In Nederland is kinderopvang onbetaalbaar, in Vlaanderen onbeschikbaar
Nu ze zwanger is, ontdekt Anouk van Kampen dat dit in Vlaanderen (waar ze woont) een totaal andere ervaring is dan in Nederland (waar ze opgroeide). Maar noord en zuid hebben wel een pijnlijke overeenkomst: de opvang van je baby is er niet goed geregeld.
De periode dat ik een koophuis zocht (véél gemakkelijker in België), de maanden waarin we in een coronalockdown leefden (véél strenger in België): het is vooral op de momenten dat zich grote veranderingen in mijn leven voordoen dat ik besef hoeveel impact de verhuizing naar een ander land kan hebben. Het krijgen van een kind – verwachte afwerkingsdatum 7 augustus – staat wat dat betreft met stip bovenaan.
Een vriendin van me in Nederland is toevallig ongeveer even lang zwanger, en hoewel we in buurlanden leven, zijn onze ervaringen totaal anders. In België is het gebruikelijk – ook voor niet-katholieken – om een peter en meter te kiezen voor het aankomende kind, in Nederland is het not done om een rekeningnummer als cadeausuggestie op een geboortekaartje te zetten. In België krijgt bezoek een glas cava, in Nederland beschuit met muisjes. Een vrouw wordt in Nederland niet standaard getest op zwangerschapsdiabetes, en in België stoppen de meeste vrouwen pas een week voor de uitgerekende datum met werken.
Een arts heeft mijn vriendin in al die maanden zwangerschap nooit gezien. Opvolging gebeurt door een verloskundige, terwijl ik de route door het ziekenhuis naar mijn gynaecoloog intussen kan dromen. Zo’n 14 procent van de vrouwen in Nederland bevalt thuis, in België is dat slecht 0,7 procent. En waar je in Nederland soms niet zeker weet of je voorkeursziekenhuis wel plek zal hebben, staat bij mij al sinds het begin vast waar ik naartoe zal gaan.
Het eerste wat een zwangere doet
Iets wat tot voor kort absoluut niet vaststond en voor aanzienlijke stress zorgde, is de periode daarna: de kinderopvang. Iedereen weet wat het eerste is wat een zwangere in Vlaanderen doet na het verschijnen van het tweede streepje op de test. Het is niet langsgaan bij de huisarts, googelen wat je ook alweer wel en niet mag eten, ouders inlichten of beginnen weg te dromen bij de nieuwe toekomst die zich misschien, als alles goed gaat, zal ontvouwen. Nee, het is zich inschrijven voor de kinderopvang en vanaf dat moment duimen op een plekje voor wat op dat moment nog de omvang van een potloodpunt heeft.

© Kampus Production / Pexels
De laatste jaren las ik er professioneel van alles over – het tekort aan mankracht, aan geld, aan plaatsen. Maar die problemen ook vanuit de eerste hand meemaken, is toch net wat anders. Het hele systeem dat errond bestaat, ademt nochtans de belofte dat het allemaal goed zal komen. De inschrijving verloopt via een centraal punt, dat overzicht houdt over alle kinderopvangen en onthaalouders in mijn gemeente. We geven een gewenste datum op, voorkeuren via een top tien, en negen maanden voor aanvang krijg je bericht of er inderdaad een plekje beschikbaar is.
Wellicht had de bezorgde toon waarop iedereen bijna direct de vraag stelde of we ook al kinderopvang hadden gevonden een aanwijzing moeten zijn. Toen er eerst voor drie maanden na de geboorte (geen probleem, dat was misschien ook wat vroeg), toen vier maanden na de geboorte (oké, dat kunnen we overbruggen, ik blijf nog wel even thuis) en vervolgens vijf maanden na de geboorte (zeg, hoe denken jouw ouders eigenlijk over fulltime oppassen?) nog altijd nergens plaats was, begon de paniek enigszins toe te slaan. Pas op dat moment bleek dat het centrale punt niets kon vertellen over onze plaats op de wachtlijst, de mogelijke wachttijd die nog zou volgen en bij welke crèches we eigenlijk wel kans maakten. Enter hoe de meeste mensen het blijken aan te pakken: het centrale punt omzeilen en de kinderopvangplekken allemaal apart afbellen of bezoeken.
Behalve de grootouders is het vooral ook een ander persoon die betaalt voor het tekort aan kinderopvang: in negentig procent van de gevallen de moeder, die niet of minder gaat werken
Van kritische vleeskeurders van crèches aan het begin vervelden we tot aankomende ouders die allang blij waren als we allebei konden blijven werken. De eerste twee crèches gaven enthousiast en onironisch aan in september 2026 nog wel plek te hebben. Het kind in kwestie zou dan al ouder dan een jaar zijn. Pas na een bezoek aan een opvang waar we na een goed gesprek op een “advieslijst” werden geplaatst, kregen we plots te horen dat er toch nog een plekje vrij was gekomen – ik zou me ervoor schamen als ik niet zo blij was dat het toch gelukt was.
In Vlaanderen zijn momenteel zo’n drieënnegentigduizend plaatsen in de kinderopvang, beschreef een artikel in Knack met de veelzeggende titel ‘Waarom grootouders nog jarenlang hun kleinkinderen zullen moeten opvangen’ recent. Dat zijn er dertigduizend te weinig. Behalve de grootouders uit de kop van het artikel is het vooral ook een ander persoon die daarvoor betaalt: in negentig procent van de gevallen de moeder, die niet of minder gaat werken. Onder de vorige regering werd er al driehonderdzeventig miljoen euro extra uitgetrokken, deze regering doet daar nog eens tweehonderd miljoen bij, in de hoop tienduizend extra plaatsen te creëren. In de praktijk kwamen er de laatste jaren juist geen plaatsen bij, maar gingen eraf. Voor plaatsen is ook personeel nodig, en dat is er vooralsnog niet. In werkelijkheid zou er naar schatting twee miljard nodig zijn om het probleem op te lossen.
Verdienmodel
Ik begon al weg te dromen bij de Nederlandse situatie, waar de gedachte dat je kan kiezen voor een plek waar je je kind graag en met vertrouwen zou achterlaten niet met hoongelach wordt onthaald. Maar daar kampen mijn vrienden met kinderen weer met een ander probleem: ze hebben wel een kinderopvang gevonden, nu moeten ze die ook nog kunnen betalen.
Geen enkele van mijn vrienden stuurt zijn kind vier of vijf dagen naar de crèche, nergens in Europa gaan kinderen zo weinig naar de opvang als in Nederland
De kinderopvang in Nederland is, in tegenstelling tot in België, geprivatiseerd en de meeste crèches werken dus met een verdienmodel. Betalen wij rond de dertig euro per dag, in Nederland is het maximumtarief waarvoor de overheid vergoedingen aanbiedt 10,70 euro. Per uur. Sommige crèches gaan daar nog boven zitten. Lage inkomens krijgen het grootste deel terug via toeslagen, wie meer verdient betaalt in sommige gevallen het volle pond en ziet het grootste deel van zijn inkomen direct richting kinderopvang gaan. Veel ouders kiezen ervoor het aantal opvangdagen te verminderen, minder te werken of – daar zijn ze weer – de grootouders in te schakelen. Geen enkele van mijn vrienden stuurt zijn kind vier of vijf dagen naar de crèche, nergens in Europa gaan kinderen zo weinig naar de opvang als in Nederland.
Of de belofte van het inmiddels demissionaire kabinet om de opvang gratis te maken er ooit zal komen, zal alleen de tijd leren. Tot die tijd verhuizen we voor een oplossing toch beter naar een land buiten de Lage Landen.
Geef een reactie
Je moet ingelogd zijn op om een reactie te plaatsen.