In zijn biografie door Maria Vlaar blijkt Joost Zwagerman een beroepsleugenaar – als schrijver en als mens
Joost Zwagerman was gedurende drie decennia een van de meest zichtbare auteurs van Nederland. Maria Vlaar legt in de biografie Zwaag bloot wat al die tijd verborgen moest blijven. Het resultaat is een meeslepend boek waaruit een niet zo fraai portret opdoemt.
Schrijversbiografieën zijn niet altijd even boeiend. De doorsnee schrijver heeft vooral veel… geschreven. In elk schrijversleven zijn er natuurlijk wel bepalende momenten die helpen het werk te begrijpen (bijvoorbeeld de seminarietijd van Gerard Walschap), vaak heeft een auteur in de literaire wereld een rol van betekenis gespeeld (Willem Kloos als aanvoerder van de Tachtigers) of naast de literatuur een belangrijke functie gehad (Marnix Gijsen als ambassadeur). Maar zeker als het schrijverschap eenmaal gevestigd is, komt het er meestal op neer dat ze veel aan de werktafel gezeten hebben.
Dat is helemaal anders bij Joost Zwagerman (1963-2015). Bij hem vraag je je af wanneer hij überhaupt de tijd vond om te schrijven (vooral ’s nachts, zo blijkt, op een dieet van coke en alcohol), zoveel was er voortdurend aan de hand in zijn leven, zowel professioneel als privé. De ondertitel van zijn meeslepende biografie Zwaag luidt toepasselijk: De zeven levens van Joost Zwagerman.
Joost Zwagerman zag zichzelf graag als een groot romancier en wilde de geschiedenis ingaan als de opvolger van Harry Mulisch © Keke Keukelaar
Daarmee verwijst biograaf Maria Vlaar (1964) niet alleen naar zijn vele activiteiten maar ook naar de verschillende aspecten van zijn persoon waarop ze focust: “Joost is de zoon, de schrijver, de lezer, de minnaar, de bewonderaar, de zieke en de boetedoener.” Die geven structuur aan de biografie, die niet klassiek chronologisch opgebouwd is, maar volgens de rollen die Zwagerman gespeeld heeft. Het gevolg is dat Vlaar als het ware door diens leven zapt. Die bewuste incoherentie past bij een postmoderne auteur als Zwagerman, maar leidt onvermijdelijk tot redundantie (soms wordt twee keer hetzelfde verteld), en zorgt er ook wel eens voor dat je als lezer even gedesoriënteerd bent: zijn we nu opnieuw in de jaren 1980 terwijl we daarnet nog in de jaren nul waren?
We krijgen Zwagerman te zien in zijn vele gedaantes en met zijn vele gezichten, want meer nog dan zeven levens heeft deze schrijver talloze maskers. Naar buiten toe is hij de ambitieuze jongeman die koste wat het kost schrijver wil worden; als beroepsauteur is hij immer onzeker. Splash the cash lijkt zijn motto, tegelijk is hij voortdurend bang om in financiële problemen te komen. Voor anderen is hij een moralist met een vingertje, zelf snuift hij erop los en is haast pathologisch overspelig. Vlaar kijkt achter de façade en legt bloot wat Zwagerman angstvallig verborgen hield. Voor de bühne is hij een succesvol schrijver, gevat tv-figuur, begeesterend literatuur- en kunstkenner, een vriend op wie je kan bouwen. Maar hij is hypersensitief, vol twijfel, egocentrisch en kan erg gemeen zijn. In zijn polemieken met Michaël Zeeman en Anil Ramdas, bijvoorbeeld, en tijdens zijn echtscheiding, waarin hij zich ontpopt als stalker en leugenaar.
Gimmick! beklijft nog altijd als tijdsbeeld en sleutelroman en ook de prachtige postmoderne dichtbundel ‘De ziekte van jij’ is van blijvende waarde
Misschien past beroepsleugenaar wel als samenvatting van zijn bestaan. De romanschrijver is natuurlijk per definitie iemand die met de werkelijkheid aan de haal gaat, en Zwagerman jokt ijverig over zijn ervaringen (bijvoorbeeld over het autobiografische gehalte van Vals licht uit 1991 of het aantal keren dat hij de Verenigde Staten bezocht). Bovendien is de grens tussen eigen werk en plagiaat niet altijd duidelijk. Al in zijn eerste schrijfsels als kind kopieert hij duchtig, later zal het verwijt opduiken naar aanleiding van zijn romans: is Gimmick! (1989) niet gewoon afgekeken van Bret Easton Ellis? Ook op persoonlijk vlak liegt hij: hij bedriegt zijn geliefden – altijd heeft hij scharrels, vaak meerdere tegelijk; als zijn vrouw zwanger is van hun derde kind heeft hij een geheime relatie met politica Femke Halsema, en de verhouding met zijn laatste vriendin was al jaren aan de gang voor de scheiding van de moeder van zijn kinderen. Tijdens die vechtscheiding draait hij er zijn hand niet voor om de waarheid te verdraaien.
Zwagerman heeft een hyperactief leven geleid, dat uiteindelijk maar zes romans heeft opgeleverd (zeven als je met goede wil het Boekenweekgeschenk Duel uit 2010 meerekent). Dat lijkt niet alleen te wijten aan de schrijfkramp waarmee hij worstelt, maar moet minstens ook gezocht worden in de drukke nevenactiviteiten. Het frustreert Zwagerman, die zichzelf graag als een groot romancier zag en de geschiedenis wilde ingaan als de opvolger van Harry Mulisch.
Het boek is opgebouwd uit vele kleine anekdotes die verklarende kracht krijgen. Misschien zijn zevenhonderd bladzijden, hoe vlot verteld ook, ondanks dat gevulde en spannende leven, toch te veel eer. Vlaar verliest zich wel eens in detaillisme, zoals in het verhaal van Joosts jongere broer, of het weekblad op één exemplaar dat Zwagerman als tiener maakte en dat wel heel uitputtend beschreven wordt als oerbron van zijn schrijverschap. En die ellenlange stoet geliefden, minnaressen, friends with benefits, hoertjes… lijkt wel op de lijst veroveringen uit Don Giovanni.
Maria Vlaar zoekt een verklaring voor Joost Zwagermans zelfdoding in zijn obsessie met Leegte © Chris van Houts
Veelal registreert en suggereert Vlaar, een enkele keer is ze nadrukkelijk aanwezig als ze vanuit eenentwintigste-eeuws, meestal feministisch perspectief afstand neemt van haar onderwerp: dat het weer eens om allemaal witte mannen gaat; dat je vandaag zo niet meer over vrouwen kan praten.
Vervelend aan een biografie is dat het einde meestal bekend is: het hoofdpersonage sterft. Nog moeilijker is het als het daarbij om zelfdoding gaat. Dikwijls worden dan signalen duidelijk of worden feiten geïnterpreteerd in het licht van de zelfgekozen dood. Daar houdt Vlaar zich gelukkig ver van, maar voortdurend preludeert ze op Zwagermans zelfdoding, die daardoor steeds dreigend aanwezig is. Als die dan zo’n vijftig bladzijden voor het einde van het boek beschreven wordt, komt ze toch nog als een verrassing. Hoe kan een zo getalenteerd man die zelf zo gekant was tegen de zelfgekozen dood en die zo goed omringd was, tóch overgaan tot die daad?
Hoe kon een zo getalenteerd man die zelf zo gekant was tegen de zelfgekozen dood en die zo goed omringd was, tóch overgaan tot die daad?
Vlaar zoekt het uit als ze de kunstopvattingen van Zwagerman bespreekt, en zijn obsessie aan het einde van zijn leven met Leegte. Het zijn boeiende, niet onkritische bladzijden (ze wijst op Zwagermans eenzijdige focus op de inhoud van kunst en zijn gebrek aan belangstelling voor de vorm) die uitlopen op een beetje een melig slot: “Om voorgoed kunstenaar te kunnen zijn, moest hij als mens verdwijnen. Door er niet te zijn, ben ik des te meer, schrijf hij al in zijn filosofisch dagboek. Door uit het leven te stappen, verdwijnt Joost in het Licht alsof hij zelf God is, of op zijn minst een collega van God, en laat de wereld zijn werk na.”
Het is nog maar de vraag wat er overblijft van dat werk. Hoewel Gimmick!, Vals licht en De buitenvrouw (1994) nog altijd gelezen worden – vooral door scholieren – bevat Zwagermans oeuvre geen werk van het kaliber van De Grote Drie, A.F.Th. van der Heijden of Jeroen Brouwers, auteurs naar wie Zwagerman opkeek. Gimmick! beklijft nog altijd als tijdsbeeld en sleutelroman over de kunst- en literatuurscene in de jaren 1980 en ’90, en van blijvende waarde is de prachtige postmoderne dichtbundel De ziekte van jij (1988), al is poëzie altijd voor weinig mensen (ontstellend zijn de verkoopcijfers die genoemd worden).
Vast wordt Zwagerman straks toch minder om zijn literatuur dan om zijn nevenactiviteiten herinnerd: hij was de presentator van Zomergasten toen Ayaan Hirsi Ali de film Submission toonde, wat leidde tot de moord op Theo van Gogh; hij had een effectieve impact op het museumbezoek door zijn colleges over kunst in De wereld draait door; en stelde met Door eigen hand een belangrijk boek over zelfdoding samen dat op de nabestaanden focust. En dankzij het ontluisterende Zwaag gaat hij de geschiedenis in als wankelmoedig, seksverslaafd liegebeest.
Maria Vlaar, Zwaag. De zeven levens van Joost Zwagerman, De Arbeiderspers, Amsterdam, 2025, 768 p.











Geef een reactie
Je moet ingelogd zijn op om een reactie te plaatsen.