilde Jansen, Atlas van de Nederlandse taal: editie Vlaanderen, Lannoo, Tielt, 2017.
• Nicoline van der Sijs en Roland Willemyns, Het verhaal van het Nederlands: een geschiedenis van twaalf eeuwen, Bert Bakker, Amsterdam, 2009.
___
Dit onderzoek wordt gefinancierd door een postdoctorale onderzoeksbeurs aan M. Farasyn van het Fonds Wetenschappelijk Onderzoek Vlaanderen (FWO 12P7922N).
Aanmelden

Registreer je of meld je aan om een artikel te lezen of te kopen.

Sorry

Je bezoekt deze website via een openbaar account.
Je kunt alle artikelen lezen, maar geen producten kopen.

Belangrijk om weten


Bij aankoop van een abonnement geef je toestemming voor een automatische herabonnering. Je kunt dit op elk moment stopzetten door contact op te nemen met emma.reynaert@onserfdeel.be.