In ‘Het eerste verlangen’ dropt Johannes Westendorp een kwakje met intercontinentale gevolgen
De wereld rondom ons wordt elke dag een beetje complexer. Of dat is toch het gevoel dat velen hebben. Maar klopt dat wel? In Het eerste verlangen, de korte maar scherpe tweede roman van Johannes Westendorp, ontwikkelt een wetenschapper een prikkelende theorie die onze intuïtie in twijfel trekt.
Alphons Wezel werkt in een instituut voor epidemiologisch onderzoek. Daar valt meestal niet zo heel veel te beleven, waardoor de medewerkers tijd zat hebben om elkaar met gekke theorieën te bestoken. Zoals het idee dat de evolutie eigenlijk in de omgekeerde richting verloopt. Dat organismen dus een ontwikkeling doormaken van hypercomplex naar heel eenvoudig, wat zou betekenen dat we binnen twee miljard jaar allemaal nog slechts amoeben zouden zijn. De wereld wordt helemaal niet complexer, wij ervaren het alleen maar zo omdat we zelf voortdurend dommer worden.
Johannes Westendorp toont zich als een auteur met een heel eigen wereldbeeld en een verrassend kleurenpalet om dat beeld vorm te geven© Jostijn Ligtvoet
De theorie zou in elk geval kunnen verklaren waarom de meeste mensen de mechanismen niet meer kunnen doorgronden die door de happy few worden aangewend om zichzelf steeds excessiever te verrijken. Manfred Schütz is zo iemand. Als hedge fund manager is hij verantwoordelijk voor een blinkend kapitaal van vijftien miljard dollar. Zijn rendement over vijf jaar bedraagt 68,8 procent – rekent u zelf maar even uit wat dat betekent. Schütz is alles wat je je bij een trader voorstelt: roekeloos, cynisch, immoreel en emotioneel compleet gepantserd: “De meeste mensen willen mij zijn – ik wil de meeste mensen niet zijn, zo simpel is het. Equilibria bestaan niet. Als je dat hebt begrepen kun je winnen en winnen is mijn werk.”
Tijdens het grootste deel van de roman verblijft Schütz in het Verre Oosten. Dat weten we doordat de auteur bij elk hoofdstuk van deze roman de tijd en de coördinaten heeft weergegeven. Als lezer ontcijfer je al snel dat Schütz zich op 5 september 2019 in Singapore bevindt (1°21’45,5”N 130°59’21.1”E), terwijl we het epidemiologisch centrum van Alphons Wezel in Nijmegen moeten situeren (51°48’52.8”N 5°53’31.3”E).
Schütz is in Singapore iets op het spoor. Iets in verband met de Hong Kong Dollar, die binnenkort wel eens enorm in waarde zou kunnen zakken, waardoor traders die precies daarop hebben gespeculeerd plots duizelingwekkende winsten kunnen maken. Beleggers noemen dat “short zitten”; anderen houden het bij “cynisme”.
Terwijl Schütz naar al zijn geld en zijn grafiekjes zit te staren, gaan ze in Nijmegen ineens ook op het puntje van hun stoel zitten wanneer ze een verontrustend mailtje ontvangen van een collega uit Guangzhou. In China zou er een mysterieus virus rondgaan dat niet alleen koorts, hallucinaties, pneumonie en maagklachten veroorzaakt, maar waaraan intussen ook al enkele mensen zijn gestorven.
Aangezien dit verhaal zich op het einde van 2019 afspeelt, kun je als lezer vanaf dan nog maar aan één virus denken. Een virus met een krans van pinnetjes rondom de kern. Een virus met het jaartal 19 in zijn naam. Een virus dat wellicht van een dier aan een mens werd doorgegeven.
Johannes Westendorp (1979) schetst in deze roman zwierig hoe die transmissie kan zijn gebeurd. In de allereerste bladzijden lezen we hoe op 11 april 2019 in Zuid-China een Baers witoogeend zich in volle vlucht begint te ontlasten. Het kwakje belandt tussen de tanden van een bamboerat, die later op haar beurt als delicatesse voor fijnproevers wordt bereid. “Een rechterhand doet een flinke greep in een bak fijngehakte knoflook. Een linkerhand, stevig, vochtig en met kloofjes bij de nagelriemen, spert met geoefende beweging het lijfje open: contact.”
Adembenemend snel zoomt Johannes Westendorp in en uit, scrollend door tijdvakken (2,4 miljard jaar geleden tot nu) en tijdzones (China tot Nederland)
Dat Westendorp snedig, scherp en tegelijk ook overrompelend kan schrijven, toonde hij al in zijn debuut, De maat van alle dingen (2024). Ook daarin gebruikte hij verschillende settings en vertelperspectieven, maar ook alternatieve schrijfvormen zoals e-mails, aanbestedingen en curriculum vitae om zijn verhaal vorm te geven. Het eerste verlangen is minder wijdlopig, maar ondanks zijn compacte omvang zoomt Westendorp ook nu weer adembenemend snel in en uit, scrollend door tijdvakken (van 2,4 miljard jaar geleden tot nu) en tijdzones (van China tot Nederland).
Net wanneer je daarover als lezer een beetje controle hebt gekregen, introduceert Westendorp nog een derde, cruciaal personage. Wanneer de studente Robin met het vliegtuig uit Azië naar Nederland terugkeert, wordt ze de onvermijdelijke schakel die de erg verschillende werelden van Alphons Wezel en Manfred Schütz naar elkaar toebrengt. Met haar jonge activistische inborst slaat ze daarnaast ook de brug tussen de protestmarsen in Hongkong en de klimaatbetogingen in Europa.
Westendorp geeft je als lezer telkens net voldoende informatie om te begrijpen hoe dat precies in elkaar zit, zonder uitleggerig of pedant te worden. Hij strooit met hints, leessleutels en verborgen puzzelstukken, en op het einde past zijn puzzel wonderwel in elkaar.
Het eerste verlangen vraagt je actieve aandacht als lezer, maar die alertheid wordt ook beloond. Deze roman is een glinsterende caleidoscoop die zowel met zijn vorm als met zijn inhoud toont hoe onze wereld vandaag inderdaad erg complex lijkt, terwijl hij soms ook een kristalheldere ketting van schijnbaar onsamenhangende dingen kan zijn. Duizelingwekkende transacties in de high finance en razendsnel vermenigvuldigende viruscellen hebben in elk geval dát met elkaar gemeen dat ze in een-twee-drie het lot van een gewone mens in een Aziatische metropool met dat van een springerige student uit Den Haag met elkaar kunnen verbinden.
Westendorp heeft daar weinig woorden, plotwendingen of personages voor nodig. Dat is een prestatie op zich. Ook in zijn tweede roman toont hij zich als een auteur met een heel eigen beeld van de wereld en een verrassend kleurenpalet om aan dat beeld vorm te geven.
Als de theorie van Alphons Wezel klopt en alles dus almaar eenvoudiger wordt, wat zou er dan eerst uit onze wereld verdwijnen? Verwondering, denkt Wezel zelf. Als de lach en de verbeeldingskracht volgens Darwin recente fenomenen zijn, dan zijn het wellicht juist die dingen die we eerst weer gaan verliezen. Wie dezer dagen de krant leest, krijgt wel eens de pijnlijke indruk dat dat proces eigenlijk al is begonnen. Met zijn inventieve romans maakt Westendorp weliswaar duidelijk dat nog niet iedereen bereid is om zich daar zomaar aan over te geven.
Johannes Westendorp, Het eerste verlangen, Thomas Rap, Amsterdam, 2025, 159 p.








Geef een reactie
Je moet ingelogd zijn op om een reactie te plaatsen.