Context bij cultuur in Vlaanderen en Nederland

Publicaties

Context bij cultuur in Vlaanderen en Nederland

De besmeurde familienaam
0 Reacties
© Unsplash
© Unsplash © Unsplash
column Thomas Heerma van Voss
literatuur

De besmeurde familienaam

Een lezer meldt zich bij Thomas Heerma van Voss en doet zijn beklag over een verhaal waarin zijn naam opduikt: waarom associeer je mijn familienaam met Hitler?! Toeval, antwoordt de schrijver. Maar wás het dat wel?

Lezerspost via Facebook. Een mij onbekende man had mijn recente verhalenbundel gelezen of in elk geval iets over het boek meegekregen – en kwam nu zijn beklag doen over een van de verhalen, een monoloog van een onrustige, potentieel gevaarlijke jongen die ooit een profielwerkstuk over Hitler schreef en zichzelf nu langdurig vrijpleit van een misdrijf. En die dezelfde achternaam draagt als de afzender van dit bericht.

“Het is ronduit belachelijk dat je mijn familienaam gebruikt in je boek”, schreef de man. “Wij, mijn gezin en ik, zijn de enigen met deze naam in Nederland! Waarom noem je hem niet Heerma van Voss of een naam die wel duizend keer voorkomt? Fijn dat je je hoofdpersoon associeert met Hitler (wij komen uit Oostenrijk) en met terroristische activiteiten. Mijn Poolse vader is nota bene met 15 jaar door Hitlertrawanten in een kamp gestopt en heeft zijn ouders nooit meer terug gezien. Iemand van onze familie zal zich daarom nooit positief uitlaten over Hitler! Denk daar maar eens over na. Trouwens als schrijver hoor je toch vooronderzoek te doen? Er zijn nu eenmaal mensen die fictie niet van werkelijkheid kunnen onderscheiden. Ik hoop dat je inziet hoe dit onze familienaam besmeurt.”

Mijn eerste gedachte: iemand haalt een grap met me uit, een flauwe, niet onaardig uitgewerkte grap (ik wist ook direct welke vriend ik verdacht, die had me in het verleden al zwierige lappen tekst als Prem Radhakishun en Mart Smeets gemaild). Maar dat idee verwierp ik vrij snel weer: de toon was te overtuigend, te verbeten ook. Nee, hier was niets aan verzonnen.

Nu ik er nader bij stilstond: in mijn bundel doken voortdurend flarden op van mijn verleden, vaak verkapt

Ik typte direct een antwoord. Dat mijn vooronderzoek hoofdzakelijk bestaat uit me inleven in karakters. Dat ik fictie schrijf, die dus niet draait om wat echt is maar om wat echt zou kunnen zijn, en om wat in mijn hoofd echt wordt. Dat het mijn taak is om verhalen geloofwaardig en krachtig over te brengen, in wezen niet anders dan een telemarketeer die een nieuwe dienst onder de aandacht brengt. Dat ik niet verantwoordelijk ben voor de interpretatie van lezers. Dat ik zijn verbolgenheid deels begreep maar dat er heus-echt-eerlijk-waar geen sprake was van besmeuren, dat ik die achternaam had gekozen omdat ik die mooi vond, dat ik een grote sympathie koesterde voor dit hoofdpersonage.

En fictie kon, vervolgde ik, juist een middel zijn om de grenzen van de werkelijkheid op te rekken en te verkennen. Nam hij het Mulisch ook kwalijk dat die in Siegfried de zoon van Hitler opvoerde, vond hij het schandalig hoe Philip Roth in The Plot against America de piloot Charles Lindbergh veranderde in een president met nazisympathieën?

Mijn reactie was uitgebreid – misschien iets te uitgebreid, dacht ik pal na verzending – en ik stond er uiteraard achter, maar toch overtuigden mijn eigen woorden me niet volledig. Want waarom had ik deze zeldzame naam zo nodig willen gebruiken? Was dit toe-eigening – nee, toch? Ieder mens mag immers alles opschrijven, deze man mag gerust over een gestoorde Heerma van Voss schrijven, maar ja, dat zal hij vermoedelijk nooit doen; was dit niet wat de macht van de schrijver wordt genoemd of wat tenminste een beetje in de buurt kwam van die macht?

Helemaal toeval was het overigens niet dat ik zijn familienaam gebruikte. Tot enkele jaren geleden kende ik zijn zoon – een vriend van mijn ex, ik was op hem gesteld, zijn naam intrigeerde me. Samen met mijn ex verdween de zoon wiens Poolse grootvader in een nazikamp werd gestopt – nooit geweten natuurlijk – uit mijn leven, maar zijn naam bleef hangen. Toen ik aan dit verhaal werkte, kwam die ineens bovendrijven, zo simpel was het. Toch?

Sommige mensen die zich in mijn werk herkenden waren beledigd, een enkeling zag het juist als eerbetoon. In werkelijkheid was het dat allebei niet

Marja Pruis zei onlangs in Volkskrant Magazine: “Schrijven is je verschuilen. Ik verschuil me achter mijn schrijvende ik. Ik doe het, plat gezegd, omdat het me op een andere manier niet lukt me goed uit te drukken.”

Als ik aan mijn schrijven denk, aan wat ik daarbij voel, denk ik aan een dergelijk onvermogen. Aan schaamte, ook. Misschien is het wel de voornaamste reden waarom ik schrijf: om iets te doen met de opspelende gevoelens waar ik in gesprekken geen woorden voor vind, waar ik geen andere bestemming voor weet. Om de gedachten te ordenen die ik pratend niet met elkaar verbonden krijg. Wie weet, drong het tot me door toen ik zag dat de man alweer een antwoord aan het typen was, speelde dat toch ook mee in het gebruik van die achternaam. Een kinderachtige neiging om het laatste woord te hebben. Een manier om iets stekends onafgeronds – nooit afscheid genomen van die jongen, van die vriendengroep, eigenlijk ook niet van mijn ex-geliefde – toch nog naar mijn hand te zetten.

Nu ik er nader bij stilstond: in mijn bundel doken voortdurend flarden op van mijn verleden, vaak verkapt. Zinnetjes en gewoontes waarvan alleen ik de bron kan herleiden, mijn ex die welbeschouwd in ieder verhaal wel vermomd kwam opdraven, een hele rits figuranten van vroegere rituelen en gewoontes – al die flarden die ver weg voelen en tegelijkertijd onvervreemdbaar bij me blijven horen, al die korte levens die samen een heel leven vormen.

Ik schrijf niets naar me toe. Ik drijf dingen in mijn werk juist uit

Er zijn mensen in mijn omgeving die zichzelf – overigens ook zo nu en dan ten onrechte – de afgelopen twaalf jaar hebben herkend in wat ik schreef. Sommige mensen waren beledigd, een enkeling zag het juist als eerbetoon. In werkelijkheid was het dat allebei niet. Wat me steeds duidelijker begint te dagen: ik schrijf niet over mensen of taferelen om ze bij me te houden; ik schrijf niets naar me toe. Ik drijf dingen in mijn werk juist uit. Herinneringen zonder afronding, handelingen die ik anders alleen met willekeur kan verklaren. Ik voeg ze samen en maak ze typend onschadelijk, ze krijgen een nieuw omhulsel waar ik wél grip op heb.

Misschien had ik dat die onbekende man moeten terugschrijven. Maar we wisselden alleen nog wat nietszeggendheden uit. De toon werd gemoedelijker. Hij herhaalde zijn klacht in iets zachtere woorden, bleek zelf ook verhalen te schrijven die hij terloops onder de aandacht probeerde te brengen, hij wenste me succes met toekomstige verhalen, fictief of niet.

Mijn verhaal met zijn achternaam ging hij niet lezen, ik reageerde op die mededeling met een like die ik direct weer introk, en zoals zo vaak kwamen de meest persoonlijke, meest eerlijke gedachtes en verwoordingen pas toen ik uitlogde – en ik me helemaal afgezonderd voelde, onbespied, klaar om alles wat nog rommelde al schrijvend te verdrijven.

Thomas Heerma van Voss

Een dikke pot inkt

Aanmelden

Registreer je of meld je aan om een artikel te lezen of te kopen.

Sorry

Je bezoekt deze website via een openbaar account.
Je kunt alle artikelen lezen, maar geen producten kopen.

Belangrijk om weten


Bij aankoop van een abonnement geef je toestemming voor een automatische herabonnering. Je kunt dit op elk moment stopzetten door contact op te nemen met emma.reynaert@onserfdeel.be.