Renate Dorrestein kleurde buiten de lijntjes van de literatuur en het leven, zo blijkt uit haar biografie
De biografie van Renate Dorrestein leest soms als een van haar eigen gothic novels vol moedermonsters, misogynie en dood. Maar ook in haar enorme doorzettingsvermogen en ongebreidelde fantasie leek de schrijfster sterk op haar personages.
“Stel je voor dat je na je dood, als je je niet meer kunt verweren, een biográáf achter je aan krijgt.” Het is een bekende uitspraak van Renate Dorrestein. Toen ze in 2017 hoorde dat ze ongeneeslijke slokdarmkanker had, stelde ze uit ongepubliceerde manuscripten, lezingen en artikelen het boek Dagelijks werk samen. Een groot deel van het overige materiaal, waaronder brieven en dagboeken, vertrouwde ze toe aan de prullenmand. Dorrestein behield graag de regie over haar leven en het beeld van haar dat de buitenwereld werd ingestuurd.
Iris Pronk koestert duidelijke bewondering voor Renate Dorrestein als auteur en persoon, maar dat staat haar biografie niet in de weg© Yildiz Kaptein
Toch is het biografe Iris Pronk (1967) gelukt om wat van de regie over te nemen en Dorresteins werk en privéleven te duiden. Dankzij de weduwnaar van de schrijfster kreeg Pronk inzage in brieven, dagboeken en digitale en papieren archieven. En ze sprak met vrienden, familie, voormalige geliefden en de redactrices die nauw betrokken waren bij Dorresteins schrijfproces. Zo wordt in Altijd te paard duidelijk dat waar de auteur in interviews liever over zweeg onvermijdelijk in haar boeken terechtkwam.
Over haar privéleven was Dorrestein altijd terughoudend, in interviews ontweek ze intieme vragen en over het gezin waarin ze opgroeide, deed ze er al helemaal het zwijgen toe. Pas in haar vijfde roman Het perpetuum mobile van de liefde (1988) zou ze over de zelfmoord van haar zusje schrijven. De schaduw van het gezin Dorrestein zou altijd over haar proza hangen, blijkt uit Pronks boek.
Ten huize Dorrestein stond de situatie constant onder hoogspanning. Moeder voelde zich een “gekooid dier” in hun krappe Amstelveense eengezinswoning, ontwikkelde een verslaving aan kalmeringspillen en werd onbenaderbaar. Vader vluchtte voor de grillen van zijn vrouw in een drankverslaving. Renate zelf voelde zich gevangen in de “griezelige peristaltiek van het gezin”. Jaren later deelden Renate en zus Hilde het vermoeden dat hun moeder aan een post-partumdepressie moet hebben geleden.
Er liep heel wat mis in haar gezin, maar het was niet ‘het concentratiekamp achter de voordeur’, zoals Renate Dorrestein het omschreef
Hoewel uit Altijd te paard Pronks grote bewondering voor de auteur en de privépersoon Renate Dorrestein blijkt, zit die het boek nooit in de weg. Pronk schrikt er niet voor terug uitspraken of verzinsels van Dorrestein te nuanceren of doorprikken. Er liep heel wat mis in het gezin, maar volgens zus Hilde was het zeker niet “het concentratiekamp achter de voordeur”, zoals Renate Dorrestein het omschreef. Ze vond liefdevolle surrogaatouders in de moeder en vader van een vriendinnetje, en leerde goochelen. Als Miss Magic trad ze op voor kinderen en maakte ze haar televisiedebuut. Ze legde een ontzettende creativiteit aan de dag en wist munt te slaan uit haar ongebreidelde fantasie. Het zou de latere schrijfster van pas komen.
Vrouwelijke woede
Met zwier beschrijft Pronk Dorresteins aanvankelijke succesverhaal. Wanneer ze op haar achttiende ging werken bij Panorama, een glossy voor mannen vol reportages over seks, misdaad en sport, moest ze opbotsen tegen een volledig mannelijke redactie. Het keuren van billen en borsten was een vast agendapunt tijdens vergaderingen. Dorrestein kreeg te maken met heel wat vooroordelen, maar in no time ontpopte ze zich tot een rasechte journaliste die respect van haar collega’s afdwong. Haar geruchtmakende reportages waarin ze de draak stak met het patriarchaat vielen in de smaak. Later maakte ze de overstap naar de feministische tijdschriften Viva en Opzij, waar ze eerst als columniste en later samen met Cisca Dresselhuys als redactrice aan de slag ging. Dorrestein werkt als een razende, en Pronk beschrijft die eerste periode – van onbekende naar publiek figuur – met veel begeestering.
Renate Dorrestein ontpopte zich in sneltempo tot een boegbeeld van de tweede feministische golf© Frank Ruiter
Het literaire werk kende een moeilijkere start. Zo’n tien manuscripten werden afgewezen voor Dorrestein in 1983 debuteerde met Buitenstaanders, een roman die vele herdrukken en vertalingen kreeg. Vanaf dan zou er elk jaar nieuw werk van Dorrestein verschijnen.
Haar donkere verbeelding leverde bevreemdende boeken op, die gretig gelezen werden. En ging het al eens minder met de verkoop, dan bedacht de schrijfster creatieve oplossingen en campagnes. Zo liet ze achteraan in Mijn zoon heeft een seksleven en ik lees mijn moeder Roodkapje voor een advertentie van glijmiddel Lubricare opnemen. Dorrestein had een groot zakentalent. Als één van de weinige auteurs had ze toegang tot verkoopcijfers en las ze contracten erg goed na. Van het geld dat ze met schrijven verdiende, kocht ze een mooie villa – dat konden weinig auteurs zich destijds veroorloven.
Tijdens het schrijven zakte Dorrestein af in haar “druipsteengrot”. Daar hoopten herinneringen, anekdoten en weerbarstige personages zich op. Haar zusje Annemarie die ervan droomde schrijfster te worden, maar aan depressies en een eetstoornis leed en van een flatgebouw sprong. De gek geworden Lydia, die danst op muziek die alleen zij kan horen, voor een minnaar die alleen zij kan zien. En Godelieve Ochtendster, slachtoffer van het patriarchaat, die een vrouw is die doet alsof ze een man is die doet alsof hij een vrouw is.
Dorresteins boeken vonden hun weg naar een grote schare trouwe lezers, maar de literaire pers was niet altijd even enthousiast over haar romans vol vrouwelijke woede, donkere kliffen en vervallen kastelen, monstermoeders en vreemde meisjes die van gebouwen springen. Dorrestein schreef in de traditie van Emily Brontë, Charlotte Perkins Gilman, Ann Radcliffe en Shirley Jackson. In Het hemelse gerecht uit 1990 geeft ze het genre van de gothic novel een nieuw elan door niet over de madwoman maar de madman in the attic te schrijven. Misschien reageerden de – vooral mannelijke – critici zo fel omdat Dorrestein niet binnen de Nederlandse literaire conventies schreef én omdat haar werk uitgesproken feministisch is.
Dorresteins boeken vonden hun weg naar een grote schare trouwe lezers, maar de literaire pers was niet altijd even enthousiast
Ronduit walgelijk zijn de door Pronk geciteerde aanvallen van onder meer Telegraaf-columnist Leo Derksen, die Dorrestein de bijnaam Trijntje Onbenul gaf. In een van zijn stukken schreef hij: “Het kind was wat verkeerd gebakken en bovendien nog op de grond gevallen toen zij uit de oven werd gehaald. Het resultaat was bedroevend. De schepper kan soms wonderlijke streken uithalen.” Maar Dorrestein gaf haar critici (“horzelkoppen”) lik op stuk en schrok er niet voor terug hen met naam en toenaam te fileren in vileine opiniestukken. De felle – vaak onterechte – kritiek op haar werk weerhield er haar niet van te schrijven. Wel kampte ze op een gegeven moment met een writer’s block, waar ook weer een boek uit voortvloeide: De blokkade (2013).
Vriendschap
In Altijd te paard zitten een paar thema’s die ook in Dorresteins proza vaak terugkeren. Het feminisme en Dorresteins vele hechte vriendschappen met vrouwen zijn er daar twee van. Pronk zoomt in op Dorresteins verknochtheid aan haar redactrices, met wie ze ook privé omging. Pleitbezorger van het eerste uur was auteur Hannes Meinkema (Hannemieke Stamperieus), in wie Dorrestein een goede vriendin vond en die ze haar “literaire petemoei” noemde.
Later boog ook Caroline van Tuyll zich over het werk van de bestsellerauteur. Hun zakelijke partnerschap en nauwe samenwerking bleken een succesformule. Dat hun vriendschap uiteindelijk implodeerde moet voor beiden hard zijn aangekomen. Met haar biografie schreef Iris Pronk ook een lofzang op deze jarenlange kameraadschap.
Boegbeeld
Dorrestein ontpopte zich in sneltempo tot een boegbeeld van de tweede feministische golf. Niet alleen dankzij haar scherpe columns over vrouwenzaken en haar romans over opstandige en licht getikte meisjes, maar ook door haar onverzettelijke activisme. Zo riep ze met Caroline van Tuyll, Anja Meulenbelt en Elly de Waard de Anna Bijns Prijs in het leven, die van 1985 tot 2016 tweejaarlijks een Nederlandstalige schrijfster bekroond.
Ondanks alles ging Dorrestein door, totterdood. Ze liet zich niet uit het veld slaan door misogyne critici, ziekte of haar writer’s block
Ook dat is een verdienste van deze biografie: Iris Pronk toont ons hoe de complexe, controversiële Dorrestein ook vasthoudend en ook gul was met haar loyaliteit en vriendschap, en het werk van collega-schrijfsters een warm hart toedroeg.
Ondanks alles ging Dorrestein door, totterdood. Ze liet zich niet uit het veld slaan; niet door misogyne critici, niet door de ziekte ME, niet door haar writer’s block en niet door kanker. In 2017 stelde ze – ondertussen broodmager – trots haar nieuwe boek Dagelijks werk voor.
Dorrestein was een pionier, zowel op persoonlijk als op maatschappelijk en literair vlak. Ook al liep ze niet hoog op met biografen, met Pronks boek was ze vast in haar nopjes geweest: een vlotlezende, met een razende vaart geschreven caleidoscopische biografie die de vele facetten van de fascinerende Renate Dorrestein belicht.
Iris Pronk, Altijd te paard. Renate Dorrestein 1954-2018, Querido, Amsterdam, 2025, 528 p.








Geef een reactie
Je moet ingelogd zijn op om een reactie te plaatsen.