Nikki Dekker voert verdiepend bodemonderzoek uit in ‘Graafdier’
Hoe krijgen we weer oog voor de wereld rondom ons? Nikki Dekker steekt haar metaforische schop in de grond om zichzelf en haar lezers dichter bij de natuur te brengen.
De hedendaagse mens houdt de natuur graag op afstand, zo hebben vele filosofen al geconcludeerd. We harken onze tuinen zorgvuldig bij, op zondagmiddagen lopen we snel een verkwikkend rondje door het bos en ’s avonds kijken we vol verwondering vanaf de bank naar natuurdocumentaires die het wel en wee van de meest exotische dieren tonen. We behandelen de natuur alsof we er van buitenaf naar kunnen kijken, alsof we zelf niet ook een diersoort zijn.
Met dat idee maakt Nikki Dekker (1989) korte metten in Graafdier. Op uitnodiging van het Van Abbemuseum in Eindhoven verbleef ze drie weken in De Groote Peel, een natuurgebied op de grens tussen de Nederlandse provincies Noord-Brabant en Limburg. Wat een kort essay moest worden bij de tentoonstelling Soils (najaar 2024 te zien in het Eindhovense museum) groeide uit tot een compleet boek, waarin Dekker zich – net als de kunstenaars die deelnamen aan de expositie – verdiept in onze verhouding met de grond waarin we geworteld zijn.

© Merijn Schipper
Graafdier is een logische stap in Dekkers oeuvre. In haar met lof ontvangen debuut diepdiepblauw (2022) – dat is bekroond met het C.C.S. Crone Stipendium, genomineerd werd voor de Bronzen Uil en op de longlist van De Boon stond – onderzocht ze de schoonheid van een andere wereld die zo dichtbij is, en tegelijkertijd voor velen aan het oog onttrokken blijft: het onderwaterleven.
Achteraf, concludeert Dekker in de inleiding van Graafdier, was dat een relatief gemakkelijk onderwerp: mensen behandelen zeewezens van nature met een zekere mate van respect, vanwege hun soepele manier van bewegen, hun interessante communicatiemechanismen en hun scherpe zicht. Wat zich in de aarde bevindt, daarentegen, is voor veel mensen een zwart gat: het is er donker en vuil, de dieren die er rondkrioelen zijn glibberig en eng. De grond is bedoeld om op te lopen, niet om om te ploegen en in te graven.
In haar precieze en tegelijkertijd meanderende stijl neemt Dekker de lezer mee in haar eigen, aanstekelijke verwondering
Toch gaat Dekker in Graafdier de uitdaging aan. Want graafdieren, dat zijn we in zekere zin allemaal – daar is De Groote Peel een duidelijk voorbeeld van. Het is een uniek gebied van ruim duizendvierhonderd hectare groot, dat bijzonder genoeg niet wordt doorkruist door autowegen, hoogspanningsleidingen of andere ingrijpende menselijke interventies. Dat is weleens anders geweest: waar nu vol bewondering gewandeld wordt, werd vroeger volop turf uitgegraven. Daar draagt het landschap nog altijd sporen van, in de vorm van waterplassen en veenputten.
Dekker kiest ervoor haar metaforische schop in de grond te steken en in de verschillende aardlagen op zoek te gaan naar de historie van het gebied. Steeds verder daalt ze af, van het heden naar vijfduizend, zes miljoen en zelfs driehonderd miljoen jaar geleden. Daarbij komt ze niet alleen veen, zand en fossielen tegen, maar ook zichzelf: ze ontdekt dat haar eeuwige gejaagdheid, haar slapeloosheid en haar gewoonte te nagelbijten geen onlosmakelijk onderdeel van haar vormen, maar horen bij haar dagelijkse leven in de stad, waarin haar behoefte aan rust en stilte onvoldoende wordt vervuld. Tijdens haar verblijf in de natuur verdwijnen veel van de klachten die ze inmiddels als onvermijdelijk was gaan beschouwen: haar nagels blijven intact en ze slaapt als een roos.
Net als in haar debuut gaat Dekker in Graafdier bijzonder secuur te werk: ze slaat er talloze bronnen op na en blijft haar eigen conclusies continu kritisch bevragen, bijvoorbeeld door de omgang met de natuur in verschillende landen en culturen met elkaar te vergelijken. Tussen iedere aardlaagbeschrijving voegde ze bovendien oefeningen voor de lezer toe om zelf meer in contact te komen met de natuur: oefeningen om de bodem te verkennen, bevriend te raken met kriebeldieren en je habitat te verrijken.
Na het lezen van ‘Graafdier’ is het moeilijk de schoonheid van de grond onder onze voeten nog langer te negeren¬¬
Dat levert een bijzonder rijk boek op, dat een knappe combinatie vormt van filosofische overpeinzingen, feitelijke wetenswaardigheden en praktische handvatten, die ons bewuster moeten maken van onze afstandelijke houding ten opzichte van de natuur en onze gehaaste visie op tijd. Na het lezen van Graafdier is het moeilijk de schoonheid van de miljoenen jaren oude grondlagen onder onze voeten nog langer te negeren. In haar kenmerkende precieze en tegelijkertijd meanderende stijl neemt Dekker de lezer mee in haar eigen, aanstekelijke verwondering: over het bijzondere deltagebied dat Nederland is, over de wonderlijke rijkheid van het leven ondergronds, over de bodemschatten die de grond onder onze voeten herbergt.
Tegelijkertijd luidt ze – knap genoeg zonder ooit prekerig te worden – de noodklok over wat ze ziet: we putten de aarde uit, en daarmee uiteindelijk ook onszelf. Bovendien is ze een uitstekende docent: in toegankelijke taal neemt ze ons mee in de meest specifieke onderwerpen, van het ontstaan van fossielen tot de anatomie van de veenmol.

Hoogstens zou je Dekker kunnen verwijten dat ze soms wel erg veel zijpaden inslaat, ook over onderwerpen die niet ter zake doen voor haar betoog. Hoezeer ze met het opdelen van haar relaas in verschillende aardlagen ook geprobeerd heeft structuur aan te brengen, op sommige punten dreigt Graafdier een net iets te wijdlopige verzameling te worden van alles wat de auteur zoal bezighoudt. Met name de passages over haar persoonlijke zoektocht naar rust in een wereld die de mens bijna lijkt te dwingen tot een burn-out zijn soms wat gekunsteld in de hoofdstukken geweven. Die hyperpersoonlijke laag komt soms uit de lucht vallen en is bovendien niet noodzakelijk voor het boek – ook zonder biedt het de lezer houvast.
Toch zou je na het lezen van Graafdier iedereen zo’n louterende ervaring in een natuurgebied gunnen, bij voorkeur met Dekkers handreiking in de hand. Wie dan nog zonder enig schuldgevoel een heipaal de grond in durft te duwen of een snelweg dwars door een natuurgebied durft aan te leggen, moet zichzelf flink achter de oren krabben.
Nikki Dekker, Graafdier, De Bezige Bij, Amsterdam, 2024, 216 p.
Geef een reactie
Je moet ingelogd zijn op om een reactie te plaatsen.