Janna Coomans wint de Libris Geschiedenis Prijs met ‘Dievenland’
Wie in de vijftiende en zestiende eeuw een sieraad of een jas stal, kon dat met de dood bekopen. Waarom gingen mensen dan toch met elkaars goed aan de haal? Janna Coomans dook in eeuwenoude strafregisters en bekentenissen om dat te achterhalen, en biedt met Dievenland een unieke blik op de late middeleeuwen. Ze wint er de Libris Geschiedenis Prijs 2025 mee, en maakt nog kans op de Boekenbon Literatuurprijs.
Buidels en geldzakjes uit de herberg van waardin Hille. Ook enkele jassen en tassen. Melk en warmoes uit de tuin van de zusters. Een zilveren lepel en zes koeken bij Jan Smit. Het is lang geleden gestolen goed dat in Dievenland. Overleven in de middeleeuwen weer even boven water komt. Met haar boek biedt de Utrechtse docent en historica Janna Coomans een bijzondere inkijk in het onderste segment van de middeleeuwse samenleving in de vijftiende- en zestiende-eeuwse Nederlanden.
Centraal staan “gewone” mensen die spartelen om te overleven en die daarom stelen: omdat het niet anders kan, omdat ze tegenslag hebben gehad, of omdat ze lak hebben aan alles, aan alle regels, een degout van de samenleving. Coomans spoorde een hele berg dieven op: honderdachtenvijftig voor Kampen en Deventer, op een bevolking van respectievelijk slechts acht- en vijfduizend inwoners. Centraal staat de periode van 1450 tot 1550, de overgang van de middeleeuwen naar de vroegmoderne tijd. Zoals de meeste onderzoekers in Nederland legt Coomans de cesuur bij de aanvang van de Nederlandse Opstand (1568) – in België zouden historici het aanvangsjaar van de regering van keizer Karel V (1506) als ankerpunt nemen. Zo zie je maar hoe gekleurd jaartallen als cesuren zijn.
© Keke Keukelaar
Coomans ploeterde zich door strafregisters en andere juridische bronnen in archieven in zowel Nederland als België, maar in Dievenland focust ze voornamelijk op de Nederlandse ruimte. Centraal staan de steden Deventer, Kampen en ’s Hertogenbosch (Den Bosch), zijdelings komen ook casussen uit Brussel, Antwerpen en andere steden aan bod. Ze laat zien hoe die keuze beïnvloed wordt door de bronnen. Zo zijn er voor Kampen gedetailleerde dievenbekentenissen bewaard met ellenlange opsommingen van het gestolen goed, de slachtoffers en de locaties… een goudmijn voor historici. Op die manier leert Coomans ons hoeveel maar dikwijls ook hoe weinig we hebben aan middeleeuwse bronnen. Het enige wat bekend is over de “hoofdrolspelers” zijn de veroordelingen. Over hun familiale achtergrond of hun werk weten we nauwelijks iets. Dat Coomans universitair geschoold en gestoeld is, merk je aan de transparantie waarmee ze over de mogelijkheden en beperkingen van haar bronnenmateriaal schrijft.
Niet made in China
Meermaals probeert Coomans de middeleeuwse samenleving af te wegen tegenover “de onze” om haar lezers duidelijk te maken hoe anders het leven anno 1500 moet zijn geweest. Ze ziet veel parallellen met vandaag in de bezigheden van de mens zo’n vijfhonderd jaar geleden. “Mensen zijn nog steeds dezelfde diersoort,” stelt ze, “ze moeten dagelijks slapen, werken, koken, eten, hun woonruimte verwarmen, wassen, zich ontlasten en ze hebben behoefte aan sociaal contact.” Ook enkele voorzieningen – denk aan vuilnisophalingen en hospitalen – ogen herkenbaar, net als sociale vangnetten voor wezen, armen en weduwen binnen ambachten en broederschappen.
In de middeleeuwen kostte een jas vlot duizend euro: geen wonder dat die weleens werd gejat
Toch zijn er cruciale verschillen. Coomans beschrijft hoe anders de middeleeuwse mens zich gedroeg in zijn relatie tot… zijn spullen. In onze huidige wegwerpmaatschappij is het onvoorstelbaar dat je ter dood veroordeeld wordt omdat je na een feestje de verkeerde jas hebt meegenomen. Maar hoewel er al vormen van krediet bestonden, had de middeleeuwer geen bankrekening. Voorwerpen en dieren waren zijn belangrijkste bezit. Dat verklaart de harde maatregelen waarmee tegen de diefstal van al dat persoonlijke goed werd opgetreden.
De meeste academische historici zouden huiveren om prijzen en lonen om te zetten naar moderne euro’s. Coomans doet dat wél, en hanteert genoeg nuance om een academisch publiek niet voor het hoofd te stoten. Dat ze over voorwerpen schrijft die we vandaag nog enigszins kunnen vatten en in ons eigen leven plaatsen, spreekt tot de verbeelding. Zeker als het over kledij gaat. In de middeleeuwen moest je voor een tabberd (een overjas) meer dan een halve maand werken. Zo’n jas kostte een doorsnee man of vrouw omgerekend meer dan duizend euro. Nu denk je misschien aan dat ene dure designerstuk in je kast, maar die vergelijking gaat niet op: voor mensen anno 1500 was die jas de énige die ze bezaten, en die droegen ze dus dagelijks. Dan is het wel even slikken als een dief die in een herberg pikt. Kledij kostte een fortuin – waardoor het ook niet zo gek was dat ze vaak werd gestolen.
Coomans legt een interessante link met het maakproces. Vandaag zien wij weinig van het productieproces van onze koffiekopjes op tafel of de suède bank in onze woonkamer. Onze jassen, tassen, kleren en meubelen zijn made in China. Uiteraard werden in de middeleeuwen ook veel producten ingevoerd, maar wanneer je in de middeleeuwse stad rondliep, zag, hoorde én rook je alle werkplaatsen van de ambachten en nijverheden: nadat de slager een koe had geslacht voor het vlees, ging de leerlooier of perkamentmaker met de huid aan de slag, en van de botten werden knoopjes en dobbelstenen gemaakt. Die nabijheid riep volgens Coomans een diep gevoel van eigenaarschap op over materialen en voorwerpen. Coomans koppelt er een statement aan: als we meer inzicht zouden hebben in hoeveel werk het kost om een tafel of jas te maken, zouden we als consumenten bewustere keuzes maken. Weten dat het anders kan, en dat het ook eeuwenlang anders is geweest, is een belangrijke eerste stap.
Partycrashers
Daarmee brengt Coomans de middeleeuwen dichter bij de lezer vandaag. Ze benoemt in één beweging een blinde vlek die ook vandaag nog speelt. Van de honderdachtenvijftig dieven uit Kampen en Deventer zijn er slechts zes een vrouw. Waren middeleeuwse vrouwen echt nauwelijks betrokken bij diefstallen, of geven de strafregisters een vertekend beeld en werden vrouwen minder bestraft? De hedendaagse relatie tussen gender en criminaliteit gaat dus al meer dan vijfhonderd jaar terug.
Sommige van deze vrouwen tarten alle verbeelding. Zoals huisjesmelkster Femme, die samen met de beul Hendrick Kock de sekswerkers in Kampen het leven zuur maakte. Of Grote Mette op de Berg, de vrouw van een molenaar, maar ook de moye (het liefje) van goudsmid, dief en meestermanipulator Henrik Tekelenburg. De charismatische Henrik charmeerde Mette met mooie sieraden die hij van (vooral vrouwelijke) klanten had ontvreemd. Bonnie en Clyde-gewijs partycrashten ze samen een huwelijksfeest en pikten ze er schotels en jassen.
Vooraleer hij in Deventer tegen de lamp liep, reisde Henrik rond in de regio Friesland, Nedersaksen en Noordrijn-Westfalen. Een van de centrale thema’s in Dievenland is de mobiliteit van (arme) mensen in de middeleeuwen, die van dorp naar dorp, stad naar stad reisden, op zoek naar een beter leven. Toen was het erg normaal om een wildvreemde die ’s avonds laat aanklopt een kamer in je huis toe te wijzen. Mensen stelden consequent hun huis open voor de vreemde reiziger. Ook in herbergen sliepen ze samen met onbekenden op eenzelfde kamer en zelfs in hetzelfde bed.
Coomans beschrijft hoe rond 1500 de idee van een “landloper” langzaamaan een negatieve connotatie kreeg, en dat de groeiende argwaan tegenover de ander – de nietsnut, de vagebond – zich vertaalde in een steeds grotere vervolging vanaf die periode. Machthebbers zagen de armoede en mobiliteit van deze arme mensen als een moreel probleem: hier waren mensen die niet bereid waren bij te dragen aan “hun” samenleving. Ordonnanties en wetten tegen mobiele armen schoten als paddenstoelen uit de grond. Twee criteria stonden daarbij centraal: herkomst (was je inwoner van de stad?) en gezondheid (was je in staat om te werken?). Het aantal regels nam toe, de straffen werden agressiever.
Zo houdt Coomans in Dievenland onze huidige cultuur – met onze wegwerpsamenleving en angst voor de vreemdeling – een donkere spiegel voor. Alsof je een samenleving pas echt kunt begrijpen wanneer je kijkt hoe ze de meest kwetsbare groepen behandelt.
Janna Coomans, Dievenland, De Bezige Bij, Amsterdam, 2025, 344 p.










Geef een reactie
Je moet ingelogd zijn op om een reactie te plaatsen.