Deel artikel

kunst

Bart Lunenburg luistert naar wat gebouwen zeggen

26 juli 2023 5 min. leestijd

Door theoretisch onderzoek en praktisch maakwerk te combineren, verkent Bart Lunenburg allerlei aspecten van architectuur. De Nederlandse kunstenaar maakt werk in een keur aan media, die onmogelijke gebouwen laten zien. Tegelijkertijd is zijn oeuvre geworteld in concrete geschiedenissen.

Meestal sla je er helemaal geen acht op wanneer je in een bepaald gebouw bent of er langs loopt, maar dikwijls is dat gebouw een collage. Pas wanneer je je erin gaat verdiepen, ontdek je dat er tal van lagen zijn die met elkaar blijken te ‘praten’. Denk aan middeleeuwse kastelen. In de negentiende eeuw bouwden nieuwe eigenaren regelmatig kantelen aan, omdat dat ‘authentiek’ zou zijn. Die zetten ze meer dan eens op een muur die er pas in de achttiende eeuw stond.

Op die manier is architectuur vaak een vergaarbak van projecties van allerlei tijdgeesten, ideologieën en verlangens; allemaal factoren die hun eigen stem meebrengen. Voor dat idee is Bart Lunenburg (1995) bijzonder ontvankelijk.

Tijdens zijn opleiding fotografie aan de Hogeschool voor de Kunsten in Utrecht verkende Lunenburg de stad en legde die vast, met name vanuit een interesse in architectuur. Zijn materiaal was er al, hij moest het alleen nog vinden, als een soort jager-verzamelaar. Maar zijn expedities vielen weleens tegen. Wilde hij een raam vastleggen, dan stelde hij dikwijls vast dat het exemplaar ‘in het wild’ ontsierd werd door porseleinen beeldjes op de vensterbank.

Hij begon daarom maquettes te maken en er een atelierpraktijk op na te houden, zodat hij een stap kon zetten richting abstractie. Ook begon hij na te denken over de spanning tussen ideaalbeelden van gebouwen en de daadwerkelijk bewoonde versies daarvan. Maquettes leidden gaandeweg tot sculpturen, die op hun beurt weer een impuls gaven tot installaties.

De camera bleef steeds vaker achterwege, hoewel Lunenburg ook foto’s en fysieke objecten combineert. Die nevenschikking draagt bij aan de droomlogica die uit zijn werk spreekt, alsof je terecht bent gekomen in een gebouw dat onmogelijk zo kan bestaan. Opvallend is ook dat Lunenburg veel gebruikmaakt van (venster)gaten en andere negatieve ruimtes. Zo ontstaat er schaduwwerking: iets dat er tegelijkertijd wel en niet is.

Voor zowel zijn foto’s als zijn ruimtelijke werk isoleert Lunenburg vaak bepaalde elementen. Hij richt zich op de houten spijlen van trappen, een kozijn zonder glas, of de doorgang naar een andere kamer. Soms brengt hij meerdere van die elementen samen in een ritmische herhaling.

Lunenburgs werk roept het gevoel op dat je terecht bent gekomen in een gebouw dat onmogelijk zo kan bestaan

Zelf spreekt hij ook wel van ensembles, waarin hij soms werk in meerdere media samenbrengt. Dat kunnen inmiddels ook boeken zijn, films of textielkunstwerken, die volgens Lunenburg allemaal als satellieten rondom de maquettes draaien.

Gevlochten en geweven muren

Lunenburg vertelt dat als hij geen kunstenaar was geworden, hij waarschijnlijk geschiedenis had gestudeerd, of sociale geografie. Hij krijgt nogal eens de vraag of hij niet liever architect was geworden, maar dat is niet het geval. Zijn praktijk kan hij behoorlijk vrij inrichten, waarbij hij uit allerlei aspecten van deze vakgebieden put.

De ene periode is Lunenburg volop aan het maken, de andere doet hij onderzoek. Hij hoeft zich niet aan academische regels te houden en kan selectief zijn, al benadrukt hij dat hij nooit zomaar ergens mee aan de slag gaat. Als kunstenaar heeft hij juist de ruimte om associatieve verbanden te leggen.

Tot zijn onderzoek behoort vaak zaken namaken die hij in boeken tegenkomt. Door zich technieken en materialen eigen te proberen maken, krijgt hij inzicht in onder meer bouwprocessen, die hij vervolgens op zijn manier laat transformeren.

Als voorbeeld noemt hij weven. Lunenburg is zelf de eerste om toe te geven dat hij geen volleerde textielkunstenaar is, maar het gaat hem niet om een verfijnd einddoel. Het is hem veeleer te doen om de architecturale aspecten van een weefgetouw, en over de overeenkomst tussen bouwen en weven. Hij wijst naar een lap geweven stof in zijn atelier en onmiddellijk valt óók de houten constructie op, die enigszins doet denken aan zijn maquettes. Vervolgens begint hij over hoe de eerste muren in de geschiedenis een verwante oorsprong hebben: die bestonden uit gevlochten takken.

Specifiek zijn is niet genoeg

Nog even terug naar Lunenburgs wortels in de fotografie. Voor zijn afstudeerscriptie wilde hij zich vastbijten in de beeldtaal van vensters. Dat vond niet iedereen in zijn omgeving een vanzelfsprekende keuze. Het was een veel te specifiek onderwerp, werd weleens tegen hem gezegd. Maar gaandeweg kwam Lunenburg tot een belangrijk besef: als je denkt dat je al heel specifiek bezig bent, moet je vaak nóg verder gaan in die richting. Ramen zijn uiteindelijk ontzettend algemeen: er zijn duizenden verschillende soorten, met elk hun eigen achtergronden.

Of Lunenburgs grote interesse in architectuur dan wel zo specifiek is, daar kun je over discussiëren. Die thematiek raakt aan allerlei verschillende andere kwesties: van bepaalde bouwtechnieken tot de vraag hoe samenlevingen functioneren.

Alleen al met huizen – misschien wel hét archetypische gebouw – kun je allerlei kanten op. Dat kan gaan om een kwestie van hoe mensen zich in vroegere tijden rondom het vuur verzamelden en de woning daaromheen bouwden, maar ook om hoe het gebouw als metafoor kan functioneren voor het eigen lichaam of de eigen identiteit.

Wonen in een sculptuur

Inmiddels heeft Lunenburg echt zijn niche gevonden. Hij maakt locatiespecifiek werk waarmee hij reageert op de context en geschiedenis van een specifiek gebouw. Dat trekt hem veel meer aan dan een tentoonstelling in een traditionele, neutraal wit geverfde zaal. Hij vindt het veel interessanter wanneer een ruimte een eigen karakter heeft, die hem aanknopingspunten biedt of juist tegenwerkt.

Inmiddels realiseerde hij locatiegebonden solo-exposities voor verschillende locaties; onder meer voor Buitenplaats Doornburgh in Maarssen. Daarvoor maakte hij Tread to thread (2022), een textielkunstwerk dat gespannen is door de strak ontworpen en aangelegde gangen van het voormalige klooster. De zachtere, geweven stof vormt een speels contrast met de strenge architectuur. De bedenkers zouden er zonder twijfel een hekel aan hebben gehad.

Een architect kan alles ontwerpen zonder dat die daarbij bewoners en andere gebruikers in het achterhoofd hoeft te houden; alsof hij een autonoom beeldhouwwerk heeft gemaakt. Dat zorgt voor spanning, merkt Lunenburg op: hoe kun je in een sculptuur wonen? Als een architect, zelfs na diens dood, nog zoveel invloed heeft op het gebruik van het gebouw, ontstaat er een gesprek door de tijd heen. Besluit je als bewoner om ergens toch een deur te plaatsen of een muur weg te halen, kan dat toch voelen alsof je een geest boos maakt.

Lunenburg erkent dat zijn benadering van ruimtes grenst aan animisme: het geloof dat levenloze dingen toch een ziel hebben. Zo’n heel grote stap is dat niet vanaf het spreken over ‘stemmen’ binnen architectuur. Daarom heeft locatiespecifiek werken ook zijn voorkeur, zelfs als dat betekent dat een kunstwerk vaak alleen op die plaats functioneert. Of toch in de oorspronkelijke vorm – een foto kan namelijk een heel eigen leven leiden.

Interessanter dan een tentoonstelling in een neutraal wit geverfde zaal vindt Lunenburg het wanneer een ruimte een eigen karakter heeft

Lunenburg heeft deze benadering van registreren het verst doorgetrokken met het boek This Creaking Floor And All The Ceilings Below, dat zijn oeuvre tot dan toe ‘samenvat’. Tegelijkertijd, merkt hij lachend op, doet die vorm geen recht aan de afzonderlijke projecten. Het boek geeft weinig vrij over de achtergronden en het onderzoek van de kunstwerken, maar herschikt ze tot een soort geabstraheerd verhaal: van bouwplannen tot ruïne.

Het geheel heeft iets filmisch. Je zou daarom kunnen zeggen dat het boek nóg een functie toevoegt aan architectuur: dat van het decor. Maar zonder een enkel mens op de foto’s zijn het eigenlijk objecten als kozijnen en schoolbankjes die zélf de acteurs zijn geworden.

Werk van Bart Lunenburg is de komende tijd te zien in De Vishal in Haarlem (26/08-01/10), de St. Bavokerk in Haarlem (08/09-24/10) en Kunstenlab, Deventer (19/11-04/01). Buiten de Benelux is zijn kunst te zien in Atelier NŌUA in het Noorse Bodø (tot en met 30 juli), en tijdens de Enter Art Fair in Lokomotivværkstedet in Kopenhagen (24-27 augustus).

Maarten Buser-1- -Aad Hoogendoorn

Maarten Buser

kunst- en poëziecriticus, dichter

Geef een reactie

Lees ook

		WP_Hook Object
(
    [callbacks] => Array
        (
            [10] => Array
                (
                    [00000000000027c30000000000000000ywgc_custom_cart_product_image] => Array
                        (
                            [function] => Array
                                (
                                    [0] => YITH_YWGC_Cart_Checkout_Premium Object
                                        (
                                        )

                                    [1] => ywgc_custom_cart_product_image
                                )

                            [accepted_args] => 2
                        )

                    [spq_custom_data_cart_thumbnail] => Array
                        (
                            [function] => spq_custom_data_cart_thumbnail
                            [accepted_args] => 4
                        )

                )

        )

    [priorities:protected] => Array
        (
            [0] => 10
        )

    [iterations:WP_Hook:private] => Array
        (
        )

    [current_priority:WP_Hook:private] => Array
        (
        )

    [nesting_level:WP_Hook:private] => 0
    [doing_action:WP_Hook:private] => 
)