Deel artikel

Lees de hele reeks
taal, VL ⇄ NL column

De vloek van het Nederlands

24 mei 2023 4 min. leestijd Anouk van Kampen

Juist de taal die Vlamingen en Nederlanders deels delen maakt het nieuwkomers uit het noorden lastig zo niet onmogelijk thuis te raken in Vlaanderen, ervaart de Nederlandse journalist Anouk van Kampen.

“Ah!”, begint het vaak. De uitroep gaat vergezeld van een twinkeling in de ogen en een voorzichtig lachje. Ik weet dan al welke zin er hoogstwaarschijnlijk na het uitroepteken gaat komen. Een zin die ergens tussen statement en vraag in hangt, en waarop ik nooit echt weet wat ik moet zeggen: “U bent een Nederlander!/?”

Ja, dat klopt. Wat goed van u! U bent de eerste die het opvalt. Scherp opgemerkt. Was het de harde g? De niet zo rollende r?

Zes jaar woon ik in België. Van barpersoneel tot werkcontacten en toevallige passanten: het aantal onbekende mensen dat in Vlaanderen mijn afkomst benoemt zodra ik een volledige zin uitspreek, ligt sindsdien rond een stabiele één op twee.

Even stabiel zijn mijn pogingen om niet uit de kast te komen als Nederlander. Ik heb mijn g verzacht. Een paar uitdrukkingen en woorden heb ik in mijn lexicon opgenomen of er juist uit gegooid. Sinds een barman mijn “biertje” licht spottend napraatte, bestel ik altijd een “pintje” en betaal ik “met de kaart” in plaats van te pinnen. Bij bijeenkomsten met onbekenden denk ik er een paar keer extra over na voordat ik vragen stel: straks weet iedereen hier dat ik een Nederlander ben, zo een die het hoogste woord moet hebben. Soms oefen ik, vertel het maar niet verder, alleen thuis of ik het Vlaams accent al meester ben.

Het antwoord op de laatste kwestie: nee. Hoe goed ik mijn best ook doe, zodra ik meer dan “hallo” of “merci” zeg, is het niet bepaald moeilijk om te horen dat ik een Nederlander ben.

Is dat dan zo erg? Awel (welnu): ja.

”Mijn schaamte heeft betrekking op een ander bekend fenomeen voor migranten: de identiteitscrisis”

Het probleem is niet zozeer dat ik vreselijke ervaringen heb gehad. Veel mensen met een andere afkomst hebben het helaas nog altijd een stuk lastiger dan die paar clichés over Nederlanders die ik in de loop der jaren moest doorstaan (korte samenvatting: direct, praat hard, geeft niet graag geld uit). Regelmatig gaat de herkenning zelfs vergezeld van een lofzang op Nederlanders, die tenminste zeggen waar het op staat in plaats van rond de pot te draaien. Mijn schaamte heeft betrekking op een ander bekend fenomeen voor migranten: de identiteitscrisis.

Of je nu uit een buurland of een land aan de andere kant van de wereld komt, de verhuizing naar een nieuwe plek gaat vaak gepaard met op zijn minst een herbeoordeling van je identiteit. Je wordt geconfronteerd met gedragingen en gebruiken die je zelf altijd heel normaal vond, maar die dat op de nieuwe plek niet altijd zijn. Een identiteit waar je je wellicht nooit van bewust was, krijgt vorm door de nieuwe omgeving. Tegelijkertijd neem je ook nieuwe gebruiken aan en verlies je langzaam stukjes van je oude identiteit. In een artikel op online platform Medium getuigt de schrijfster precies daarover: na een verhuizing naar Duitsland werd ze directer en ongeduldiger, tot verbazing van haar familie thuis.

Een al wat ouder artikel van de Britse omroep BBC verzamelde getuigenissen van expats over de gevolgen van zo’n veranderde identiteit. Het land van oorsprong voelt steeds vreemder aan door wat je elders hebt gezien en meegemaakt, leggen ze uit. Tegelijkertijd blijf je op de nieuwe plek altijd – al is het maar een heel klein beetje – een vreemde. Een dubbele identiteit is geboren, waarin beide plekken nooit helemaal als eigen voelen. “The sense of never being at home anywhere is very real”, zegt een van hen.

Hoewel Nederland dichtbij Vlaanderen ligt, blijk ook ik niet aan dit soort gevoelens te ontsnappen. In Nederland voelde ik me nooit echt een Nederlander. Ik ben geboren in Frankrijk, tweetalig opgevoed en niet blond, groot of gierig. Mensen die denken dat alle Nederlanders direct zijn, moet ik teleurstellen met een sterk staaltje conflictvermijding.

Pas in België werd ik me bewust van mijn Nederlanderschap, toen ik tot mijn eigen verbazing begon te verlangen naar pindakaas en een Albert Heijn, merkte dat ik opvallend vaak mijn mening geef terwijl niemand erom vraagt – getraind door jaren aan discussiecultuur op de middelbare school en universiteit – en me ergerde aan winkels die om 18 uur dichtgaan in plaats van laat op de avond. Ik werd blij om soms een Nederlander te spreken om mijn cultuurverwarring mee te delen, terwijl ik voor mijn verhuizing had gezworen nooit ‘zo’n Nederlander’ te worden. Tegelijkertijd leerde ik om soms eerst even te luisteren en ging ik vakbonden en stakingen waarderen.

”Vanaf het moment dat ik mijn mond open, ben ik ineens iemand die er niet echt meer bij hoort, gereduceerd tot een woord: Nederlander”

Hoe langer ik weg ben, hoe minder ik me Nederlander voel. Thuis (Nederland) werd steeds minder thuis in zes jaar. Kan mijn nieuwe thuis dat dan wel worden? Verrassend genoeg is het juist datgene waarvan ik altijd dacht dat Nederlanders en Vlamingen het deelden dat ervoor zorgt dat hier volledig thuis zijn niet lukt: de taal. Zolang ik mijn mond hou, val ik niet op. Vanaf het moment dat ik hem open, ben ik ineens iemand die er niet echt meer bij hoort, gereduceerd tot een woord: Nederlander. Hoe, kortom, een lief bedoelde “Ah!” mij doet vrezen dat ik over twintig jaar nog steeds met wildvreemden sta te bespreken hoe de mensen zijn in een land waar ik al een kwart eeuw niet meer woon.

Ik zou er nu voor kunnen pleiten om niet langer elkaars verschillen te benoemen. Om te kijken naar elkaars overeenkomsten, of mensen niet te snel te reduceren tot hun accent of afkomst, zelfs als het helemaal niet verkeerd bedoeld is. Maar dit gaat veel simpeler en sneller zijn: ik pleit voor een gestage maar brede invoering van het Engels als voertaal. Zet de verengelsing aan de universiteiten door. Laat die jongeren, want dat doen ze toch al steeds vaker, hun boeken in het Engels lezen. Doe zoals de Nederlanders, die Vlamingen in het Engels antwoorden. Weg met discussies over Algemeen Beschaafd Nederlands, tussentaal en dialecten: met een beetje geluk spreken we over twintig jaar gewoon Dunglish en Flenglish met elkaar. Dat is toch ongeveer hetzelfde, en dan vormt taal geen enkele beperking meer om thuis te zijn.

Anouk van Kampen

Anouk van Kampen

journalist en voormalig NRC-correspondent in België

Reacties

Reacties zijn gesloten.

Lees ook

		WP_Hook Object
(
    [callbacks] => Array
        (
            [10] => Array
                (
                    [00000000000029a40000000000000000ywgc_custom_cart_product_image] => Array
                        (
                            [function] => Array
                                (
                                    [0] => YITH_YWGC_Cart_Checkout_Premium Object
                                        (
                                        )

                                    [1] => ywgc_custom_cart_product_image
                                )

                            [accepted_args] => 2
                        )

                    [spq_custom_data_cart_thumbnail] => Array
                        (
                            [function] => spq_custom_data_cart_thumbnail
                            [accepted_args] => 4
                        )

                )

        )

    [priorities:protected] => Array
        (
            [0] => 10
        )

    [iterations:WP_Hook:private] => Array
        (
        )

    [current_priority:WP_Hook:private] => Array
        (
        )

    [nesting_level:WP_Hook:private] => 0
    [doing_action:WP_Hook:private] => 
)