Deel artikel

literatuur recensie

In haar boek over Ivo Michiels onthult Sigrid Bousset evenveel over hem als over haar eigen schrijverschap

17 december 2025 6 min. leestijd

Een klassieke biografie van schrijver Ivo Michiels, dat is Wat ik haar niet vertelde van Sigrid Bousset niet. Of toch niet alleen dat: haar hybride boek is ook een verhaal over zich god wanende kunstenaars en hun onderdanige vrouwen, én een persoonlijke memoir waarin Bousset zich bevrijdt van al haar vaders.

In de epiloog van haar boek Wat ik haar niet vertelde schrijft Sigrid Bousset (1969) dat ze in 2022, net terug uit het Zuid-Franse Le Barroux, de journalist Lex Bohlmeijer ontmoet. Hij is net als zijzelf een bewonderaar en kenner van het werk van de schrijver Ivo Michiels (1923-2012). In Le Barroux had ze een bezoek gebracht aan het graf van Michiels en zijn vrouw Christiane Faes (1943-2018). Het echtpaar had daar vanaf 1980 gewoond.

Twaalf jaar eerder had Bousset een radiogesprek met Bohlmeijer gehad, over een bundel gesprekken met Michiels die zij toen had gepubliceerd, Meer dan ik mij herinner (2011). Hoe is het mogelijk, verzucht ze, “dat ik twaalf jaar later nog steeds met hem bezig ben?” Waarom, vraagt de journalist, wat wil ze nog onderzoeken? “Iets met vaders”, zegt Bousset. “Ik kan het niet helder formuleren.”

Iets met vaders. Ik las die woorden in de epiloog, toen ik Wat ik haar niet vertelde, Boussets biografie van Ivo Michiels, bijna uit had. Of nou, biografie? De titel, een typische romantitel – wie is die raadselachtige “haar”? – wordt niet gevolgd door een ondertitel met “Ivo Michiels” erin.  Die man en vrouw op het omslag moet je maar net kennen (in het boek zelf ontbreken fotobijschriften, alsof we als lezers allemaal ingewijden zijn). Ik was in dit boek veel te weten gekomen over het leven van Ivo Michiels, ook ontluisterende zaken, maar een Vatersuche was het zeker ook. Een zoektocht naar Boussets eigen vader en haar literaire vader Michiels.  

Die echte vader, de bekende hoogleraar letterkunde, literair criticus en redacteur Hugo Bousset (1942), kende ik op afstand, van zijn boeken en essays. Bousset senior had een voorkeur voor experimentele literatuur en was gepromoveerd op Het boek alfa (1963) van Ivo Michiels. Dat boek kende ik uit mijn studie Nederlands, het was verplichte kost. Veel begrepen we niet van de leestekenloze, voortdenderende tekst, liever lazen we Michiels’ generatiegenoten Reve, Hermans en Claus. Er hing een aura van “hoog-literair” om dat boek; wij waren er te stom voor.

Sigrid Bousset kende ik ook enigszins, als een onvermoeibare organisator van literaire evenementen, optredens en literaire jury’s en als oprichter van residenties waar schrijvers een tijdje rustig konden werken. Een glanzende carrière, maar wel toegewijd aan de literatuur, aan anderen, aan schrijvers. Ook wist ik dat zij getrouwd was met de schrijver Stefan Hertmans. Ik was benieuwd naar haar boek; zij werd daarmee mijn collega-biograaf. Ook in mijn werk als literair criticus is de biografie mijn favoriete genre.

Maar een “klassieke” biografie is Wat ik haar niet vertelde niet geworden. Een op degelijke bronnen gebaseerd levensverhaal van geboorte tot dood, ingebed in sociale en historische context, met enige distantie geschreven, een boek waarin de biograaf een regisseur achter de schermen is… dat is dit boek niet. De laatste tijd verschijnen er meer biografieën over vaders, boeken die geen gewone biografie kunnen zijn. Denk aan Jan Blokker junior, Dido Michielsen, Tom Rooduijn, Jan Brokken en Maarten Doorman, die het levensverhaal van hun vader schreven. De “kinderen” lopen in deze non-fictieboeken rond als verteller, personage en erfgenaam van de familieballast, zonder schijn van objectiviteit.

Voortdurend vraagt Sigrid Bousset zich af waarom ze dit boek over Ivo Michiels schrijft

In Wat ik haar niet vertelde is de biograaf ik-verteller én eigenlijk de hoofdpersoon, meer nog dan Ivo Michiels zelf. Zij voert ons mee in haar zoektocht, langs herinneringen, bronnen en plaatsen. We gaan terug naar haar tienerjaren, toen ze met haar ouders en broer Ivo Michiels en zijn (derde) vrouw Christiane opzocht in Le Barroux. Bousset senoir adoreerde de schrijver, voor zijn dochter was de mooie, stijlvolle en creatieve Christiane een idool. We zien hoe zij als een aangenomen dochter werd voor de oudere schrijver, een steun en toeverlaat voor het echtpaar en daarna voor de weduwe. Ze voert gesprekken met Michiels en laat zich door hem tot biograaf slaan. Ze glimt van trots als ze in Michiels nalatenschap een dikke map met “Sigrid” erop vindt. En ze maakt haar ontzetting voelbaar als ze, eenmaal op onderzoek, stuit op pijnlijke, schokkende feiten over het oorlogsverleden van haar held (waarover verderop meer). Telkens stelt ze zich de vraag: waarom doe ik dit? 

Een eenduidig antwoord komt er niet, net zomin als in het gesprek met Bohlmeijer. Het boek, in elegante stijl geschreven, met een mooie afwisseling tussen heden en verleden, tussen persoonlijk en documentair, verhalend, empathisch en beschouwend, was een aangename leeservaring. Ik had me geen moment verveeld.

Maar wat had ik precies gelezen? Eigenlijk drie boeken, die kunstig met elkaar zijn vervlochten: een op bronnenonderzoek gebaseerde, onthullende (deel)biografie over Ivo Michiels en ook een boek over huwelijken tussen zich god wanende kunstenaars en hun onderdanige vrouwen, hun muzen en verzorgsters. En ten derde een memoir van Sigrid Bousset, waarin ze analyseert hoe het gretig lezende meisje dat zij was, dat al vroeg een verhalenwedstrijd won, de trots van haar vader de literatuurprofessor werd, de getalenteerde vrouw die niet ging schrijven, maar zich aan andere schrijvers wijdde, haar vaders favoriet voorop, om ten slotte tóch een boek te willen schrijven. Over dat alles. Dat dit vooral gaat over schrijvers en hun entourage maakt het soms wat benauwend.

Je zou zo een uitstekende deelbiografie uit dit boek kunnen lichten: de hoofdstukken: ‘Ivo’s oorlog’, ‘Het verzwegen trauma’ en ‘Ivo’s zoon’. Over de Tweede Wereldoorlog was Michiels altijd vaag geweest; wel was duidelijk dat hij in Duitsland had gewerkt. Bousset ontdekt veel meer: dat die jongen die toen nog Rik Ceuppens heette bij een ultrarechtse Vlaams-nationalistische jongensclub had gezeten, dat hij in Lübeck de nazi’s te vriend hield. Uit het strafdossier dat zij inziet, blijkt dat hij zich nog in 1944 aanmeldde bij de Germaansche SS en op een SS-school had gezeten. Hij zou er altijd over zwijgen, en blijvend in angst leven dat het zou uitkomen.

In Duitsland had hij een vrouw zwanger gemaakt, met wie hij trouwde en in België ging wonen. Het huwelijk liep stuk; de zoon, Guido, zou hij amper zien. Hij hield hem bewust op opstand, hoewel de jongen, en later diens dochter, contact zocht. Een schrijnend verhaal dat Michiels niet sympathieker maakt. Na de oorlog publiceert hij gedichten en proza onder het pseudoniem Ivo Michiels. In de experimentele literatuur kon hij een masker opzetten, het ging niet over feiten of gevoelens, maar over taal. Hij kon een nieuwe werkelijkheid construeren, in een “autonome” tekst. Dat kwam goed uit. 

Bousset realiseert zich haar motieven om dit boek te schrijven terdege. Christiane, die na één publicatie van haar man niet meer mocht schrijven en niet mocht werken, schrijft na Michiels’ dood toch haar boek, over hém: Namasté, dat in 2018 gepubliceerd werd bij uitgeverij Contramine. Faes vraagt, op haar sterfbed, aan Bousset om dit boek te promoten. Bousset gebruikt Namasté, en de aantekeningen ervoor in schriften, spaarzaam als bron. Michiels bleef altijd Faes’ afgod, ook al raakte hij haar na negen maanden huwelijk nooit meer aan en moest zij gedogen dat niet zíj zijn ware liefde was, maar zijn minnares. Zij wilde een kind, hij weigerde. Treurig, maar de lijdzaamheid waarmee ze zich schikt in haar lot is ergerniswekkend.

Bousset werd niet in de rol van muze geduwd, was wel een werkende vrouw en moeder, maar schrijven was ook voor haar bijna vanzelfsprekend iets voor anderen. Ze ziet nu dat ze altijd “vlijtig had willen uitblinken, voor mijn vader, voor het hele professorenkorps, voor Ivo zelf. (…) Deed ik niet nog steeds, een half leven later, met alle functies die ik uitoefende, mijn best om aan de verwachtingen van vaders te voldoen?” Het zijn oprechte, retorische vragen.

Kennelijk had Bousset de omweg van dit hybride boek nodig. Als het al bijna in druk gaat, schrijft ze in een nawoord, ontdekt ze in haar vaders correspondentie met Michiels dat hij in 2000 van plan was de biografie van Michiels te schrijven. Bousset senior deed dat niet, zijn plichtsgetrouwe dochter wel. Hopelijk is zij met dit hybride boek als schrijfster uit de kast gekomen en kan zij het voortaan zonder literaire vaders af.

Sigrid Bousset, Wat ik haar niet vertelde, De Bezige Bij, Amsterdam, 2025, 480 p.

Aleid-Truijens

Aleid Truijens

journaliste en columniste bij de Volkskrant; biografe van F.B. Hotz en Hella S. Haasse

Geef een reactie

Lees ook

		WP_Hook Object
(
    [callbacks] => Array
        (
            [10] => Array
                (
                    [0000000000003b6c0000000000000000ywgc_custom_cart_product_image] => Array
                        (
                            [function] => Array
                                (
                                    [0] => YITH_YWGC_Cart_Checkout_Premium Object
                                        (
                                        )

                                    [1] => ywgc_custom_cart_product_image
                                )

                            [accepted_args] => 2
                        )

                    [spq_custom_data_cart_thumbnail] => Array
                        (
                            [function] => spq_custom_data_cart_thumbnail
                            [accepted_args] => 4
                        )

                )

        )

    [priorities:protected] => Array
        (
            [0] => 10
        )

    [iterations:WP_Hook:private] => Array
        (
        )

    [current_priority:WP_Hook:private] => Array
        (
        )

    [nesting_level:WP_Hook:private] => 0
    [doing_action:WP_Hook:private] => 
)