Expert cultuurbeleid Bart Caron: ‘We gedragen ons als kleine Vlamingen’
Oud-politicus en cultuurexpert Bart Caron brengt in zijn proefschrift de ideologische verschuivingen in het Vlaamse cultuurbeleid in de afgelopen halve eeuw in kaart. “Kunst en cultuur zijn steeds meer een kruiwagen om de faam van een regio of een gemeenschap, van een kunstenaar of een minister als persoon te vergroten.”
Een imposante contrabas staat in de hoek van de werkkamer van Bart Caron. De oud-politicus is ook musicus. Op een van de planken van de overvolle boekenkast prijkt een rij Simenons. “Ik verzamel al mijn hele leven zijn boeken”, vertelt Caron. “Hij was een veelschrijver die bij het grote publiek vooral bekend is van zijn de detectiveromans met politiecommissaris Maigret. Maar hij schreef meer dan honderddertig psychologische romans. Deze zomer las ik De Trein (1961) opnieuw. Een meesterwerk.”
Maar vandaag, op een warme dag eind augustus, gaan we het niet hebben over Simenons dwaaltochten door de krochten van de menselijke geest. We strijken in Carons tuin onder een treurwilg neer om het Vlaamse cultuurbeleid van de afgelopen halve eeuw te bespreken. Caron zetelde jarenlang voor Groen in het Vlaams Parlement, was in vroeger tijden kabinetschef van minister van Cultuur Bert Anciaux en zit nu nog in verschillende raden van bestuur van culturele instellingen zoals de openbare omroep VRT en kunstencentrum Kaap. Onlangs verdiende hij ook zijn sporen in de academische wereld: hij schreef het proefschrift Cultuurbeleid en ideologie.
In dat kloeke boekwerk staat een opmerkelijk grafiekje. Dat laat zien dat de hoeveelheid geld die in Vlaanderen naar cultuur gaat tussen 1999 en 2024 in actuele waarde – dus gecorrigeerd voor inflatie – is gestegen van bijna 400 miljoen naar bijna 700 miljoen euro. Betekent dit nu dat het cultuurbudget flink is toegenomen en de sector eigenlijk weinig te klagen heeft?
“Als je goed kijkt”, zegt Caron, “zie je dat de sterke groei in het begin zat, tussen 1999 en de financiële crisis van 2008. Het was een periode van economische hoogconjunctuur, er zat ruimte in de budgetten. Minister Anciaux veroorzaakte toen een grote dynamiek in het veld in Vlaanderen. Daarna kwam de economische crisis en heeft de overheid gebloed. Er is toen bijna tien jaar stagnatie geweest. Pas aan het eind van de periode van de laatste minister van Cultuur, Jan Jambon (N-VA), is het budget hoger geworden dan in 2009. Hij heeft opnieuw een grote inspanning gedaan.”
Caron besluit zijn proefschrift met een blauwdruk voor een vruchtbaar cultuurbeleid. Daarin schrijft hij dat er een stijging nodig is van het cultuurbudget van de huidige een procent van de totale Vlaamse begroting naar twee procent.
'Elk onderzoek toont opnieuw aan dat het gros van de kunstenaars precair leeft, onder de armoedegrens bijna'
“Als we de lijst opmaken van wie er tekortkomen, is die immens”, licht hij toe. “Laat ik me eerst positief uitdrukken: er is veel geprofessionaliseerd en kwaliteit gewonnen in de voorbije vijfentwintig jaar. Maar er blijven grote behoeften. Je merkt dat bijvoorbeeld aan de hele discussie over de eerlijke beloning van kunstenaars. Elk onderzoek toont opnieuw aan dat het gros van de kunstenaars precair leeft, onder de armoedegrens bijna. Dat heeft natuurlijk te maken met de druk op het budget. Als je fair pay wil toepassen, wat toch een centraal principe zou moeten zijn, dan moet het budget drastisch stijgen.”
Niet alleen de individuele kunstenaars, ook veel instellingen zoals de musea zitten krap bij kas. Caron: “Ons museale landschap is in vergelijking met het buitenland bepaald niet van topniveau. Er zijn bijvoorbeeld grote noden voor research ten behoeve van de inhoudelijke opzet en presentatie van tentoonstellingen.” In de muzieksector is het evenzeer armoe troef. “We hebben twee grote orkesten en een operahuis in Vlaanderen. Die doen het goed, maar je kan ze bezwaarlijk bij de Europese top rekenen.”
Geld is eveneens hard nodig voor de culturele infrastructuur. “We hebben in dit kleine landje een fantastische inspanning gedaan voor de cultuurspreiding. We hebben overal cultuurcentra neergepoot. Maar het zijn allemaal gebouwen van tussen 1970 en 2000. Die zijn versleten en voldoen absoluut niet aan de normen qua ecologie maar ook qua kwaliteit van geluid en zicht. Daar moet een grote inhaalbeweging gebeuren. De lokale overheden kunnen dat niet aan, daar zou de Vlaamse overheid aparte fondsen voor moeten instellen.”
Het cultuurbeleid van nu kan de meest dorstigen laven, zegt Caron. ”Maar er zit geen ruimte voor groei en internationale ambitie. We zouden bijvoorbeeld een veel actiever vertaalbeleid kunnen voeren en de promotie van onze letteren in het buitenland kunnen versterken, het liefst samen met het Nederlandse letterenfonds. We gedragen ons als kleine Vlamingen, te bescheiden. Het geluk is dat we een aantal kunstenaars hebben gehad die een internationale reputatie hebben gekregen en die het veld hebben opgetrokken. Maar het blijft op een net-niet niveau.”
Een ander statistiekje in Cultuurbeleid en ideologie laat zien dat Vlaanderen met 1% van het totale budget het in vergelijking met andere Europese landen middelmatig doet. Koplopers zijn Letland en Hongarije, die meer dan 2,5% aan cultuur besteden. Natuurlijk is “nodig” een normatief woord, zegt Caron. “Misschien vindt mijn buurman dat de samenleving iets heel anders nodig heeft. Maar ik vind dat cultuur zo’n centrale plek in de samenleving inneemt dat het ook verantwoord is om er meer budget voor uit te trekken.”
Van emancipatorisch naar identitair
Tot zover de centen, nu de inhoud. In zijn proefschrift plaatst Caron het cultuurbeleid aan de hand van een reeks kenmerken op twee assen: progressief versus conservatief en links versus rechts. In het Vlaamse cultuurbeleid heeft zich, luidt zijn conclusie, in de afgelopen halve eeuw grofweg een verschuiving van links en progressief naar rechts en conservatief voltrokken.
In 1970 kreeg Vlaanderen bij de eerste Belgische staatshervorming autonomie op het terrein van taal en cultuur. “De tijdgeest van toen was er een van emancipatie en empowerment, van spreiding van cultuur en bevordering van cultuurdeelname,” zegt Caron. “Je had toen een overwegend door de christendemocraten gedomineerd cultuurbeleid dat je met de ogen van vandaag progressief kunt noemen en dat heel emancipatorisch was. Dat is nu verschoven in een neoliberale en identitaire richting.”
Het Vlaamse cultuurbeleid is stevig verankerd in regelingen, het laat zich niet zomaar op zijn kop zetten. “Maar minister-president en minister van Cultuur Jan Jambon heeft wel geprobeerd het identitaire te versterken met symboolpunten als de Canon van Vlaanderen, het virtueel museum van Vlaanderen en de subsidievoorwaarde voor sociaal-culturele organisaties dat ze zich niet mogen terugplooien op etnisch-culturele achtergrond”, stelt Caron.
Die nieuwe accenten waren vooralsnog extraatjes, erkent de oud-politicus. “Jambon heeft een aantal identitaire en neoliberale elementen toegevoegd, maar zonder de rest aan te tasten. Ik verwacht dat de nieuwe regering de Vlaamse inslag van het cultuurbeleid nog zal versterken.”
'Het cultuurlandschap is een reflectiekamer van je samenleving. Als belangrijke delen van je bevolking ontbreken op de scène of in het publiek dan moet je als overheid durven zeggen: dit moet je corrigeren'
Greep op cultuur probeert de overheid ook te krijgen door gesubsidieerde organisaties tot in detail op te leggen wat ze allemaal moeten bereiken, bijvoorbeeld op het gebied van publieksbereik. Onze oud-hoofdredacteur Luc Devoldere rept in Carons dissertatie van “pietepeuterige prestatie-indicatoren”. “Hij heeft gelijk,” zegt Caron. “We evolueren in de richting van meer wantrouwen. Dat is ook een kenmerk van conservatief cultuurbeleid. Het wantrouwen is ingebakken in het conservatisme dat weinig vertrouwen heeft in de goedheid van de mens.”
Bij de vastlegging van wat de overheid allemaal verwacht van culturele instellingen in beheersovereenkomsten blijft het niet, zegt Caron. “Op dat moment zou de rol van de overheid eigenlijk moeten stoppen. Maar nee, we vertrouwen het nog niet helemaal en daarom gaan we het bestuur ook nog eens politiek samenstellen om de controle erop sterk genoeg te maken.” Dat merkte Caron ook als bestuursvoorzitter van het kunstencentrum KAAP in Brugge en Oostende. “Na de toekenning van de subsidie wilde de overheid een regeringscommissaris aanstellen,” vertelt hij, “iemand die rechtstreeks aan de bevoegde minister rapporteert, terwijl wij een private organisatie zijn en er geen directe relatie is met de overheid.”
“Kunst is geen regeringszaak” luidde het credo van de voormalige minister-president Thorbecke, het brein achter de Nederlandse grondwet. “Je moet zijn uitspraak in de negentiende-eeuwse context zien, maar hij had gelijk dat het niet aan de overheid is zich met de inhoud van kunst te bemoeien”, zegt Caron. “Er is wel een moeilijke grens, een grijze zone. Het cultuurlandschap is een reflectiekamer van je samenleving. Als belangrijke delen van je bevolking ontbreken op de scène of in het publiek dan moet je als overheid durven zeggen: dit moet je corrigeren. Dat doe je niet door te zeggen dat een bepaald soort stukken op de planken moet komen, wel door aan te geven dat in het gezelschap of in het team of in het bestuur ruimte moet zijn voor mensen met diverse achtergronden.”
© Heroen Bollaert
Dat levert soms ook de mooiste voorstellingen op, vindt Caron. Zo zag hij onlangs Klankenkoorts van het sociaal-artistieke gezelschap Unie der Zorgelozen. “Dat is een muziektheatervertelling van mensen van verschillende kleuren. Ze spelen muziek en brengen hun verhalen over de wereld waarin we leven, over haar zegeningen, uitdagingen en bedreigingen. Een warme vuist voor een betere samenleving. Ze tonen moed en laten zich niet verschalken door polarisering en vijanddenken.”
Het juiste evenwicht
Een vruchtbaar cultuurbeleid vindt de juiste balans tussen innovatief en traditioneel, betoogt de contrabassist. “Als je alleen op innovatie inzet, verlies je onderweg ook veel publiek en makers omdat die zich meer ontwikkelen binnen klassieke vormen. In eerder conservatieve milieus vindt men dat er te veel aandacht is voor innovatie en te weinig voor het repertoire. Ze hebben gelijk dat artistieke ontwikkelingen gebouwd zijn op de schouders van de reuzen die ervoor kwamen, maar zij die op die schouders klommen waren telkens ook de critici van die reuzen. Ze rekenden af met alles wat ervoor kwam. Het in twijfel trekken en zoeken naar andere benaderingen en formuleringen is eigen aan de kunsten.”
Nog een belangrijk evenwicht is tussen het lokale en landelijke. “In de emancipatorische golf van eind jaren zestig, begin jaren zeventig is er ontzettend veel geld vrijgemaakt voor de overheid om decentraal cultuur toegankelijk te maken”, vertelt Caron. “We hebben heel veel cultuurcentra in Vlaanderen, elke gemeente had verplicht een openbare bibliotheek. Er was een algemeen geloof dat het nodig was om cultuur te spreiden. In 2016 heeft Vlaanderen zich daar helemaal uit teruggetrokken. Het geld is via het Gemeentefonds bij de lokale overheden gebleven, maar het is niet meer geoormerkt voor die culturele doelstellingen. Ook de bibliotheekverplichting is verdwenen.”
'De lokale besturen hebben het water aan de lippen. Ze hebben het financieel veel moeilijker dan de Vlaamse overheid'
Een van de gevolgen is dat er nu geen enkele overkoepelende Vlaamse regelgeving meer is over de openbare bibliotheken. “In Nederland hebben ze dezelfde beweging gemaakt, maar bestaat er nog een overkoepelende bibliothekenwet die de grote principes vastlegt van wat een bibliotheek kan zijn”, zegt Caron. “Bij ons is er geen enkel houvast meer. Wat zie je? Bezuinigingen op het personeelsbestand of bibliotheken die andere taken en rollen krijgen, soms interessant, soms niet, filialen die gesloten worden, collectiebudgetten die drastisch verminderen.”
In een samenleving die polariseert en individualiseert, is het van vitaal belang het culturele weefsel te versterken in de buitengebieden waar de polarisatie het sterkst is, vindt Caron. “Er zou een plan moeten zijn om ordentelijk op een gelijkwaardige manier te praten tussen overheidslagen over het cultuurbeleid. De lokale besturen hebben het water aan de lippen. Ze hebben het financieel veel moeilijker dan de Vlaamse overheid.”
Inspiratie versus faam
Voor zijn proeve van wetenschappelijke bekwaamheid analyseerde Caron alle nota’s van de ministers van cultuur sinds 1970 op de waarden waarmee het beleid werd gerechtvaardigd. Waar inspiratie het kernbegrip is, draait cultuur om bezieling, originaliteit en creativiteit. Waar faam de centrale waarde is, dient cultuur de eer, de goede naam en de waardering door het publiek. Zijn bevinding was dat faam als waarde steeds meer voorop is komen te staan, terwijl inspiratie is weggezakt.
“Eigenlijk zou het maximaal mogelijk maken van inspiratie het centrale doel van cultuurbeleid moeten zijn”, zegt Caron. “Dat is de meest intrinsieke drijfveer. Faam gaat over de roem die we ermee kunnen versieren, het prestige die we internationaal kunnen halen. Dat ligt eigenlijk buiten de cultuur zelf. Kunst en cultuur zijn steeds meer een kruiwagen om de faam van een regio of een gemeenschap, van een kunstenaar of een minister als persoon te vergroten. Voor de vorige en ook komende regering is internationalisering heel belangrijk. Dat gaat niet over de faam van de kunstenaar maar over de faam van Vlaanderen. Kijk naar al die grote tentoonstellingen rond de Vlaamse meesters van Van Eyck tot Breugel. Die heeft men niet opgezet omdat men vindt dat die kunstenaars meer gezien moeten worden maar omdat Vlaanderen meer gezien moet worden.”
Over internationalisering gesproken: de meest natuurlijke partner voor het cultuurbeleid is Nederland, waarmee Vlaanderen een taal deelt. Caron is evenwel niet optimistisch gestemd over de Vlaams-Nederlandse verhoudingen. “Er is een achteruitgang in de samenwerking. Er is een poging geweest om de organisaties in het Vlaams-Nederlandse veld in een meer gerichte samenwerking te krijgen, maar dat is niet echt gelukt. Het loopt heel erg moeilijk. Het meest pijnlijke vind ik eigenlijk het uit elkaar gaan van de twee theaterfestivals. De kennis bij programmatoren van makers van over de grens is sterk verzwakt. Het is alsof er plotseling een soort van scherm gezet is op de grens en men niet meer ziet wat er gebeurt aan de andere kant. Het is een artistieke meerwaarde die we verliezen, doodjammer.”
Vlaamse fierheid
Enkele weken na ons gesprek onder de treurwilg heeft de Nederlandse regering zijn plannen prijsgegeven en heeft Vlaanderen een nieuwe regering. De ontwikkelingen bij de noorderburen stemmen Caron weinig hoopvol.
“Velen in Vlaanderen kijken met vrees naar wat er nu in Nederland gebeurt”, zegt de oud-politicus. “Het is de eerste keer is dat de tegenhanger van het Vlaams Belang de grootste is en gaat besturen. Als Wilders en co consequent zijn, gaat het een kaalslag in de cultuur worden.”
In het hoofdlijnenakkoord dat de Nederlandse regering op 13 september presenteerde en in de troonrede op Prinsjesdag vielen de woorden Vlaanderen en cultuur niet. De onrust in de Nederlandse cultuursector neemt toe, ziet Caron. “Veel geplande maatregelen zullen de brede culturele wereld raken: een korting op het Gemeentefonds, een bezuiniging bij de openbare omroep van 100 miljoen, een beperking van de giftenaftrek, wat tot lagere inkomsten zal leiden, en een stijging van de BTW van 9% naar 21%, ook op cultuur en boeken – dat zal zeker ook een impact hebben op de Vlaamse boekenmarkt die verstrengeld is met de Nederlandse. Duurdere tickets en een dalende werkgelegenheid in de sector zijn het gevolg. De sector heeft het over een aderlating van 200 tot 350 miljoen.”
'Het woord ‘natie’ is ideologisch beladen én gekleurd. Het regeerakkoord is overvloedig gesausd met de woorden ‘Nederlands’ en ‘taal’. Er is nog meer: de VRT moet de Vlaamse identiteit in al haar verscheidenheid uitdragen'
Vlaanderen lijkt onder de nieuwe regering van N-VA, Vooruit en CD&V niet voor een culturele kaalslag te hoeven vrezen. Maar de tekst van het regeerakkoord bevestigt wel Carons verwachting dat het identitaire nog meer nadruk zal krijgen. Het hoofdstuk over cultuur opent met “Visie: Vlaamse fierheid”, in de inleiding is te lezen: “Cultuur en erfgoed vormen de fundamenten van onze natie en geven vorm aan ons gemeenschapsleven en onze identiteit.”
“Dat is juist,” zegt Caron. “Maar het woord ‘natie’ is ideologisch beladen én gekleurd. De tekst is trouwens overvloedig gesausd met de woorden ‘Nederlands’ en ‘taal’. Je leest 89 keer een passage over het ‘Nederlands’. Het woord ‘taal’ staat er zelfs 187 keer in. Er is nog meer: de VRT moet de Vlaamse identiteit in al haar verscheidenheid uitdragen, de nieuwe regering gaat voor een belevingscentrum rond de Vlaamse geschiedenis en cultuur, en de middelen zullen ‘in de eerste plaats in Vlaamse kunstenaars en Vlaamse creaties’ geïnvesteerd worden.”
De voorstanders van de Vlaams-Nederlandse samenwerking komen in het regeerakkoord aan hun trekken. De Taalunie krijgt een verbindende rol toegewezen in het uitdragen van het Nederlands, ook internationaal. Verder uit de Vlaamse regering de wens om samen met Nederland werk te maken van boekenbeurzen, literaire programma’s, theaterfestivals, films en televisieprogramma’s. Caron kan enige scepsis niet bedwingen. “Mooie voornemens, maar zou de Nederlandse regering dat ook willen?”
Geef een reactie
Je moet inloggen om een reactie te kunnen plaatsen.