Biografen, kenners en lezers reageren op de literaire canon: ‘Eindelijk plaats voor een zwarte auteur’
Met de nieuwe literaire canon is de mahoniehouten wandplank met vijftig toonaangevende Nederlandstalige werken danig herschikt. Ouwe getrouwen donderen van de plek waar ze al sinds de eerste editie in 2015 stonden, een schare nieuwkomers neemt hun plaats in. Sommigen zijn tevreden dat ze hun favoriete werk voor het eerst in de lijst terugvinden, anderen vragen zich af wat de canoncommissie bezielde. ‘Als je Turks fruit schrapt, kun je net zo goed de hele wereldcanon opdoeken.’
Nieuwkomer ‘Een revolverschot’ (Virginie Loveling, 1911): ‘Griekse tragedie in een Vlaams dorp’
Toen Bieke Purnelle, journalist en directeur van kenniscentrum RoSa, Een revolverschot dertig jaar geleden voor het eerst las, deed ze dat met enige tegenzin. “Ik meende dat ik te maken had met een oerklassieke dorpsroman, niet mijn favoriete genre. Maar Virginie Loveling wist mij te verrassen. Meer dan een typische Vlaamse streekroman bleek Een revolverschot een indrukwekkende psychologische roman te zijn die bij momenten tegen de Griekse tragedie aanschurkt.”

© Theo Beck
“Het verhaal speelt zich af in de archetypische context van het Vlaamse dorp, waar roddels en achterklap, de kerk, dialect, bijgeloof en plaatselijke gebruiken de couleur locale bepalen. Tegen die achtergrond ontvouwt zich een universeel verhaal over twee zussen die verliefd worden op dezelfde man en zich verliezen in kleinmenselijke driften.
De twee ongehuwde notarisdochters Georgine en Marie Santander wonen na de dood van hun ouders samen in het ouderlijk huis. Aan de harmonie tussen de zussen komt een einde wanneer ze allebei vallen voor hun getrouwde overbuurman, een knappe, jonge muziekdocent. Wedijver en jaloezie vertroebelen de verhouding tussen de zussen, en ja, er is wel degelijk een revolver in het spel.
Wat het boek vandaag nog leesbaar en relevant maakt is niet alleen het de beeldrijke taal die Loveling hanteert, maar ook de boeiende structuur, met wisselende vertelperspectieven, waarbij innerlijke monologen en dialogen elkaar aflossen en de gedachten en emoties van de kleurrijke personages weergeven.
Loveling neemt de tijd om haar personages uit te diepen en tot leven te brengen. Ze gunt ons een unieke inkijk in de leef- en gevoelswereld van twee doorsnee vrouwen in een milieu vol beklemmende sociale verwachtingen en verhoudingen aan het begin van de twintigste eeuw: een voor die tijd zeldzaam perspectief. Het verhaal verveelt geen moment met dank aan zorgvuldige en intelligente structuur, de atypische mix van literaire genres en de sfeer die nu eens hilarisch, dan weer beladen aandoet.
Hulde overigens aan Annelies Verbeke, die de roman hertaalde zonder afbreuk te doen aan de rijke taal en de weelderige stijl van Loveling.”
Afvaller ‘Turks fruit’ (Jan Wolkers, 1973): ‘Gooi er dan ook maar de Reynaert uit’
Schrijver en criticus Onno Blom werkte meer dan tien jaar aan Het litteken van de dood, zijn biografie van Jan Wolkers. Dat Wolkers’ liefdesverhaal tussen een beeldhouwer en zijn vrouw geen plaats meer heeft in de canon, begrijpt Blom niet: “Als de literair-esthetische waarde van de werken nog altijd voorop staat, samen met de invloed die een boek heeft gehad op de kunst en samenleving van die tijd en de leesbaarheid met het oog op het onderwijs, dan is het verbijsterend dat Turks fruit uit de lijst verdwijnt.”

© Rob Bogaerts / Koos Breukel
“Van deze schitterende, aangrijpende roman over wraak, liefde en dood zijn meer dan een miljoen exemplaren verkocht. Het boek werd veelvuldig vertaald, wordt nog altijd geregeld herdrukt en in Amerika wordt het met het beste van Henry Miller vergeleken. De verfilming van Paul Verhoeven werd in Nederland gekozen tot de film van de eeuw.
Turks fruit is het werk van een gedreven vakman. Wolkers rijgt een kralenketting van volmaakt afgeronde anekdotes en verhalen aaneen, die pas naarmate het boek vordert hun ware betekenis onthullen. Net als Orpheus in de Griekse mythe verliest de naamloze hoofdpersoon zijn geliefde tweemaal: wanneer zij hem verlaat, en wanneer hij haar terugziet en zij sterft aan een tumor. Achteraf blijkt de verrotting en de dood al in haar te hebben gezeten toen de amour fou nog hoogtij vierde.
Na een lezing over Wolkers bekende mij altijd wel een lezer dat zijn boeken bij hem of haar thuis niet gelezen mochten worden, maar dat ze er wél waren: achter de ‘nette’ titels in de boekenkast. Na stiekeme lezing onder de deken met een zaklamp veranderde voorgoed iets in het leven van de lezer. Mij raakt bij herlezing vooral de tragiek. Uiteindelijk is Turks fruit geen boek over seks, maar over de dood.
Ik ben niet gek, ik weet wel wat de commissieleden parten zal hebben gespeeld. Er is al het feit dat ze Vlamingen zijn en daarmee het effect van de calvinistische Wolkers en zijn baanbrekende rol in de seksuele revolutie in Amsterdam niet aan den lijve hebben ondervonden. Maar ik heb het vooral over de beschuldiging van vrouwenhaat, ook nog eens door een viriele, witte man.
Het heeft mij altijd verbaasd dat letterkundigen, journalisten of andere getrainde lezers Turks fruit als misogyn bestempelen. Zeker, door zijn grote liefde verlaten neemt de held (die naamloos blijft, waarmee we nog duidelijker op het terrein der verbeelding zitten) wraak op het leven door met zoveel mogelijk vrouwen naar bed te gaan. Hij is grof, woedend, agressief, wraakzuchtig. Maar hij wordt daar – daar is Orpheus weer – hard voor gestraft.
Als de auteur of de roman vanwege het tonen van de onverteerbare onbarmhartigheid van het leven zélf moet worden afgeschreven, dan kan ook Van den vos Reynaerde de canon uit, met die schoft van een vos. De hele canon van de klassieke wereldliteratuur kan worden opgedoekt, inclusief de verhalen uit het Oude Testament en alle Griekse tragedies waarin de wreedheid wordt bezongen om die te bezweren.”
Met de vijftigjarige verjaardag van het boek vroeg columnist en schrijver Aleid Truijens zich in de lage landen af hoe we de roman moeten lezen in deze post-MeToo-tijden.
Nieuwkomer ‘Pluk van de Petteflet’ (Annie M.G. Schmidt, 1971): ‘Kwarteeuw later nog even actueel’
Met plezier las en herlas kinderboekenschrijver Zarissa Windzak de komische avonturen van Pluk, een kleine jongen op zoek naar onderdak, en de bewoners van de Petteflet. Zij herkent in het kinderboek een diepere betekenislaag. “Door de manier waarop Annie M.G. Schmidt uitsluitingsmechanismen aan de kaak stelt, blijft dit kinderboek helaas nog steeds actueel – zowel voor kinderen als voor volwassenen die zich afvragen waar ze thuishoren.”

© Anefo / Sarah Van Looy
“Verhalen die gezag bevragen en regels ter discussie stellen, met personages die buiten de norm vallen zonder zich daarvoor te hoeven verantwoorden, weten mij altijd te raken. Tegelijkertijd belichaamt dit boek talloze kernwaarden die centraal staan in inclusieve jeugdliteratuur: empathie, solidariteit en de ruimte om anders te mogen zijn.
Schmidt stopte er een sterk activistische ondertoon in. Vooral in de Torteltuin-hoofdstukken, waar lezers als het ware leren dat verzet tegen onrecht niet alleen mag, maar soms zelfs noodzakelijk is. Ook dat je jezelf mag zijn, of je nu een familie met warrige haren bent, een kakkerlak, of een meeuw met een houten poot.
Aanvankelijk maakte Pluk, ondanks zijn iconische kraanwagentje, minder indruk op me dan pakweg Minoes in het gelijknamige boek. Maar wat me in dit verhaal wél aangreep, was de reikwijdte van de mogelijkheden die voor Pluk open lagen. Op slag kwam de wereld me minder beangstigend voor, vrijheid en avontuur leken binnen handbereik. Ik gaf het boek aan familie om mijn zwangerschap aan te kondigen, en heb het inmiddels meer dan eens voorgelezen aan mijn eigen kinderen.”
Afvaller ‘Het verdriet van België’ (Hugo Claus, 1983): ‘Begrijp niet wat een canon is zónder dit boek’
Voor het eerst staat het magnum opus van Hugo Claus niet meer in de canon. Voortaan mogen auteurs niet meer dan eenmaal in de lijst voorkomen – bij Claus koos de commissie voor zijn Oostakkerse gedichten (1955).

© Sebastian Schaevers
De omissie roept bij Mark Schaevers, die vorig jaar de Boon publieksprijs ontving voor zijn biografie De levens van Claus, vragen op over de bestaansreden van de canon. “Als een canon in Vlaanderen mogelijk is zónder Het verdriet van België, dan begrijp ik niet wat een canon is.”
Nieuwkomer ‘Dubbelspel’ (Frank Martinus Arion, 1973): ‘Onwaarschijnlijk knap verhaal’
Journalist en auteur Mineke de Vries werkt aan de biografie van Frank Martinus Arion, die naar verwachting in het voorjaar van 2026 bij uitgeverij Van Oorschot verschijnt. “Arion is de eerste zwarte auteur die in de canon is opgenomen: dat alleen al maakt het nodig dat hij in deze lijst staat. Dubbelspel is geschreven in de Caribische barrack-yardtraditie: het is een toegankelijke en strak geschreven realistische roman die zich afspeelt in de achtertuin van iemand uit de laagste klasse in de samenleving en die kritiek uit op de maatschappij en het koloniale moederland.”

“De epiloog bevat een duidelijke boodschap: als je de psychologie van armoede begrijpt, vat je ook de gevolgen ervan: de schaamte, de vernedering, de zucht naar wraak. De Europese hulpverlening schoot daarin volgens Arion te kort. Hij wilde vooroordelen wegnemen over armoede en kleur en benadrukte in interviews uitvoerig dat zwarte arme mensen even intelligent zijn en hetzelfde gevoelsleven hebben als rijke witte mensen.
Uit onuitgegeven manuscripten, eerdere versies en zijn dagboeken, die allemaal aan de uiteindelijke roman ten grondslag liggen, blijkt hoezeer Arion zich had verdiept in psychologie en psychiatrie, en hoe hij die inzichten in Dubbelspel heeft verwerkt. Veel van de essentiële fragmenten daarover zijn in de uiteindelijke versie niet opgenomen. Die diepere laag grijpt mij aan, net als het feit dat Dubbelspel een stuk autobiografischer is dan lang werd aangenomen. In alle personages zitten kenmerken van de auteur zelf. Vanuit dat persoonlijke oogpunt bekeken is het een onwaarschijnlijk knap verhaal.
Dubbelspel brengt het zwarte perspectief in de canon binnen. Het was Arions eerste duidelijke oproep voor gelijkwaardigheid, waarvoor hij een leven lang zou strijden, in steeds fellere bewoordingen. En dat is nog altijd niet zo ingeburgerd als hij had gehoopt. Arion wilde altijd tot verbinding komen. Daarom is het mooi dat hij nu een plaats in de lijst krijgt.”
Afvaller ‘Verzamelde gedichten’ (J.C. Bloem, 1965): ‘Geruisloos verdwenen: de dichter van het verlangen’
Luc Devoldere, auteur en voorzitter van Literatuur Vlaanderen, maakte deel uit van de commissies die de literaire canons in 2015 en 2020 opstelden. Met lede ogen ziet hij aan hoe de dichter J.C. Bloem voor deze derde editie uit de lijst wordt gelicht. “Omdat niemand het doet, zal ik het maar doen: protesteren omdat de dichter J.C. Bloem (1887-1966) geruisloos uit de canon is verdwenen. Ik herhaal hier wat ik bij de eerste canonlijst over hem schreef:
‘Bloem is een huilebalk die het huilen cultiveert’, zei de dichteres die de P.C. Hooftprijs 2015 won. Bloem sust je met zijn poëzie in slaap, vindt ze, hij dekt het leven zachtjes toe. Niets is minder waar. J.C. Bloem is de dichter van het verlangen: van de fundamentele onvervuldheid ervan én van de afwezigheid van het verlangen, nog erger. Hij is slechts in schijn de dichter van de berusting.”

© Letterkundig Museum
“Wat Bloem over de Italiaanse dichter Leopardi zei, kan ook over hemzelf worden gezegd: ‘Wie heeft er aangrijpender dan hij de bitterheid uitgesproken, die alle doekjes voor het bloeden ten spijt de kern van ieder en alle leven uitmaakt?’
Hij heeft niets nieuws gezegd, geen nieuwe vormentaal uitgevonden. Hij heeft de mislukking van elk leven, de vergankelijkheid van alles genadeloos in eenvoudige, tijdeloze woorden uitgedrukt. De paradox is dat die woorden een zekere troost lijken te brengen. Dat heeft met de feilloze vormvastheid van zijn verzen te maken. De verwoording is onontkoombaar. Iemand moest het zo zeggen. Het is voortaan gezegd. Noem dat dan maar ‘klassiek.’
Bloem kreeg de literaire prijzen die ertoe doen maar mislukte voor de rest in alles wat hij ondernam. Als hij al iets ondernam. Toch liet deze notoire luiaard meer dan duizend bladzijden kritieken, essays en aforismen achter. Zijn wereldbeeld was dat van een volbloed reactionair: ‘Iedere verandering is een verslechtering, zelfs een verbetering.’ Het interbellum ging hem al niet meer af, en uiteindelijk vond alleen de periode voor de Eerste Wereldoorlog (zijn eigen jeugd) genade in zijn ogen. Van pacifisten en ‘humanitair’ geïnspireerde kunstenaars moest hij niet weten. Zelfs als hij zich grandioos vergist, blijft het helder geformuleerd. Als dichter beperkte hij op het einde van zijn leven zijn oeuvre uiteindelijk tot honderdeenenzestig gedichten. Daarvan zijn er zeker een dertigtal die wij niet zouden willen missen.
Is dit genoeg: een stuk of wat gedichten,
Voor de rechtvaardiging van een bestaan,
Meer dan genoeg.”
Gemiste kansen: ‘Waar zijn Etty Hillesum en Elisabeth Maria Post?’
“Mijn oordeel luidt dat dit geen frisse wind is”, schrijft lezer en letterkundige Esther van Bijsterveld ons. “Vooreerst: De Oostakkerse gedichten zijn inderdaad van groter cultuurhistorisch belang dan Het verdriet van België. Daarin volg ik de commissie. Verder in de lijst ontbreken wél belangrijke titels en auteurs. Over Etty Hillesum schreef Rowan Williams, de voormalige aartsbisschop van Canterbury, dat zij onder de aandacht gebracht moet worden, net als andere ‘mystici’ van de twintigste eeuw, zoals Simone Weil. Haar dagboeken en brieven, gebundeld in Het verzameld werk 1941-1943, zijn essentieel. En waarom is naast Betje Wolff en Aagje Deken niet ook Elisabeth Maria Post opgenomen, met Het land, in brieven (1788)?”

“Dat De stille kracht (1904) van Louis Couperus vervangen is (door Van oude menschen, de dingen, die voorbijgaan, red.), is een gemis: dít boek is zijn meesterwerk. Het brengt het scandaleuze van de westerse onderdrukker zeer goed tot uitdrukking, net als de obscure kanten van de mens: overspel, machtsspelletjes en manipulatie. Tegelijk ook: de liefde! Met een krachtige slotpassage behandelt Couperus ook de opkomst van de islam en getuigt hij van een profetische blik.
Op diezelfde manier zitten de novellen Tsjip (1934) en De leeuwentemmer (1940) Willem Elsschot veel dichter op de huid dan Kaas (dat wel is opgenomen in de canon, red.): ik kan het autobiografische, de krachtige stijl waar geen woord tussenuit kan en de beklemmende thematiek bijzonder waarderen.
Van Andreas Burnier had ik liever haar onomstotelijke debuut Een tevreden lach (1965) gezien dan Het jongensuur (1969), dat verouderd is en zich over honderd jaar niet meer laat lezen. Met Eva (1927) koos de commissie voor een draak van een boek, terwijl Carry van Bruggen van een grote klasse getuigt met Tirol (1926), waarin ze jodenhaat op indringende wijze literair vormgeeft.
Van W.F. Hermans staat Nooit meer slapen (1966) in de lijst, maar het is met Au pair (1989) – met een vrouw als hoofdpersoon – dat hij zijn tijd ver vooruit was. Hermans’ surrealisme is hier gesublimeerd aanwezig, en er wordt fijn geknipoogd: dit boek heeft humor van de bovenste plank.”
Motivering en criteria: ‘Deugpronkerij’
Een andere lezer stelt de motivering van de commissie in vraag. “De selectie lijkt te zijn samengesteld op basis van criteria die helemaal niets met literatuur te maken hebben, zoals geslacht of vermeende collaboratie. Deugpronkerij heeft niets met literatuur te maken. Er is te veel middeleeuwen en te weinig België. Het is hemeltergend dat Monsieur Hawarden (1935) van Filip De Pillecyn in de lijst ontbreekt. En waar is het werk van Jacob Israël De Haan, Gerrit Komrij, Patricia De Martelaere, Walter van den Broeck?”

© Collectie Stad Antwerpen Letterenhuis
Lezer Luc Martens betreurt het dat Het verdriet van België vanwege een aangescherpt criterium niet meer in de canon staat. “Dat een auteur niet meer met meer dan één werk in de canon mag staan, is een rare regel. Het gaat er per slot van rekening om of het werk canonwaardig is. En zijn Annie M. G. Schmidt, Virginie Loveling en Hendrik Conscience zo bijzonder?”
Geef een reactie
Je moet ingelogd zijn op om een reactie te plaatsen.