Deel artikel

literatuur recensie

Gerard Koolschijn hekelt de fantasieloze hebzucht van het mensdier in ‘Zo oud als de tijd’

23 april 2025 5 min. leestijd

Met verhalen uit het oude Griekenland en zijn eigen leven probeert Gerard Koolschijn de eeuwige wetten van het leven te beschrijven. Het geheel aan ongelijksoortige verhalen wordt alleen nooit meer dan de som der delen.

Het is altijd verleidelijk om de auteur op zijn woord te geloven als die zelf het thema van zijn werk benoemt. Het is makkelijk: je hoeft niet meer na te denken. En het is – vaker – onvermijdelijk. La Superba gáát over migratie, Grand Hotel Europa gáát over massatoerisme, Alkibiades gáát over democratie. Dat zijn niet toevallig alle drie boeken van Ilja Leonard Pfeijffer, die in zijn romans altijd expliciet reflecteert op zijn thema’s (en ze anders uitentreuren in interviews benadrukt).

Dus als Gerard Koolschijn (1945) op een kwart van zijn tweede roman Zo oud als de tijd iets vergelijkbaars doet, lees je bijna als vanzelf de rest van het boek door de bril die hij de lezer opzet. Het gaat om een hoofdstuk van drie pagina’s waarin hij “de vrouw van de schrijver” het woord geeft. Zij schrijft dat het zijn bedoeling is om “het botte, op geld en macht beluste gedrag van volwassenen af te zetten tegen het geluk van de omgang met een kind”. Vervolgens plaatst ze daar haar kanttekening bij.

Aha, denk je dan. Dát brengt de twee verhaallijnen bij elkaar. Aan de ene kant een navertelling van wat het levensverhaal van de mythische Klytaimnestra – de vrouw van Agamemnon, aanvoerder van de Grieken bij Troje – blijkt te zijn. Aan de andere kant het autobiografische verhaal van een man die in zijn tweede huwelijk opnieuw vader wordt, dit keer wél tijd vrijmaakt voor zijn nageslacht en veel met vrouw en kind door het door hem zo geliefde hedendaagse Griekenland reist.

Het geschetste contrast zit zeker in Zo oud als de tijd. Klytaimnestra, die net zomin als de andere oude Grieken in dit boek bij naam wordt genoemd, leeft in een tijd waarin mensen elkaar afslachten om hun macht te vergroten of omdat ze zich in hun eer aangetast voelden. Agamemnon schroomt niet Klytaimnestra’s man te vermoorden, vervolgens zélf met haar te trouwen, toch van haar te eisen dat ze zich dienstbaar, zelfs liefdevol opstelt, om haar vervolgens te negeren en te kleineren.

Hoeveel beter is het dan om duizenden jaren later in diezelfde streken met je jonge dochter in alle rust op eilanden te bivakkeren en je tijd te besteden aan wandelingen, genietend van het uitzicht op rotsige bergtoppen? Ook al – zo verwijt zijn vrouw hem – slaat “de schrijver” soms door in zijn zucht een nog langere wandeling te maken of een nog hogere top te beklimmen, en daarbij zijn eigen kind in gevaar te brengen: zo vreedzaam kun je óók leven.

Alsof de keuze van Koolschijn, bekend als vertaler van Plato, voor een dergelijk leven afgekeerd van de maatschappij nog niet duidelijk genoeg is, geeft hij vaak zeer direct af op “de vaart der volkeren, de fantasieloze hebzucht van het mensdier dat de natuur verwoest, de infantiele leugens van reclamemensen. Globalisering! Welke huichelende geldwolf heeft dat woord bedacht voor de kanker van projecten die aan onze aardbol vreet?” De machteloze frustratie druipt ervan af.

En toch moet je “de vrouw van de schrijver” niet op haar woord geloven. Zo oud als de tijd is een complexere roman. Het contrast zit eigenlijk alleen in het eerste deel. Daarna mondt de biografie van Klytaimnestra uit in een complete herschrijving van de Trojaanse oorlog waarvoor meer dan honderd bladzijden wordt ingeruimd: de wrok van Achilles, de dood van Patrocles, het Paard van Troje, all the way tot Klytaimnestra de teruggekeerde Agamemnon in bad vermoordt.

In het derde deel keert Koolschijn weliswaar terug naar het heden, maar gaat het niet meer over “de schrijver” en zijn dochter. Hij beschrijft hoe “de schrijver” zelf als dertiger door een ernstige ziekte onderweg beseft dat hij niet zijn hele leven in zijn eentje reizend door kan brengen, leraar wordt, zijn tweede vrouw leert kennen en afgezonderd in de provincie een eigen eiland kan creëren – totdat hij, oud geworden, zich in een drukke stad gereed maakt voor het onvermijdelijke einde.

Zo bekeken lijkt de titel van deze roman vooral te verwijzen naar de eeuwige wetten van het leven. Van de primaire emoties waardoor iedereen in de verhalen uit de Griekse oudheid wordt gedreven tot de dood die aan alles een einde maakt. Daarom ook de zinnen uit het toneelstuk Bakchanten van Euripides die als motto dienen: “Wetten van ons leven / zo oud als de tijd, / er is geen argument / dat ze verslaat, / hoe spits de geest / ook is die het bedenkt.”

De botsing van verhaallijnen uit heden en verleden stuurt de lezer zo veel kanten tegelijk dat die er niets meer mee kan

Maar ik durf geen conclusies te trekken. Daarvoor is Zo oud als de tijd te rommelig. De verhaallijnen uit heden en verleden missen allebei zo sterk focus dat de botsing tussen die twee de lezer zo veel kanten tegelijk opstuurt dat die er niets meer mee kan. Het is als een wilde afstoot bij snooker: alle ballen liggen overal verspreid over de tafel. In plaats van bij biljart: de speelbal stuurt gericht de tweede bal naar de derde.

In het heden gaat het over reizen en leven, maar je hebt ook dat hoofdstuk van “de vrouw van de schrijver” of een verslag van een scheepsramp waarin allerlei betrokkenen aan het woord komen. In het verleden waaiert het perspectief van Klytaimnestra uit naar alle hoofdrolspelers in de Trojaanse oorlog, waardoor het door het gebrek aan namen slecht te volgen is. En het ene moment wordt gedaan alsof goden een verzinsel van mensen zijn, terwijl goden elders in deze versie van Koolschijn wel degelijk hun invloed op de gebeurtenissen uitoefenen.

Er is natuurlijk veel te zeggen pro literatuur met een complexe structuur. Daar is er eerder te weinig dan te veel van. Maar waar die van, zeg, Max Havelaar volstrekt natuurlijk voelt en de opeenvolgende vertellers de lezers slim meevoeren naar het punt waar Multatuli hen wil hebben, is dat in dit boek niet het geval. Als je Zo oud als de tijd dichtslaat, denk je vooral: wat o wat wilde Koolschijn hiermee? Hoe sympathiek zijn afkeer van “het botte, op geld en macht beluste mensdier” me ook is.

Gerard Koolschijn, Zo oud als de tijd, Van Oorschot, Amsterdam, 2024, 270 p.

Maarten Dessing recent

Maarten Dessing

literair journalist

Geef een reactie

Lees ook

		WP_Hook Object
(
    [callbacks] => Array
        (
            [10] => Array
                (
                    [0000000000002b440000000000000000ywgc_custom_cart_product_image] => Array
                        (
                            [function] => Array
                                (
                                    [0] => YITH_YWGC_Cart_Checkout_Premium Object
                                        (
                                        )

                                    [1] => ywgc_custom_cart_product_image
                                )

                            [accepted_args] => 2
                        )

                    [spq_custom_data_cart_thumbnail] => Array
                        (
                            [function] => spq_custom_data_cart_thumbnail
                            [accepted_args] => 4
                        )

                )

        )

    [priorities:protected] => Array
        (
            [0] => 10
        )

    [iterations:WP_Hook:private] => Array
        (
        )

    [current_priority:WP_Hook:private] => Array
        (
        )

    [nesting_level:WP_Hook:private] => 0
    [doing_action:WP_Hook:private] => 
)