Context bij cultuur in Vlaanderen en Nederland

Publicaties

Context bij cultuur in Vlaanderen en Nederland

Ik ben geen goede schrijver, ik ben een goede herschrijver
0 Reacties
column Thomas Heerma van Voss
literatuur

Ik ben geen goede schrijver, ik ben een goede herschrijver

In Vanaf de zijlijn beschrijft Thomas Heerma van Voss wat er gebeurt als een auteur zijn schrijfkamer verlaat. Welke rol speelt een redacteur? ‘Toen sprak ze een zin uit die ik nooit helemaal van me heb kunnen afschudden: ik ben niet overtuigd.’

De eerste schrijver die ik ooit sprak, een vriend van mijn ouders die wekelijks kwam eten, zei toen ik jong was: “Zoals ik het schrijf, komt het in mijn boeken. Er hoeft bijna geen zin herschreven.”

Betrekkelijk lang verkeerde ik in de veronderstelling dat die woorden voor alle auteurs golden. Dat boeken zonder noemenswaardige hulp van derden tot stand komen – een auteur schrijft een eerste en tweede versie, heel soms een derde, in de tussentijd geeft een redacteur aan waar de komma’s verkeerd staan en klaar, het geheel kan naar de drukker.

Veredelde vingeroefening

Nu ik zelf schrijf weet ik beter. Geen van mijn boeken had ook maar enigszins de uiteindelijke vorm gekregen zonder zorgvuldige redactie van derden. Mijn debuut zag ik aanvankelijk zelfs niet eens als mogelijk boek, ik deed gewoon maar wat – achttien was ik, ik had die dagen weleens het idee dat ik gek zou worden dus schreef ik snel een verhaal waarin iemand anders gek werd. Het resultaat beschouwde ik louter als hobbyproject, veredelde vingeroefening, tot diezelfde vriend van mijn ouders iedere pagina kritisch onder handen nam en aangaf waar het tempo inzakte, waar ik mezelf herhaalde, welke informatie overbodig was of juist ontbrak.

Kort daarna kreeg een serieuze, grijsblonde redactrice die ik via mijn moeder kende het verhaal onder ogen en zei: “Dit kan op onze najaarsaanbieding.”

Ze las het manuscript meerdere keren, ook zij stipte een overdaad aan fouten aan, stelde zelfs voor twee personages samen te voegen, specifieke scènes te vermengen of juist los van elkaar te halen – met bijna alles wat ze opperde was ik het eens, en ze las ook nog eens nauwgezet mee met wat ik aanpaste. Zo bepaalde ze, net zoals die vriend van mijn ouders dat eerder had gedaan, mede wat voor verhaal het werd. Ze maakte van mijn eerste verzinsel een volwaardig boek. Enigszins pompeus zou ik hiervan kunnen maken dat ze van mij een schrijver maakte.

Ze maakte van mijn eerste verzinsel een volwaardig boek

Het begin van een lange samenwerking, leken we allebei te denken toen mijn debuut verscheen, ik dacht het in elk geval. Driftig schreef ik verder, mijn tweede boek moest natuurlijk beter worden en gelaagder, vol goede moed leverde ik het in en weken later zat ik weer tegenover de redactrice, in haar statige kantoor aan de Herengracht. Tegen haar gewoonte in had ze het opvallend lang over randzaken die geheel los stonden van haar werk, Amerikaanse politiek, een orkaan vlak bij Japan. Toen sprak ze een zin uit die ik nooit helemaal van me heb kunnen afschudden: “Ik ben niet overtuigd.”

Ook zo, in de klassieke poortwachtersfunctie, heeft een redacteur een cruciale functie. Het manuscript zoals ik dat schreef en bij haar inleverde is voorgoed onuitgegeven gebleven. Waar ik haar inmiddels dankbaar voor ben, maar dat is een ander verhaal.

Achterliggende ideeën

De maanden erna herschreef ik fanatiek, maar mijn redactrice had steeds minder tijd en het enthousiasme dat ze bij mijn eerste boek had bleef nu voorgoed achterwege. Was ik minder goed geworden? Zag ik iets over het hoofd? We besloten de samenwerking te beëindigen. Nou ja, zij besloot het met haar oordeel, ik sprak die woorden uiteindelijk maar hardop uit. In zekere zin ben ik vanaf dat moment bezig haar ongelijk te bewijzen.

Na haar heb ik talloze redacteuren meegemaakt, soms uit de verte, soms van dichtbij. De een wilde vooral over achterliggende “ideeën” van elk mogelijk boek praten en leek weinig geïnteresseerd in wat ik precies schreef. De ander ging juist meteen in op de kleinste details van mijn tekst: klopt wat je hoofdpersoon op pagina 15 doet wel met wat-ie op pagina 118 denkt? Weer een ander soort redacteur, meestal vrij jong, stelt zich vooral dienstbaar op: de wens van de schrijver blijft wet, elke correctie wordt gepresenteerd als een voorzichtige suggestie. Ik heb inmiddels ook gewerkt met redacteuren die vanaf het begin vooral bezig zijn de moraal op te vijzelen: dit plan klinkt fantastisch, dit boek wordt zo goed en kan nog beter! Een keer hoorde ik een redactrice tegen een debutante die net haar eerste versie had ingeleverd zeggen: “Ruim die schoorsteenmantel alvast leeg voor de prijzen die eraan komen.”

In zekere zin ben ik sinds de afwijzing van mijn tweede boek bezig het ongelijk van die redacteur te bewijzen

Van de debutante in kwestie heb ik nooit meer iets vernomen. De redactrice werkt nog steeds en is nu volop bezig met nieuwe debuten. Nieuwe schoorsteenmantels.

Weer anderen zien redigeren als een min of meer overbodige luxe, die meer tijd kost dan dat het winst oplevert, en boeken uitgeven beschouwen ze als een kwestie van kansberekening: indien je er maar genoeg aflevert, zal er wel vroeg of laat één opvallen en sprankelen.

Zelf gedij ik het beste onder een kalmer slag redacteur – het soort redacteur dat hoofdzakelijk vragen stelt. Die na het lezen niet meteen zegt: dit deugt niet, dit is onjuist, maar die vraagt: wat bedoel je daar precies mee, hoe zou je dit typeren? Dan trek ik daaruit zelf conclusies. En begrijp ik: kennelijk is dat aspect niet goed overgekomen, anders zou er niet naar gevraagd worden. En dan begin ik vanzelf al na te denken over aanpassingen, oplossingen, wijzigingen.

Ruim die schoorsteen-mantel alvast leeg voor de prijzen die eraan komen, zei een redacteur ooit

Momenteel werk ik aan een nieuwe roman met een nieuwe redacteur, en onze gesprekken over de fragmenten die ik hem mail verlopen aan de hand van vragen. Een enkele keer van mijzelf (Komt dit over? Werkt deze passage?), meestal van hem. In de kantlijn zet hij zelden iets, hij geeft nog niet aan waar ik spatiefouten maak of woordjes vergeet want we weten dat dat stadium later komt. Nu probeert hij de kern te ontrafelen: wat karakteriseert je hoofdpersoon? Kan dat op een andere manier nog meer naar voren komen? Moet je zijn vriendin niet iets meer tekst geven en iets meer liefde laten tonen?

Het klinkt pragmatisch, zo’n werkwijze, alsof je een boek als een bouwdoos in elkaar zet, maar voor mij werkt het wel. Met elke correctieronde voel ik dat het verhaal een duidelijkere richting krijgt. Meer spanning. En weer bekruipt me een gedachte die ik bij al mijn boeken weleens heb gehad, steeds sterker naarmate ik meer aanpas: ik ben geen goede schrijver, ik ben een goede herschrijver.

Ik zou die vriend van mijn ouders nog eens willen vragen wat die daarvan vindt, maar ik ben bang dat hij het beaamt. Dat hij zegt: bij mij staat elk woord meteen op de juiste plaats. En dat hij daarbij zelfverzekerder klinkt dan ik ooit over mijn eigen werk heb gedacht of gesproken.

Thomas Heerma van Voss

Een dikke pot inkt

Aanmelden

Registreer je of meld je aan om een artikel te lezen of te kopen.

Sorry

Je bezoekt deze website via een openbaar account.
Je kunt alle artikelen lezen, maar geen producten kopen.

Belangrijk om weten


Bij aankoop van een abonnement geef je toestemming voor een automatische herabonnering. Je kunt dit op elk moment stopzetten door contact op te nemen met emma.reynaert@onserfdeel.be.