Context bij cultuur in Vlaanderen en Nederland

Publicaties

Context bij cultuur in Vlaanderen en Nederland

Ook Remco Campert schreef weleens krom
1 Reacties
© Eric Koch / Anefo
© Eric Koch / Anefo © Eric Koch / Anefo
column Taaltoestanden
taal

Ook Remco Campert schreef weleens krom

Zelfs aan de pen van een grote literator ontsnapt af en toe een vreemde zin – of een foutje. Daar zit een les in, meent columnist Marten van der Meulen.

Afgelopen zomer overleed de Nederlandse schrijver Remco Campert. Ik had altijd een zwak voor hem. Een belangrijke reden daarvoor waren zijn columns op de voorpagina van de Volkskrant. CaMu, dat hij bij toerbeurt verzorgde met Jan Mulder, was een van de eerste journalistieke uitingen die ik als tiener veel las. In dezelfde tijd werd ik zowel talig als fysiek opgewonden van Liesje in luiletterland.

Ik greep zijn overlijden aan om zijn verzamelde verhalen, gepubliceerd als Campert Compleet (1971, voor een prikje te koop) weer eens ter hand te nemen. Hoewel onderstreepte zinnetjes en afgevinkte titels laten zien dat ik het in ieder geval deels eerder las, kon ik me daar niks van herinneren. Nu las ik het als voor de eerste keer. En zoals bij eigenlijk alles wat ik tegenwoordig lees, vielen me verschillende taalelementen in het oog.

Een van de dingen die me altijd opvalt bij het lezen van wat oudere Nederlandstalige literatuur is het woordgebruik. Het blijft namelijk verrassend om te zien hoeveel onbekende of ongebruikelijke woorden je tegenkomt, zelfs als je een omnivore veellezer bent als ik. Maar in het geval van Campert was dat aantal behoorlijk laag. Alleen onderstaande woorden vielen mij op:

• karpet

• preservatief

• peau de suède

• showfilm

• radiomarconist

• bamzaaier

• staag

• koddebeier

Sommige woorden zijn herkenbaar of makkelijk te ontleden maar inmiddels niet of nauwelijks meer in gebruik. Ik weet wel wat een radiomarconist is (leve Marconi!), ook al bestaat die functie allang niet meer.

Wat staag betekende (‘gestaag’) moest ik uit de context opmaken. En hoewel het woord koddebeier wel een belletje deed rinkelen, wist ik niet dat het een veldwachter was. Wat een bamzaaier was, daar had ik zelfs totaal geen idee van. De definitie hier was niet echt behulpzaam (‘persoon die aan bamzaaien doet’). Grappig toeval is wel dat het aldaar genoemde citaat precies dat van Campert is.

Wat staag betekende moest ik uit de context opmaken. En wat een bamzaaier was, daar had ik zelfs totaal geen idee van

Een aantal van de mij onbekende woorden is uit het Frans afkomstig: preservatief, karpet, peau de suède. Nu zijn preservatief en karpet vrij eenvoudig te duiden. Bij peau de suède geeft het laatste deel de term weg, want suède is natuurlijk nog steeds bekend. (Wat het verschil tussen ‘gewoon’ suède en peau de suède is, dat is me nog steeds niet zo duidelijk.)

Opvallend is wel dat Campert zo weinig vergeten Franse woorden gebruikt. Ik schreef namelijk eerder weleens over boeken die in min of meer dezelfde tijd verschenen. Zowel in Huurders en onderhuurders van Hella Haasse als in Het glinsterend pantser van Simon Vestdijk zaten veel meer Franse woorden. Opvallend, zeker omdat Haasses boek nota bene ook in 1971 verscheen.

De verschillen zijn deels verklaarbaar, maar dat maakt ze niet minder interessant. Het zou kunnen dat het gebruik van Franse leenwoorden snel afnam in deze periode. Kwantitatief onderzoek naar leenwoorden, waarbij niet alle unieke woorden worden geteld maar hoe vaak die voorkomen, is echter ontzettend zeldzaam. Of dat dus echt zo is, dat is nog maar de vraag. Wel is het duidelijk dat de invloed van Frankrijk op alle vlakken verhoudingsgewijs afnam, ten gunste van het Engels.

Naast vreemde woorden wordt mijn aandacht onvermijdelijk getrokken door afwijkende taal en zinnen die een beetje vreemd zijn. Die bevatten bijvoorbeeld een woord of taalvorm die wordt afgekeurd:

• Een uite kachel (Een nacht en een morgen)

• - Kwam mijn vader om in een auto-ongeluk (Ademhalen)

• Een van de meest droge en korte brieven die ik ooit ontving (Ademhalen)

Uit als bijvoeglijk naamwoord? Omkomen in in plaats van bij een auto-ongeluk? Meest droge en korte en niet droogste en kortste? Er zijn wel schrijvers om minder aan de goden der taalverzorging geofferd. En dan heb ik het nog niet eens over de onomstotelijke spel-, druk- of zetfouten. Ik licht er hier een paar uit – er waren er meer.

• Daar kan ik wel in komen.. (Mijn halfbroer)

• Paul moet toen al niet helemaal goed bij bijn hoofd zijn geweest (Mijn halfbroer)

• Dat ik met mijn voet tegen de tafelpoot schuur heeft geen enkele betekennis (Notities van een ander)

Het blijft mysterieus: hoe kan zo’n boek, van zo’n geacht schrijver (ook in 1971 was Campert dat al), toch nog fouten bevatten? Campert staat trouwens niet alleen. Recent kwam ik ook fouten tegen in andere korte verhalen, waaronder de volgende:

Vies handen doen het werk snel (Mahieu, Korte vlucht van een ambtenaar. Het verhaal gaat over Vic)

• De spanning als een vliegtuig over het huis trekt: als hij nú een boom uitgooit is het raak (Den Uyl, Oorlog is leuk)

• De man hield haar hand vast en leidde haar naar de’ uiterste hoek van de kamer (Uphoff, Begeerte)

Van schrijvers van dit kaliber zou je toch wel mogen verwachten dat ze foutloos schrijven. Bovendien zijn al deze verhalen geredigeerd, waarschijnlijk door meerdere mensen. Mensen wier vak het is om teksten te herzien en van fouten te ontdoen. Gooiden zij er maar wat met de pet naar? Minachten zij hun lezers, wat mij weleens verweten is toen bleek dat ik een vertaalfout in een artikel had staan? Zijn zij dom of beheersen zij hun taal of vak slecht?

Geenszins. Het is simpel: een foutje zit in een klein hoekje. Zelfs taaladviseurs maken er weleens eentje. Zelfs als je een tekst tientallen keren leest, dan nóg kan je iets over het hoofd zien. Dat zal met concentratie te maken hebben. Ik ken alleen onderzoek dat aantoont waarom we dt-fouten laten staan, maar ook bovengenoemde lijken me interessant voor verdere vorsing.

Als we onze grote literatoren niet afrekenen op foutjes, moeten we dat bij gewone stervelingen ook niet doen

Zoals zo vaak zit er een les in: een foutje zegt niks over de kwaliteit van de tekst als geheel. Als we er onze grote literatoren niet op afrekenen, moeten we dat bij gewone stervelingen ook niet doen.

Zo blijkt maar weer hoe moeilijk het is om beroepsdeformatie los te laten, zelfs lezend in de schitterende verhalen van Remco Campert. Laat ik daarom besluiten met twee fraaie zinnen uit zijn verhalen. Koop de bundel vooral: er staat nog veel meer moois in.

Geboren in de schemerende keel van de avond was hun gonzen de stem van de warmte geworden (Er waren eens…)

De jongen volgde haar voorbeeld en onderging met een wonderlijke mengeling van schrik en voldoening hoe de parachutist van de alcohol neerdaalde in het landschap van zijn maag (Ratten en katten)

Gerard van der Leeuw

Natuurlijk wist en weet ik wat een koddebeier is: een knuppelzwaaier, een veldwachter. Maar ja, ik heb dan ook mijn Dik Trom al vroeg gelezen.......

Aanmelden

Registreer je of meld je aan om een artikel te lezen of te kopen.

Sorry

Je bezoekt deze website via een openbaar account.
Je kunt alle artikelen lezen, maar geen producten kopen.

Belangrijk om weten


Bij aankoop van een abonnement geef je toestemming voor een automatische herabonnering. Je kunt dit op elk moment stopzetten door contact op te nemen met emma.reynaert@onserfdeel.be.