Deel artikel

de franse nederlanden, taal

Immersieonderwijs in Franstalig België: een wondermiddel?

Door Philippe Hiligsmann, vertaald door Katrien Vandenberghe
11 september 2019 4 min. leestijd

Een gezamenlijk onderzoeksteam van de UCLouvain en de UNamur bestudeerde de impact van taalonderricht op het cognitieve, taalkundige en sociaal-affectieve functioneren van kinderen die Nederlands en Engels leren in Franstalig België, zowel in het traditioneel onderwijs als in het immersieonderwijs. Ze wilden hierbij weten welke voorwaarden het leren van talen in het algemeen en vooral in een immersiesysteem bevorderen.

In 1998 heeft de Franse Gemeenschap van België wetgeving uitgevaardigd over immersieonderwijs van moderne talen. Scholen die daarvoor ministeriële toestemming hebben kunnen vakken die geen taalvakken zijn (bijvoorbeeld geschiedenis, aardrijkskunde, wetenschappen, wiskunde) in een andere taal laten geven dan in het Frans – meer bepaald in het Nederlands, het Engels of het Duits. De praktische organisatie wordt aan de schooldirectie overgelaten. Zulk taalbadonderwijs kan bijvoorbeeld starten in de derde kleuterklas, in het eerste of het derde leerjaar (vroege immersie) of in het eerste of derde jaar van het secundair onderwijs (late immersie). Het aantal lesuren in de vreemde taal kan in het lager onderwijs 8 tot 21 bedragen en in het middelbaar onderwijs 8 tot 13. Uitgezonderd godsdienst/zedenleer en filosofie & burgerschapseducatie kunnen alle vakken in een van de drie Germaanse talen worden onderwezen. Dit soort onderricht kent sinds de invoering ervan een gestaag groeiend succes. Momenteel organiseren meer dan 300 scholen (zowel basisscholen als middelbare scholen) dit soort immersieonderwijs en in totaal zijn er meer dan 30.000 leerlingen bij betrokken, goed voor iets minder dan 4% van de totale schoolgaande bevolking in Franstalig België. De meeste scholen hebben Nederlands als immersietaal gekozen (ongeveer 70% van de lagere scholen en 55% van de middelbare scholen). Van alle leerlingen die dit immersieonderwijs volgen, is twee derde ingeschreven in het Nederlandstalig onderwijs.

Vanwege dit gestaag stijgende succes heeft een gezamenlijk onderzoeksteam van de UCLouvain – UNamur zich gebogen over de impact van het leren van talen op het cognitief, linguïstisch en sociaal-affectief functioneren van leerlingen die Nederlands en Engels leren, zowel in traditioneel onderwijs als in immersieonderwijs. Ze wilden afbakenen welke voorwaarden gunstig zijn voor het leren van talen, zowel in het algemeen als in het immersieonderwijs in het bijzonder.

Dit multidisciplinaire onderzoeksproject liep in nauwe samenwerking met 22 lagere en middelbare scholen in Wallonië. In totaal werden meer dan 900 leerlingen twee schooljaren lang gevolgd (van begin vijfde tot eind zesde leerjaar/ jaar middelbaar onderwijs). De ingezamelde gegevens bestonden uit vragenlijsten, standaardtests, taaltaken, focusgroepen en klasobservaties.

Het immersieonderwijs trekt een sociaal-economisch en cultureel geprivilegieerd publiek aan

Hoewel de Belgisch-Franstalige scholen geen toegangsvoorwaarden of selectiecriteria mogen bepalen om leerlingen in immersieonderwijs in te schrijven, trekt het immersieonderwijs toch duidelijk een sociaal-economisch en cultureel geprivilegieerd publiek aan in vergelijking met het traditionele talenonderricht. Dit geldt vooral voor het Nederlands.

Wat de beheersing van de aangeleerde vreemde taal betreft, blijken leerlingen in het vijfde middelbaar immersieonderwijs een beduidend grotere receptieve woordenschat te hebben verworven dan leerlingen in het traditionele onderwijs. Dat significante verschil komt ook naar voren in de opstellen die immersieleerlingen schrijven in de vreemde taal. De schriftelijke opdrachten die zij afleveren vertonen een grotere taalkundige complexiteit (groter aantal zinnen/tekst, langere zinnen, grotere lexicale diversiteit) dan die van leerlingen uit het traditioneel onderwijs. In beide gevallen zijn de verschillen uitgesprokener voor Nederlands dan voor Engels. Qua taalgebruik (woordcombinaties zoals ‘op reis gaan’, ‘een examen afleggen’, ‘met betrekking tot’) en intensiveerders
(‘doodmoe’, ‘piepklein’), stellen we vast dat de fraseologische woordenschat ruimer is (méér wordt ingezet) en ook gevarieerder en diverser is in het immersieonderwijs dan in het traditionele onderwijs. Bovendien maken leerlingen uit het immersieonderwijs veel minder fouten in hun taalgebruik dan leerlingen uit het traditionele onderwijs.

Immersie heeft geen negatieve invloed op de Franse taalbeheersing

Ouders die hun Franstalige kind in het immersieonderwijs willen inschrijven vragen zich vaak terecht af of hoe het dan gesteld is met het niveau van de Franse taalbeheersing bij leerlingen aan het eind van hun immersieparcours. Alle onderzoeksresultaten (receptieve woordenschat, hardop lezen, spelling, schriftelijke taalproductie) wijzen erop dat immersie geen negatieve invloed heeft op de Franse taalbeheersing. Uit de resultaten van standaardtesten aan het eind van het lager onderwijs (Certificat d’études de base) en aan het eind van het secundair onderwijs (Certificat d’études secondaires supérieures) ­– tests die volledig in het Frans gebeuren – blijkt dat immersieleerlingen hetzelfde of zelfs beter scoren dan leerlingen uit het traditioneel onderwijs.

Verschillende gunstige factoren

Wat de bestudeerde sociaal-affectieve aspecten betreft, zal het niemand verbazen dat leerlingen van zowel het immersieonderwijs als het traditionele onderwijs Engels aantrekkelijker en makkelijker vinden dan Nederlands. Met als notoire uitzondering leerlingen uit het traditioneel middelbaar onderwijs die Nederlands volgen, zijn alle leerlingen gemotiveerd om de vreemde taal te leren. Immersie helpt het negatieve imago van Nederlands dus maar ten dele tegengaan.

Dit onderzoek laat duidelijk zien dat verschillende factoren in het immersieonderwijs gunstig zijn voor het leren van talen en dat de bereikte winst niet per se aan de immersie zelf te danken is. Een groter contact met native speakers door samenwerking tussen de twee landsgemeenschappen te bevorderen, een groter aandeel vreemde taal, enthousiaste leerkrachten: het zijn stuk voor stuk gunstige factoren voor het aanleren van talen, of je nu immersieonderwijs volgt of niet!

Het onderzoeksteam bestond uit Ph. Hiligsmann (UCLouvain – woordvoerder), A. Bulon (UCLouvain – doctoraatsstudent), A. De Smet (UCLouvain / UNamur – doctoraatsstudent), B. Galand (UCLouvain), I. Hendrikx (UCLouvain – doctoraatsstudent), L. Mettewie (UNamur), F. Meunier (UCLouvain), M. Simonis (UCLouvain – doctoraatsstudent), A. Szmalec (UCLouvain), Kr. Van Goethem (UCLouvain), L. Van Mensel (UNamur – postdoc).
Philippe-Hiligsmann

Philippe Hiligsmann

hoogleraar Nederlandse taalkunde aan de UCLouvain

Reacties

Reacties zijn gesloten.

Lees ook

		WP_Hook Object
(
    [callbacks] => Array
        (
            [10] => Array
                (
                    [00000000000029190000000000000000ywgc_custom_cart_product_image] => Array
                        (
                            [function] => Array
                                (
                                    [0] => YITH_YWGC_Cart_Checkout_Premium Object
                                        (
                                        )

                                    [1] => ywgc_custom_cart_product_image
                                )

                            [accepted_args] => 2
                        )

                    [spq_custom_data_cart_thumbnail] => Array
                        (
                            [function] => spq_custom_data_cart_thumbnail
                            [accepted_args] => 4
                        )

                )

        )

    [priorities:protected] => Array
        (
            [0] => 10
        )

    [iterations:WP_Hook:private] => Array
        (
        )

    [current_priority:WP_Hook:private] => Array
        (
        )

    [nesting_level:WP_Hook:private] => 0
    [doing_action:WP_Hook:private] => 
)