In zijn vorige roman, De jongste zoon (2014), vertelde Bart Meuleman het autobiografische relaas van zijn jeugd en jonge volwassenheid. Hij nam er de maat van de Kempische personages die hem in zijn kindertijd omringden en bracht verslag uit van de grote wereld die hem ontvoogdde. Aan de hand van wat hem fascineerde, beschreef hij in dat boek hoe hij de wereld van zijn geboortedorp ontgroeide, maar nooit helemaal. Ondanks de kennismaking met de abstracte kunst, het theater, de popmuziek en de films van Rainer Werner Fassbinder bleef hij in de grote steden Antwerpen en Brussel ook de zwijgzame Kempenzoon die hij van kindsbeen af geweest is. Hij groeide op in een modaal gezin, de vader werkte bij papierwarenbedrijf Brepols, de moeder was huisvrouw, hij was de jongste van drie kinderen en blijft dat voor altijd. Die jongste zoon heeft in zijn nieuwe roman Hoe mijn vader werd verwekt een hoofdstuk toegevoegd aan het verhaal van zijn afkomst.
Terloops, als een bijgedachte, ontboezemde zijn vader hem ooit: “uw grootvader is mijn vader niet”. In Hoe mijn vader werd verwerkt
onderzoekt Bart Meuleman het familieverleden, aan de hand van research, maar vooral aan de hand van zijn herinneringen en zijn verbeelding. Het geheim dat zijn vader ooit met hem deelde, is uiteindelijk uitgegroeid tot het boek waarvan zijn vader dacht dat zijn jongste zoon het ooit nog zou schrijven. “Maar ik zal het waarschijnlijk niet meer meemaken.” De cirkel is rond, de auteur heeft zijn historische schuld afgelost, de woorden van de vader zijn profetisch gebleken: “Voor ik over het leven van mijn vader durfde schrijven, moest het voorbij zijn.”
De feiten heeft Bart Meuleman ooit zelf van zijn vader vernomen: zijn grootmoeder, Anna Schoofs, is ooit verbannen uit het Kempische dorp waar ze opgroeide en naar Brugge gestuurd, om er te dienen bij de chique kruideniersfamilie Cocquyt. De oorzaak van die verbanning: haar amourette met dorpsgenoot Frans, die niet gesmaakt wordt door haar vader. In Brugge werkt Anna als meid, ze doet het daar goed. Maar op een dag wordt ze er verkracht door de zoon des huizes, Emile. Ze raakt zwanger. Haar zoon, Jos genaamd, wordt ondergebracht bij de Melanie Coucke die bekendstond als “engeltjesmaakster” en die Anna paradoxaal genoeg bijstondbij de bevalling. De situatie blijkt niet houdbaar. Na twee jaar moet Anna terugkeren naar de Kempen. Ze trouwt er alsnog met Frans, die het kind als zijn zoon erkent. Emile Cocquyt komt nog tot twee keer toe langs in de Kempen om het kind op te eisen, maar Anna weigert het mee te geven – ze wordt onterfd.
De hoofdstukken leveren een bijzonder empathisch en teder portret op van een vader-zoonrelatie
Dat is het oerverhaal. Maar Hoe mijn vader werd verwekt vertelt veel meer dan dat. Het boek bevat vijf verhaallagen, vijf manieren waarop de auteur-verteller betekenis probeert te geven aan zijn bijzondere voorgeschiedenis. Eerst is Bart Meuleman zelf aan het woord, de auteur-verteller, die spreekt over de korte dialogen waarin zijn vader zijn geheim met hem deelde– met hem alleen, zo blijkt, met niemand anders dan zijn jongste zoon heeft hij daar ooit over gesproken. Ten tweede is er de laag van de historische verbeelding: de verteller probeert zich in te leven in de jonge Anna, vertelt over haar aankomst in Brugge, haar verblijf bij de Cocquyts, haar emoties en ervaringen tot ze terug naar de Kempen komt. Ten derde is er de herinneringslaag: de auteur-verteller denkt terug aan zijn kindertijd, probeert scènes, gesprekken en gewaarwordingen te reconstrueren en te herinterpreteren aan de hand van wat hij nu weet. Ten vierde is er nog een laag historische verbeelding: de auteur-verteller reconstrueert en beschrijft een bezoek dat Jos Meuleman ooit bracht aan de Cocquyts in Brugge, op zoek naar zijn eigen roots. Ten vijfde zijn er de gereconstrueerde gesprekken tussen vader en zoon. Deze lagen wisselen elkaar voortdurend af, er zijn in totaal tweeëntwintig hoofdstukken, eenentwintig verdeeld over drie delen en een vierde deel als coda.
Alles bij elkaar leveren deze hoofdstukken een bijzonder empathisch en teder portret op van een vader-zoonrelatie, waarbij de zoon, even tastend als de vader zelf met taal omging, zijn vader op zo correct mogelijke wijze probeert te typeren in zijn eigenheid. Door diens ontboezeming is het beeld dat de zoon van zijn vader had, fundamenteel veranderd: “Mijn vader heeft zich altijd laten zien als een die niet zeker wist. (…) Eindelijk zag ik zijn ware gezicht.” De “koddige”, “goedgelovige”, “goedhartige” Jos Meuleman bleek “ernstiger en kouder dan hij zich een heel leven had voorgedaan”.
“Gij begrijpt mij”, fluisterde de vader de jongste zoon toe op zijn sterfbed. Hoe mijn vader werd verwekt is, eerder dan een in memoriam, een indrukwekkende poging van een zoon om die uitspraak waar te laten worden. Bart Meulemans schroomvolle, voorzichtige spreken, dat we kennen uit zijn poëzie, dit spreken “als een die niet zeker weet”, lijkt de tastende taal van zijn vader te spiegelen. Even terloops als die vader zijn geheim vertelde, kwansuis, na wat koetjes en kalfjes in de auto op weg van het station naar huis – even terloops, als een naschrift bij een hoofdstuk dat eigenlijk al afgelopen leek, beschrijft de auteur de scène waarin de verwekking van de vader heeft plaatsgevonden, je leest er zo over als je niet aandachtig bent.
Meulemans mededogen voor zijn voorouders blijkt onmiskenbaar uit de manier waarop hij hen en hun indrukken beschrijft. Het Brugge waar Anna Schoofs aankomt lijkt verdacht veel op Rodenbachs Bruges-la-Morte, met die oude huizen “bewaard uit tijden van verwoestende epidemieën” en dat klotsende water dat haar doet denken “aan sterven”; als ze naar Melanie Coucke gaat om er te bevallen ziet ze “het gezicht van een oude moordenares”– dat gezicht siert overigens de cover van het boek, een foto van de peuter Jos Meuleman op de schoot bij de vroedvrouw die hem grootbracht.
Misschien is het de toon van solidariteit die dit boek onderhuids zo intens en zo ontroerend maakt: de zeer onnadrukkelijke, maar ook zeer duidelijke identificatie van deze zoon, die sympathiseert met zijn vader en grootmoeder, twee mensen die door hun familiegeschiedenis onrechtvaardig behandeld zijn. “Ik was de zoon van mijn vader en telg uit een zwijgzame streek.”