Komt een taalwetenschapper in de stad waar hij ooit opgroeide, blijkt ook hij te willen aantonen dat hij daar thuishoort.
Aan de noordoostelijke kust van de Verenigde Staten ligt een klein schilderachtig eiland, Martha’s Vineyard, dat ongeveer anderhalf keer zo groot is als Texel. Gedurende het laagseizoen wonen er zo’n twintigduizend inwoners. In het hoogseizoen vertienvoudigt (!) de bevolking. De bezoekers en toeristen zijn niet de minsten: “The Vineyard” is een van dé hotspots voor beroemdheden, rijke stinkerds en politici.
In 1963 kreeg het eiland taalkundige bekendheid. De recent helaas overleden William Labov ontdekte toen dat de traditionele bewoners van het eiland de klinker in woorden als out net ietsje anders uitspraken dan gebruikelijk was op het vasteland. Vooral onder lokale vissers kwam de afwijkende uitspraak veel voor.

© Arwcheek / Wikipedia
In eerste instantie leek het erop dat de wat oudere mannen dit het sterkst deden. Dat sloot aan bij de tot dan toe heersende kennis over dialect, dat vooral in stand zou worden gehouden door zogenaamde NORMs (Nonmobile Older Rural Males, oftewel honkvaste, oudere mannen die op het platteland leven). In dit geval was de verwachting dat de afwijkende klinker langzamerhand zou gaan verdwijnen onder druk van de enorme influx van vastelanders die hem allemaal níét gebruikten. Hoe jonger, hoe minder gekke klinker, simpelweg door de massa aan andere input.
Maar dat was niet wat er gebeurde. Het bleek namelijk dat jongere vissers nóg extremer waren in hun keuze voor de afwijkende klinker. Ook andere beroeps- en bevolkingsgroepen die de afwijkende klinker eerder helemaal niet gebruikten, zoals een Portugese gemeenschap, waren recent begonnen hem te bezigen. Wat was hier aan de hand?
Labov vermoedde dat deze klinker een vorm van taalkundig verzet was. De traditionele bewoners van het eiland gebruikten hem om zich af te zetten tegen de dagjesmensen van buiten. Dat ze daarvoor juist een klank kozen die geassocieerd werd met de vissers, een beroep dat door alle toeristen zwaar onder druk stond, was een vorm van poëtische gerechtigheid. Het was alsof de lokale bewoners een taalkundige visserstrui aantrokken, waarmee ze hun loyaliteit aan en verbondenheid met hun gemeenschap lieten zien.
Op het eerste gezicht was het onderzoek van Labov een “gewoon” voorbeeld van de dialectologie, oftewel de studie van de geografisch bepaalde verspreiding van taal. Die studie bestond al heel erg lang, en werd overal ter wereld beoefend. In Nederland gebeurde dat bijvoorbeeld op het Dialectbureau, dat later onderdeel van het Meertens Instituut zou worden, en dat bekend is van Voskuils armlange romancyclus Het Bureau. Traditionele dialectologie onderzocht hoe bepaalde concepten op verschillende plaatsen werden genoemd. Het leverde eindeloze zogenaamde dialectkaarten op.
Het was alsof de lokale bewoners van Martha’s Vineyard een taalkundige visserstrui aantrokken, waarmee ze hun loyaliteit aan en verbondenheid met hun gemeenschap lieten zien
Maar het onderzoek van Labov ging verder dan alleen het (letterlijk) in kaart brengen van de geografische spreiding van een bepaalde klank. Het liet zien hoe sociale factoren, zoals de interactie tussen oude en nieuwe bewoners, invloed hadden op taalverandering. En dat mensen bewust en onbewust taal gebruiken om te laten zien waar ze vandaan komen en waar ze thuishoren. Dat was baanbrekend, en lanceerde een totaal nieuw vakgebied: dat van de sociolinguïstiek, de studie van de sociale aspecten van taal. Wat begon op een klein eiland is nu een bloeiende en boeiende discipline die door honderden mensen wordt beoefend, en waarin steeds nieuwe interessante vragen worden gesteld en beantwoord.
Het onderzoek van Labov richtte zich op mensen die generaties lang op dezelfde plek woonden en werkten. Dat is tegenwoordig veel minder vanzelfsprekend, reizen naar de andere kant van de wereld is heel normaal. Toch blijven mensen het belangrijk vinden om te laten zien waar ze vandaan komen. Sterker: in onze almaar meer globaliserende wereld lijkt het juist ook steeds belangrijker om nog wat lokale banden te hebben. En om te laten zien dat je die hebt. Taal is daar bij uitstek een middel voor.
Mensen tonen hun talige verankering tegenwoordig wel op andere en nieuwe manieren dan vroeger. Online bijvoorbeeld, door memes te delen met typisch West-Vlaamse, Brabantse of Limburgse woorden. Ze doen het ook door hun Algemeen Nederlands expres met iconische dialectwoorden te doorspekken. Door in hun accent net wat meer op een bepaalde klank te gaan zitten. Door uit een mok te drinken met een uitdrukking die alleen op een bepaalde plek voorkomt.

© Bert Dombrecht
Ook ik bleek recent vatbaar voor dit fenomeen. Ik was net een paar maanden terugverhuisd naar de omgeving van Den Haag, waar ik ook was opgegroeid, toen ik in een winkel iets moest kopen. Ik werd aangesproken in onversneden Haags. Tot mijn verrassing merkte ik dat mijn Haagse accent, dat al jaren naar de achtergrond verdwenen was, opeens ook weer tevoorschijn kwam. Ik sprak de klinker in goud anders uit dan in het Algemeen Nederlands gebruikelijk was, namelijk meer als gâd. Toen het gesprek voorbij was, zonk ook de klinker weer uit zicht.
Het was maar een moment, maar het was betekenisvol. Ook ik wilde laten zien dat ik niet zomaar een toerist of bezoeker was. Dat ik hier hoorde, dat ik me deel van deze plek voelde. En dat alles deed ik door slechts één klinker net ietsje anders uit te spreken. Blijkbaar was het genoeg. Wat kan taal toch een machtig subtiel instrument zijn!
Geef een reactie
Je moet ingelogd zijn op om een reactie te plaatsen.