In ‘Wolf’ van Lara Taveirne laat de werkelijkheid zich niet boetseren
Tien jaar lang leefde schrijver Lara Taveirne met het raadsel rondom het verdwijnen van haar jongste broer Wolf, voordat ze de kracht vond om zijn dagboek open te slaan. In haar terugblik op hun gezamenlijke jeugd en de beschrijving van haar rouw schetst Taveirne hoe literair denken een vloek en een zegen tegelijk kan zijn.
Als het schrijverschap eenmaal in je zit, laat het je nooit meer los. Ook niet wanneer je ruim tien jaar jongere broer zonder enige aankondiging de trein pakt naar het noorden van Zweden en zich daar begraaft in de kou.

© Carmen De Vos
Dat laatste overkwam Lara Taveirne (1983), bekend van onder meer De kinderen van Calais (2014) en Pluto (2021). Na jaren vol omtrekkende bewegingen besloot ze dat het tijd werd deze alles overschaduwende levensgebeurtenis een plek te geven in haar oeuvre. Het resultaat is Wolf, een literaire terugblik op het leven van haar achttienjarige broertje, zijn plotselinge verdwijnen en de impact van die gebeurtenis op haar en hun grote gezin.
Dat het voor een fictieschrijver niet makkelijk is die geschiedenis helemaal naar waarheid te vertellen, blijkt al uit de eerste alinea van de vertelling: “Je trok de deur van je studentenkamer dicht, gooide de sleutel over je schouder, kocht met je laatste geld een ticket naar het noorden en weg was je. In een valse herinnering keek je aan het einde van de straat nog een keer achterom en zwaaide.”
De neiging is groot van zo’n dramatische gebeurtenis een filmisch verhaal te maken, met een pakkend begin en een passend slot. Maar zo gemakkelijk laat de werkelijkheid zich dus niet kneden, zeker niet als het zulk rauw verdriet betreft als in Wolf. Toch – of misschien juist daarom – lukt het Taveirne een ijzersterk boek over rouw af te leveren: een verhaal dat laat zien hoe groot de leegte is die een dierbare kan achterlaten, zeker wanneer die zomaar verdwijnt.
Met Wolf keert Taveirne terug naar thema’s en werkwijzen die haar eerder grepen. Voor haar debuut De kinderen van Calais baseerde ze zich vrijelijk op historische gebeurtenissen: in 2005 sprongen twee meisjes van veertien daadwerkelijk in Calais van de rotsen. Ook voor Kerkhofblommenstraat (2018) dook ze in oude dagboeken om het historische verhaal te vertellen van een jonge vrouw die gaat werken op de kwekerij van haar vader en daar haar coming of age beleeft. Het verlies van een dierbare was ook al een thema in Pluto, waarin een meisje de dagboeken van haar moeder vindt en zo meer leert over het bijzondere belang van een verlaten dijkhuis dat haar moeder bezocht.
Taveirne bevond zich met haar schrijven, kortom, al vaker op het kruispunt van geschiedenis, egodocument en rouw. Maar niet eerder was haar werkwijze zo persoonlijk als in Wolf: minutieus leest ze het dagboek dat haar broer in de periode voor zijn verdwijning bijhield. Daarin beschrijft hij gedetailleerd welke voorbereidingen hij voor zijn laatste reis treft: de boeken die hij koopt (naast zijn Moleskine-schrift toepasselijk genoeg ook On the Road van Jack Kerouac), de berichten die hij vooraf naar zijn ouders stuurt om te verklaren waarom hij in het weekend niet naar huis zal komen (hij schrijft te moeten leren voor zijn tentamens; wij lezers weten inmiddels beter), de mensen die hij tijdens zijn treinreis naar Zweden treft. Het is een confronterende leeservaring, zowel voor Taveirne als voor ons: samen met haar vraag je je af of hij nog tot omkeren had kunnen worden bewogen, als iemand hem maar met aandacht in de ogen keken gehad.
Met minstens evenveel beklemming beschrijft Taveirne het maandenlange wachten op een teken van leven wanneer blijkt dat Wolf niet zomaar terugkomt. Samen met haar familie zoekt ze naar aanwijzingen: de rommelige manier waarop hij zijn studentenkamer heeft achtergelaten, de dromen waarin ze zijn mogelijke schuilplekken voor zich ziet. Wanneer zijn lichaam eenmaal gevonden is, ontstaan er nieuwe vragen: heeft hij ooit blijk gegeven van de wens een einde aan zijn leven te maken? Was hij überhaupt ongelukkig?
Weinig wijst daarop: Wolf leek omgeven met vrienden en familieleden die veel van hem hielden. Ook in zijn dagboek zijn weinig duistere gedachten opgetekend. Zijn dood lijkt meer. Of wilde hij de hoofdpersoon zijn in zijn eigen bloedstollende roman?
Taveirne toont uiterst bekwaam hoe de tijd steeds weer een nieuwe vorm geeft aan haar rouw
Taveirne beantwoordt geen vragen, maar toont uiterst bekwaam hoe de tijd steeds weer een nieuwe vorm geeft aan haar rouw en die van haar familieleden: van stiekeme hoop op zijn terugkomst tot behoefte aan reconstructie van zijn laatste dagen en uren. Soms dreigen haar beschrijvingen ietwat sentimenteel te worden (familieleden die elkaar in de armen vallen en elkaars gezichten nat huilen). Toch vergeef je het de schrijver direct, omdat er zoveel pakkende beelden tegenover staan: volgeregende laarzen, de witte handschoenen van de begrafenisondernemer (die zo ernstig kijkt dat hij doet denken aan een goochelaar die Wolf op magische wijze kan terugtoveren), de zoektocht naar de laatste rustplaats van broerlief via Google Maps (met een Streetview-functie die niet reikt tot in het onherbergzame bos waar hij uiteindelijk in de sneeuw zou worden gevonden).

De verteller van Wolf overpeinst iedere herinnering: van het moment waarop ze hoorde dat er een kindje in haar moeders buik groeide tot de blikken in de ogen van de mensen die aansloten in de lange condoleancerij. Bovendien blijft het schuldgevoel knagen: ook Wolf had literaire ambities, die onmiskenbaar in zijn dagboek doorklinken. Je zou het Taveirne gunnen dat met het beschrijven van al die gedachten ook de berusting een plek kan krijgen, met minder piekeren en schuldgevoelens.
Wolf is het verslag van een nederig rouwproces, beleefd door de ogen van een schrijver die zichzelf continu betrapt op het willen boetseren van de werkelijkheid. Dat geeft deze kwetsbare vertelling over een universeel thema extra diepgang.
Lara Taveirne, Wolf, Prometheus, Amsterdam, 2024, 224 p.
Geef een reactie
Je moet ingelogd zijn op om een reactie te plaatsen.