kunst
Een huis vol vreemden en een hoofd vol vrienden. De zachtmoedige wereld van zangeres Eefje de Visser
(Dirk Steenhaut) ONS ERFDEEL – 2016, NR 3, PP. 116-118
“De muren zijn nog heel, maar de kamers zijn kapot”, zong de Nederlandse Eefje de Visser (1986) een jaar of vijf geleden op haar debuut-cd De koek. Het is een zin die, met een beetje goede wil, ook op haar “kleine liedjes” van toepassing is. Je kunt er nog wel de contouren van een traditionele song in herkennen, maar binnenin is alles dermate drastisch vertimmerd dat je ze, zeker in het Nederlandse taalgebied, nergens mee kunt vergelijken.
De muziek van Eefje de Visser, een Haagse die door een samenloop van omstandigheden in Utrecht belandde en in 2009 de Grote Prijs van Nederland won, heeft volstrekt niets met kleinkunst of chanson te maken. Op stilistisch vlak leunen haar composities sterk aan bij Angelsaksische indiepop à la Leslie Feist, al vallen op haar platen net zo goed echo’s uit folk en jazz te ontwaren. Op haar jongste cd Nachtlicht (2016) trekt ze dan weer resoluut de kaart van de elektronica en bedient ze zich veelvuldig van synthesizers en drumcomputers. De instrumentale invulling van haar liedjes varieert van spartaans tot gelaagd en ook de flow van haar werk is sinds 2011 aanzienlijk geëvolueerd. “Vroeger zong ik vierkant, nu in golfbewegingen”, verklaarde ze hierover in een interview.
Verder lezen?
Dit is een artikel waarvoor je moet betalen. Koop dit artikel of neem een abonnement om toegang te hebben tot alle verhalen van de lage landen.
Reactie plaatsen
Aanmelden