De bom barst: de opstand van ‘tuchteloze Belgen’ in het kamp van Zeist
Na het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog vluchtten naast talloze burgers ook vele duizenden Belgische militairen de Nederlandse grens over. Volgens een internationaal verdrag moest het neutrale Nederland de Belgische soldaten interneren. Over deze vergeten geschiedenis schreef historicus Paul Putteman het indringende boek Ongewilde gasten, gehavende zielen. Lees hier een fragment over een opstand in een kamp met zware gevolgen.
In de ochtend van 3 december 1914 openen Nederlandse militairen in het kamp van Zeist het vuur op een aantal ‘opstandige’ militairen. Er vallen in totaal acht doden en achttien gewonden die opgenomen worden in het Sint-Elizabethziekenhuis in Amersfoort.
Het Nederlandse socialistische Tweede Kamerlid Pieter Jelles Troelstra vraagt op 5 december 1914, via een schriftelijke parlementaire vraag, aan de minister van Oorlog Nicolaas Bosboom een onderzoek in te stellen naar het incident van 3 december. Op 2 januari 1915 brengt de minister verslag uit in de Tweede Kamer, waarin hij het gebeurde schetst en de toestand relativeert.

© Huygens Instituut
Op 2 december 1914 omstreeks 15 uur, aldus Bosboom, betrappen twee Belgische rijkswachters drie gevangenen die burgerkledij aantrekken in kamp I in Zeist. De kledij is door een vrouw onder haar rokken binnengesmokkeld. De drie mannen worden gearresteerd maar een oproerkraaier stookt geïnterneerden op die samenscholen en beledigende opmerkingen naar het hoofd van de bewakers en rijkswachters slingeren. Drie Nederlandse kapiteins praten in op de Belgen en weten hen, met behulp van de wacht, weg van de omheining te drijven. Wanneer het avondmaal opgediend wordt, komt een einde aan de samenscholing. Door een technisch defect valt de elektriciteit in het kamp uit. De geïnterneerden denken dat dit als straf bedoeld is en uiten hun onvrede. Later die avond wordt de elektriciteitspanne hersteld.
Om 19.30 uur ontstaat er opnieuw tumult in het kamp. De geïnterneerden trekken aan de omheiningsdraden, waarvan sommige knappen, en werpen de ruiten van de (voorlopige) kantine in. Een schildwacht en nadien een klein detachement dat in versterking komt, schieten in de lucht. Daarop gaan de geïnterneerden uiteen. Een Nederlandse kapitein praat verder in op de geïnterneerden, belooft gegronde klachten te zullen onderzoeken en kan de gemoederen bedaren. De nacht verloopt verder rustig.
De ‘samenrottende Belgen’ jouwen opnieuw de Nederlandse officieren en soldaten uit, aldus Bosboom
Wanneer de administrateur van de kantinepachters de volgende dag om 8.15 uur de kantine betreedt, stelt hij vast dat de kantine geplunderd is: biervaten zijn leeg gedronken, voedingswaren gestolen en de vensters zijn ingegooid. De kampcommandant van kamp 1 komt om 8.30 uur aan en vraagt de piketcommandant, luitenant Gerard Mallinckrodt, zich klaar te houden buiten de omheining en indien nodig, in het kamp te komen. De ‘samenrottende Belgen’ jouwen opnieuw de Nederlandse officieren en soldaten uit, aldus Bosboom. Wanneer een steen tegen de tent van de commandant van kamp I vliegt, vraagt hij aan het piket om krachtdadig op te treden en zo nodig te schieten.
Het piket, bestaande uit een luitenant, een onderofficier en zestien soldaten, wordt uitgejouwd. De Nederlandse militairen worden omringd door Belgen die hen uitschelden voor ‘Duitsers’ en ‘Kwatta-soldaatjes’… ‘Kwatta-soldaatjes’ zijn de afbeeldingen van soldaten op de verpakking van de chocoladeproducten van het merk Kwatta. Iedereen kan deze afbeeldingen sparen en een aantal van die ‘soldaatjes’ geven recht op een gratis product van Kwatta. Met ‘Kwatta-soldaatjes’ bedoelen de Belgen hier dat de Nederlandse militairen geen echte soldaten zijn. Zij hebben immers nog niet deelgenomen aan gevechten.

Daarop sommeert de luitenant de menigte om uiteen te gaan, zowel in het Nederlands als in het Frans, maar zonder resultaat. De Belgen werpen met stenen en gaan vooruit in de richting van het piket. Twee oproerkraaiers worden gearresteerd. De Belgen dringen zich verder op in de richting van het piket onder luid gejoel. De luitenant laat de geweren schouderen, waarop de Belgen uiteen gaan, maar blijven schreeuwen, hun handen in de lucht steken en roepen: ‘Schiet maar, Kwatta-soldaatjes’. De luitenant laat de geweren afzetten, maar wanneer de Nederlandse soldaten een Belg uit de kantine zien komen die blijkbaar voedingswaren gestolen heeft en hem willen arresteren, verzamelen de geïnterneerden opnieuw en komen schreeuwend dichter bij het piket.
Hierop laat de luitenant een salvo afvuren. Vermits de Belgen niet uiteengaan en verder blijven roepen, laat hij nog een tweede maal vuren. Ook nu gaan de Belgen nog niet uiteen en volgt een derde salvo. Pas dan verspreidt de menigte zich. Het piket begeeft zich vervolgens buiten de omheining. In totaal worden 43 schoten gelost. De luitenant dreigt zelf met zijn pistool, maar vuurt niet, omdat zijn wapen blokkeert. Vijf Belgen zijn op slag dood, één overlijdt kort nadien. Een zevende overlijdt tijdens de overbrenging naar het hospitaal en een achtste in het hospitaal. Er zijn ook achttien gewonden.
Bosboom besluit dat de commandant van kamp 1 het bevel gegeven heeft aan de luitenant van het piket om zo nodig te schieten. Het eigenlijke bevel tot schieten is gegeven door de luitenant, maar na sommaties en nadat getracht was de samenscholing door overleg te laten beëindigen. Toen de geïnterneerden dreigend naar de Nederlandse soldaten kwamen en met stenen gooiden, had de commandant van het piket geen andere keuze dan te schieten. De minister betreurt het incident, maar legitimeert het optreden van het bewakingsdetachement volledig. Hij eindigt zijn relaas met de volgende woorden:
‘[…] dat de kapitein en de luitenant, zooeven bedoeld, geheel hebben gehandeld, zoals hun plicht gebood. Alleen aan dit tijdig en krachtdadig ingrijpen, hoe treurig ook in zijn gevolgen, is het te danken, dat erger werd voorkomen. Ware anders gehandeld, dan zou ongetwijfeld de geest van verzet zich krachtig hebben ontwikkeld en tot ernstiger ongeregeldheden aanleiding gegeven hebben.’
Over de diepere oorzaken van het incident wenst Bosboom zich niet uit te spreken in zijn verslag. Die zijn volgens hem van psychologische aard. Enkel de grieven, door de geïnterneerden geformuleerd tijdens het onderzoek, komen aan bod en worden één voor één door hem als ‘niet terecht’ of ‘schromelijk overdreven’ bestempeld.

Foto uit 'Ongewilde gasten, gehavende zielen'
Hij schrijft dat de Belgen een ruimere bewegingsvrijheid wensen evenals de mogelijkheid om zich met hun vrouw naar Amersfoort te begeven. De militairen voelen zich opgesloten als criminelen en dat weegt zwaar op hun gemoed. Bosboom stelt dat met het oog op het voorkomen van talrijke ontvluchtingen, geen vrouwen in het kamp kunnen toegelaten worden. Bezoek kan enkel plaatsvinden in door de pachthouder van de kantine ter beschikking gestelde lokalen, die sinds 3 december 1914 verbeterd zijn. De minister schrijft dat, rekening houdend met de plaatselijke toestand, verlofvergunningen slechts uitzonderlijk kunnen toegekend worden. Hij specifieert echter niet wat deze ‘plaatselijke toestand’ juist inhoudt.
Voorts stelt Bosboom dat de gedetineerden klagen over het gebrek aan een volwaardige kantine. De minister verklaart dat voorrang gegeven werd aan de bouw van slaapbarakken, gelet op het jaargetijde. De kantines waren nog niet klaar en de geïnterneerden moesten zich behelpen met voorlopige gebouwen en enkele kleine kermistenten.
De militairen voelen zich opgesloten als criminelen en dat weegt zwaar op hun gemoed
Over de te hoge prijzen in de kantines zegt Bosboom dat problemen inzake de kwaliteit van de goederen ontstonden toen verschillende kooplieden toegelaten werden in de kampen. Doordat ze ook geen kosten hadden, konden ze verkopen tegen relatief lage prijzen. Hoewel de prijzen over het algemeen gestegen zijn na de gunning van een overheidsopdracht aan twee handelaars, meent Bosboom dat de prijzen toch billijk blijven. Ze worden bovendien vastgelegd in overleg met de gemeentelijke keuringsdienst van Amersfoort.
In de slaapbarakken zullen tochtportalen worden voorzien. Het gebrek hieraan zorgde volgens de minister inderdaad voor een ‘onaangenaam verblijf ’, zoals we in het vorige hoofdstuk al lazen in het getuigenis van Alfons Van Hove.
Over het gebrek aan activiteiten in het kamp, de ‘gedwongen ledigheid’ zoals Bosboom het omschrijft, haalt hij aan dat de geïnterneerden gevraagd werd om mee te werken aan de afwerking van het kamp. De minister stelt dat die hulp er niet kwam en een ‘lijdelijk verzet’ gepleegd werd. De geïnterneerden verklaarden dat zij de Nederlandse werklui geen concurrentie wilden aandoen en daarom niet bereid waren om mee te werken aan de voltooiing van het kamp. Dit wil niet zeggen dat de Belgen hun leefomstandigheden niet trachten te verbeteren en lijdzaam toezien. De minister merkt op dat ze veel werktuigen stalen, evenals materieel, waarmee de geïnterneerden zelf allerhande knutselwerk, stoelen, kasten, banken… vervaardigden.
In de Nederlandse kranten krijgt het voorval zeer ruime aandacht. Ze brengen onmiddellijk verslag uit van het incident. Het Algemeen Handelsblad, een van oorsprong liberale Amsterdamse zakenkrant, meldt nog dezelfde dag, 3 december, een opstand in het kamp waarbij zes doden en acht gewonden vielen. Het verzet is nog niet volledig onder controle en versterkingen uit Utrecht zijn aangevoerd, volgens het dagblad.
In de dagen daarna brengen verschillende Nederlandse kranten uitgebreid het standpunt van de Nederlandse overheid, benadrukken de weerspannigheid van de Belgen, vinden hun gedrag ongepast en wijzen erop dat generaal Knel het optreden volledig goedkeurde. De Belgen willen hun zin doen in het kamp en zich niet naar de reglementen schikken. Ze zijn werkschuw en niet tevreden met de bezoekuren. Er worden diefstallen gepleegd op grote schaal: borden, messen, kopjes… worden uit de kantine ontvreemd en uit gestolen hout maken de Belgen souvenirs voor hun familie. Bovendien brengen vrouwen burgerkledij in het kamp om te kunnen ontsnappen. Kortom, de Belgen zijn tuchteloos en verzetten zich tegen het Nederlandse gezag.
Minister Bosboom en de Nederlandse pers gaven een vertekend beeld van wat er gebeurde in het kamp. Wie wil weten hoe echt zat, leze het boek ‘Ongewilde gasten, gehavende zielen’ dat vrijdag 14 maart verschijnt bij Uitgeverij Ertsberg.
Reacties
Geef een reactie
Je moet ingelogd zijn op om een reactie te plaatsen.
Dat dit een ‘vergeten geschiedenis’ zou zijn, is je reinste onzin. Daarover is al heel wat gepubliceerd. Het is wel een goed verkoopsargument. Dat wel.