Context bij cultuur in Vlaanderen en Nederland

Publicaties

Context bij cultuur in Vlaanderen en Nederland

De organisatie
0 Reacties
© Pixabay
© Pixabay © Pixabay
column Thomas Heerma van Voss
literatuur

De organisatie

De sponsor van een podcast waar Thomas Heerma van Voss regelmatig te gast is, regelde kaartjes voor een voetbalwedstrijd. Op de tribune en later op de terugweg dwarrelen flarden verleden door zijn hoofd. ‘Vroeger zou dit het moment zijn waarop ik mijn vader opbelde.’

Op uitnodiging van een organisatie waarvan ik de naam niet mag noemen, ging ik naar een voetbalwedstrijd. De bekerfinale – Ajax tegen PSV. De organisatie sponsort de Hard Gras-podcast, waar ik regelmatig en met veel genoegen aanschuif. Deze kaartjes waren een bonus van de organisatie, er stond geen wederdienst tegenover, behalve ongetwijfeld het onderstrepen van hun welwillendheid-goedaardigheid-etcetera en natuurlijk van hun enorme inkomen.

Misschien mag ik de naam van de organisatie wel noemen, maar ik ben behoedzaam. De regels voor reclame van gokbedrijven zijn de afgelopen jaren aangescherpt. Toen de Hard Gras-podcast net was begonnen, spraken de gasten de naam van de sponsor onbekommerd zelf uit. Inmiddels is dat wettelijk verboden. Ook op televisie mocht de naam van de organisatie nergens meer worden genoemd. Eens had ik het tijdens een podcastaflevering gedachteloos alsnog gedaan, toen zei opnameleider Pelle direct na afloop: “Dat woord mag je officieel echt niet meer gebruiken.” Alsof het ging om een vreselijke ziekte.

Nu had Pelle een busje gehuurd. Zwarte lak, zwarte ramen. Iedere Hard Gras-gast die wilde, kon vanuit Amsterdam meerijden naar Rotterdam, naar De Kuip.

We waren met zijn zessen.

De sfeer tijdens de heenreis laat zich het beste omschrijven als die van een veredeld schoolreisje: onbekommerd, jolig. Pelle had een Albert Heijn-tas gevuld met blikjes cola, flesjes, drop en jodenkoeken. Maar er werd niets gegeten, er werd alleen maar gekletst. P.F. Thomése had zijn zoon meegenomen, die angstaanjagend veel van voetbal bleek te weten. Pelle wees na een tijdje uit het raam, naar een enorm, glimmend kantoorpand langs de snelweg: “Daar zit onze sponsor van vandaag, even zwaaien en dankjewel roepen, jongens.”

Henk Spaan gaf voortdurend rijinstructies vanaf de achterbank. Ook vertelde hij dat hij via via had gehoord dat een Ajax-supporter in de sportschool opschepte over alle vuurwerk dat in het stadion zou ontploffen, maar dat die geruchten inmiddels waren ontzenuwd. “Straks wordt er heel streng gecontroleerd”, zei hij. “Er zijn speciale vuurwerkhonden.”

Eenmaal bij het stadion mochten we ongehinderd doorlopen. Misschien kwam het doordat we in een keurig vak zaten – de organisatie waarvan ik de naam niet mag noemen had uitstekende kaarten geregeld.

Bij de welkomsthal van het stadion zag ik allerlei gezichten die ik van tv kende, sportjournalisten, een VVD-politicus. Hé, daar liep Hans van Breukelen, de voormalig Europees kampioen die ik vooral heb meegemaakt als stuntelende technisch directeur van de KNVB, die ooit op een persconferentie de onvergetelijke zin uitsprak: “Hoe kan ik iets ontkennen wat ik nooit heb gezegd?”

“Dag Henk!” zei Hans van Breukelen nu vrolijk.

Henk knikte. Toen we een paar meter verder waren gelopen, fluisterde hij: “Zou Van Breukelen wel weten hoeveel negatieve stukjes ik over hem heb geschreven?”

We namen plaats pal naast het veld, ter hoogte van de middellijn, in de felle zon. Selfies werden gemaakt, biertjes gedronken, laatste transferroddels gedeeld. Ik keek om me heen, zag nog een paar bekende gezichten – een grauwe Edwin van der Sar, Ronald Koeman die zo te zien tegen de slaap aan het dommelen was.

Even dacht ik aan mijn vader, die dit uitje razend interessant zou hebben gevonden, die Henk Spaan decennialang vanuit de verte had gewaardeerd, die me toen ik achttien werd een boek van Thomése cadeau deed, die me ooit Hard Gras had leren kennen. De eerste keer dat ik in het blad stond, glunderde hij van trots. Toen ik in de podcast begon op te draven, had ik hem een luisterlinkje gestuurd, maar hij zei: “Het lukt me maar niet om dit af te spelen.”

Bij mijn podcast-genoten polste ik de stemming. Niemand had vertrouwen in Ajax. Niemand dacht dat het een boeiende wedstrijd zou worden.

Alsnog viel wat zich uiteindelijk op het veld voltrok tegen.

De consensus was al snel bereikt: dit was een van de allerslechtste bekerfinales ooit. De spelers waren voornamelijk bezig met etteren, mekkeren, omvallen, rollen, op het gras slaan, duwen. “Als het maar geen verlengen wordt”, zei Thomése al na een kwartiertje. Het spel lag voortdurend stil; inmiddels is gebleken dat dit de bekerfinale met de meeste kaarten ooit was. In de rust bleek analyticus Kenneth Perez te hebben gezegd: “Ik heb zelden zo’n treurige wedstrijd gezien.”

De consensus was al snel bereikt: dit was een van de allerslechtste bekerfinales ooit

Naast mij verscheen Pelle: “Ik heb ontzettende honger. Als het maar geen verlengen wordt.”

Dat werd het wel. Omdat de organisatie waarvan ik de naam niet mag noemen iedereen in dit vak had verzocht neutrale kleren aan te trekken, werd pas toen PSV scoorde duidelijk wie daar blij mee waren – ineens sprongen allerlei tot dan toe stille omstanders op. “Hmmm, alle Brabanders komen plots uit de kast”, zei Thomése peinzend.

Wij bleven roerloos zitten.

Uit het vak met PSV-supporters kwam voor de derde keer het nummer ‘Sweet Caroline’, dat luidkeels werd meegezongen.

“Kippenvel”, zei Henk Spaan. “Van ellende.”

“Ik heb extreme honger”, zei Pelle.

De verlenging: dertig minuten waarvan ik me geen enkele actie voor de geest kan halen. Ik herinner me alleen nog dat de spelers steeds moeizamer over het veld bewogen, dat ze zelfs te moe waren om elkaar echt nog te sarren. En dat wij allemaal wat verwonderd, bijna geamuseerd rondkeken, naar elkaar, naar onbekenden op de tribune: hadden we ooit zo’n armoedige wedstrijd gezien?

Pelle stuurde een poll rond in de groepsapp: waar eten we straks???

Ook de penalty’s waren van een bedroevend niveau.

Hoewel in de poll unaniem was voor eten in het stadion, stapten we toch in het zwarte busje. Eindeloos duurde het voor we het parkeerterrein van De Kuip mochten verlaten. De dropzak werd geopend, het pak jodenkoeken ging in hoog tempo op.

Onderweg stopten we bij een Burger King, die gesloten bleek. Een man van rond de vijftig zag hierin een symptoom voor het verval van heel Nederland, hij wees verbouwereerd naar het rolluik en riep hard allerlei dingen over “Ruttekutte”.

Het casino dat zich naast de Burger King bevond bleek vierentwintig uur per dag geopend. Ik keek naar de paar mensen achter de gokkasten, ik dacht aan de organisatie waarvan ik de naam niet mag noemen en die vorig jaar een recordwinst had gemaakt, ik probeerde te ontcijferen welk onderdeel ik vandaag precies was in welke machinerie, voor welk karretje ik gespannen was.

Ten slotte aten we voorverpakte broodjes naast een tankstation.

De sfeer bleef, ik kan niet anders, uiterst gemoedelijk, zeker als je nagaat hoe zompig het avondeten was.

Terug op de snelweg passeerden we enkele bussen met Ajax-supporters. Bedremmelde gezichten achter glas.

Het gebouw van de organisatie waarvan ik de naam niet mag noemen zagen we in de schemering niet meer.

In totaal waren we ruim acht uur van huis geweest.

“Conclusie, het uitje was leuker dan de wedstrijd”, zei Suse van Kleef, met die innemende geamuseerdheid die haar stem soms heeft, een prettig soort relativering.

“Tot morgen”, zeiden de meesten tegen elkaar. Ze zouden de volgende ochtend een podcast opnemen om de wedstrijd te bespreken. Ik was niet uitgenodigd. Ik wandelde naar huis.

Even drong het tot me door hoe vreemd het was dat ik dit allemaal zomaar kreeg aangeboden, met mensen die ik vroeger van een afstandje bewonderde

Even drong het tot me door hoe vreemd het was dat ik dit allemaal zomaar kreeg aangeboden, met mensen die ik vroeger van een afstandje bewonderde – een soort fijne bijvangst van mijn werk. Toen, terwijl ik de binnenstad doorliep, dacht ik weer aan mijn vader. Vroeger zou dit het moment zijn waarop ik hem opbelde. Hij zou hebben gezegd hoe vreselijk die wedstrijd was, ik zou dat hebben beaamd, en daar zouden we een vrolijk gesprekje over hebben gevoerd.

Hij zou alles willen weten over mijn belevenissen, over het busje, de bezetting, de organisatie die de kaartjes had geregeld, omstanders op de tribune, het gezicht van Ronald Koeman, de man bij de Burger King, hoe gedetailleerder hoe beter.

En zo tuimelen flarden verleden steeds weer het heden in, of misschien tuimel ik zo af en toe juist terug in de tijd

Ik passeerde het Centraal Station. Na mijn vaders dood wist mijn moeder niet wat ze met alle Hard Grassen moest, waarna ik ze in huis nam. Ze liggen hier naast me, terwijl ik dit schrijf, keurig op chronologische volgorde. En zo tuimelen flarden verleden steeds weer het heden in, of misschien tuimel ik zo af en toe juist terug in de tijd, terwijl ik associaties en herinneringen meezeul die anderen nooit helemaal kunnen overzien.

Alleen al hierom hoop ik dat ik nog een tijdje blijf leven: om af en toe, zonder logische aanleiding, door een halfverzwegen organisatie uitgenodigd te worden om in een zwart busje te stappen en een toekomst tegemoet te rijden die ik nooit had kunnen voorspellen.

Thomas Heerma van Voss

Terreinverlies

Een dikke pot inkt

Aanmelden

Registreer je of meld je aan om een artikel te lezen of te kopen.

Sorry

Je bezoekt deze website via een openbaar account.
Je kunt alle artikelen lezen, maar geen producten kopen.

Belangrijk om weten


Bij aankoop van een abonnement geef je toestemming voor een automatische herabonnering. Je kunt dit op elk moment stopzetten door contact op te nemen met emma.reynaert@onserfdeel.be.