Context bij cultuur in Vlaanderen en Nederland

Publicaties

Context bij cultuur in Vlaanderen en Nederland

Ik ben blij doordat deze column af is
0 Reacties
© PRS
© PRS © PRS
column Taaltoestanden
taal

Ik ben blij doordat deze column af is

Taalregels doen columnist Marten van der Meulen denken aan landsgrenzen: beide zijn historisch gegroeide, willekeurige afspraken. Een beetje compassie met wie die regels niet meteen paraat heeft, is dan ook op zijn plaats.

Ach, taalregels. We zouden zo graag willen dat ze makkelijk waren, maar niets is minder waar. Ze zijn onhandig, tonen een grote willekeur, zijn vaak moeilijk verenigbaar met daadwerkelijk taalgebruik en zijn bovenal nodeloos ingewikkeld.

Neem de regels voor het gebruik van de zogenaamde onderschikkende voegwoorden van vergelijking als en dan. Je zou willen dat er een makkelijk onderscheid zou zijn te maken over wat je wanneer gebruikt. Iets met gelijkheid en ongelijkheid bijvoorbeeld. Helaas: zo zit het niet. We moeten een onderscheid maken tussen onder andere de uitzonderende vergelijking (Niemand anders dan ik) en de ongelijke gelijkstelling (Clark is twee keer zo slim als Bruce) om enige ordening aan te brengen in de regels. Het zijn er in totaal vijf verschillende, waarbij een willekeurige streep lijkt te zijn gezet tussen wat we met dan doen en wat met als. Het levert een verwarrende situatie op, die haast onvermijdelijk tot fouten leidt.

Een volgend voorbeeld. Een fout waar mensen direct van in de gordijnen en op de kast zitten, is meisje die. Je komt die fout regelmatig tegen in bot geformuleerde lijstjes met de Ergste Taalfouten Ever. Meisje is namelijk een onzijdig woord, dus moet het meisje dat zijn. Tuurlijk, ga ik in mee. Maar dan moet je ook consequent zijn, en zeggen dat het meisje en haar fiets fout is. Naar een onzijdig woord verwijs je immers met zijn. Goed is dus het meisje en zijn fiets. Toch? Anders is er maar sprake van willekeur!

Laatste dan. Een bekende groep taalregels behandelt het gebruik van betrekkelijke voornaamwoorden wat en dat. Taalkundige Joop van der Horst onderscheidt zes subtiel verschillende regels, waarbij het gebruik van dat dan wel wat afhangt van waar het aan refereert. Zo gaat het substantivisch gebruikte adjectief met wat (Het vriendelijke wat/dat Jan heeft), maar het ingesloten antecedent met dat (Je moet doen wat ze zegt). Nou moet je welhaast afgestudeerd neerlandicus zijn om deze termen te kennen. Belangrijker is de vraag waarom soms het een moet en soms het ander. Waar is de logica achter de regels?

Ik kon zo nog best even doorgaan. Kommer en kwel alom bij taalregels. Toch spant onder alle ingewikkelde, willekeurige en inconsequente regels er één de kroon: omdat/doordat. Op papier is het onderscheid eenvoudig te maken. Het juiste gebruik van omdat en doordat hangt samen met reden en oorzaak. Je hoeft dus alleen maar het verschil tussen die twee te kennen, en Bob is je oom, zoals onze Engelse neven zeggen.

Dat verschil laat zich relatief makkelijk uitleggen. Reden heeft met menselijke wil te maken. Ik kwam te laat omdat ik te laat wegging van huis: reden, want je had eerder weg kunnen gaan. Minnal liet Shaan vallen omdat ze hem stom vond. Opnieuw: de handeling is met voorbedachten rade. Oorzaak daarentegen gaat buiten mensen om. Het duidelijkste voorbeeld van oorzaken kennen we uit de natuurverschijnselen. De boom brandde af doordat de bliksem was ingeslagen: oorzaak, want niks met mensen van doen en zonder kwade bedoelingen.

Makkie? Nou nee. Het is namelijk helemaal niet zo evident wanneer iets een reden is en wanneer een oorzaak. Taal laat zich nu eenmaal moeilijk in logische bakjes onderverdelen. Neem het volgende voorbeeld, uit het taaladviesboek Schrijft u ook zulk Nederlands? (1962) van F.C. Dominicus:

Je zult altijd mensen hebben die zeggen: ‘Wie taalfouten maakt is dom, je moet gewoon de regels kennen.’ Maar die mensen snappen niks van taal

Neem aan dat we over het woningvraagstuk spreken en zeggen: Tegenwoordig wonen er vaak twee of meer families in één huis, omdat (doordat) er nog steeds niet genoeg woonruimte beschikbaar is. De oorzaak is het ontbreken van woonruimte, maar tegelijkertijd is er sprake van een redenering ongeveer van deze aard: Als het dan niet anders kan, nemen we in vredesnaam maar genoegen met een deel van een woning. Hier is dus moeilijk uit te maken of we met een oorzaak dan wel met een reden te doen hebben.

En wat te denken van de volgende zinnen? Kies zelf maar eens of het omdat of doordat moet zijn, en of we te maken hebben met een oorzaak of een reden:

In Zuidoost-Azië en het Australische gebied leven hoenderachtige vogels die, doordat/omdat ze grote, krachtige poten hebben, grootpoothoenders worden genoemd.

Het zou me overigens niet verwonderen als roodharigen als persoonlijkheid rijper werden, doordat/omdat ze namelijk zeer nadrukkelijk iets hebben moeten verwerken.

Vond je dit moeilijk? Je staat daarin niet alleen. Fameus taalnormvorser Jaap de Rooij legde in 1982 deze en een aantal andere zinnen voor aan “tien academisch gevormde neerlandici”. Wat bleek: ze waren het over geen enkele zin eens. Natuurlijk waren dit niet de makkelijke voorbeelden. Maar toch. Als geleerde deskundigen het al niet eens zijn over deze of gene, hoe kunnen nederige taalgebruikers dan verwacht worden de boel een beetje te snappen?

Je zult altijd mensen hebben die halsstarrig vasthouden aan het adagium “mensen die taalfouten maken zijn dom, je moet gewoon de regels kennen”. Die mensen snappen alleen niks van taal. Taalregels komen niet voort uit de werkelijkheid. Ze zijn een beperkte manier om orde te scheppen in een zinnenprikkelend complex geheel. Meer dan een hulpmiddel is het niet. Het doet me denken aan landsgrenzen. Die zijn geen absoluut gegeven, maar een historisch gegroeide, willekeurige afspraak.

Taalfenomenen zijn altijd ingewikkelder dan de regels doen voorkomen. Het zijn vuistregels. Alleen weten we dat niet

Veel taalkundigen denken dat taalregels geen invloed hebben op taalgebruik. Ik denk daar het mijne van. Maar waar taalregels hoe dan ook héél veel invloed op hebben gehad, dat is op het denken over taal. Eindeloos veel mensen denken dat taalregels de kwesties goed afdekken, of mensen zich er nou aan houden of niet. Maar dat is niet zo. Taalfenomenen zijn eigenlijk altijd ingewikkelder dan de regels doen voorkomen. Het zijn vuistregels. Alleen weten we dat niet.

Wat moeten we deze wijsheid? Ik zou zeggen dat we twee opties hebben. We kunnen vasthouden aan onze traditionele regels, en boos worden als mensen ze overtreden. Gegeven hoe moeilijk het allemaal is, lijkt mij dat onterecht. Het andere uiterste is dat we de regels consequenter en overzichtelijker maken. Gegeven de enorm sterke link tussen taal en identiteit lijkt me het draagvlak voor zo’n versimpeling te ontbreken.

Er is ook een derde optie. Houd de regels zoals ze zijn, maar toon een beetje begrip voor de mensen die ze niet allemaal honderd procent paraat hebben. Laat staan ernaar handelen. Het is allemaal een stuk ingewikkelder dan het lijkt. Laat ons vooral een beetje compassie tonen. Wat mij betreft is dat in z’n algemeenheid een constructieve houding. In het leven, en in taal.

Aanmelden

Registreer je of meld je aan om een artikel te lezen of te kopen.

Sorry

Je bezoekt deze website via een openbaar account.
Je kunt alle artikelen lezen, maar geen producten kopen.

Belangrijk om weten


Bij aankoop van een abonnement geef je toestemming voor een automatische herabonnering. Je kunt dit op elk moment stopzetten door contact op te nemen met emma.reynaert@onserfdeel.be.