
Gewone mannen
Amarylis De Gryse graaft in de zielenroerselen van een schutter op een schilderij van Govert Flinck: ‘Mijn linkerhand blijft rusten op mijn middenrif en ik voel hoe de onrust die ik veroorzaak er woedt.’
www.de-lage-landen.com
Context bij cultuur in Vlaanderen en Nederland
deBuren vroeg achttien jonge schrijvers uit Vlaanderen en Nederland om eeuwenoude topstukken uit de Eregalerij van het Rijksmuseum een stem te geven vanuit één kernvraag: wat zie je als je door een genderbril naar deze schilderijen kijkt?
Amarylis De Gryse graaft in de zielenroerselen van een schutter op een schilderij van Govert Flinck: ‘Mijn linkerhand blijft rusten op mijn middenrif en ik voel hoe de onrust die ik veroorzaak er woedt.’
Ali Amghar zit voor een kerkinterieur van Pieter Saenredam: ‘Eigenlijk doet het me denken aan de moskee.’
In kolkende woorden laat Daphné Dupont-Nivet een spookschip opduiken: ‘Verleidelijk grijnst het boegbeeld de gaten tussen haar tanden bloot. Die diva, ze lust je rauw.’
Arno Boey geeft het woord aan ‘La Lechera, La Lattaia, Dienstmagd mit Milchkrug. Melkmeisje. (…) De melk is zuur en mijn blik strak en ik zweet.’
Edna Azulay dicht een ode aan de roes van Het dronken paar van Jan Steen: ‘voor een lichaam om op neer te storten ben ik bereid veel op te geven’
Iduna Paalman schreef een gedicht over Maria de’ Medici bij een schutterstuk van Joachim von Sandrart: ‘Er staat een ragout van fluweel voor mij klaar.’
Cesar Majorana geeft het woord aan een schilderij in de schaduw van de Nachtwacht: ‘Iedereen wil in mij een kopie zien, maar ik kan je beloven dat een obsessie met het verleden niet gezond is.’
Iona Daniel duikt het lichaam in van Jan Steens zieke vrouw: ‘ik ken je lichaam als mijn broekzak / alle holtes, alle bochtjes om je botten’.
De vrouw des huizes in Vermeers schilderij is omlijst door kaders, bij Jasmijn Post blijken haar gevoelens net zo ingesloten door sociale conventies.
Malika Soudani geeft een stem aan Portret van een vrouw van Frans Hals ‘Ik vraag mij af of het zo is genoemd omdat het een mooie titel is of omdat ze mijn naam vergeten zijn.’
Met Mandula van den Berg duiken we in het hoofd van de Brieflezende vrouw van Vermeer: ‘Het is nog vroeg en de hemel buiten lijkt gemaakt van melk en lood.’
Maxime Garcia Diaz schreef een gedicht over macht en afhankelijkheid bij een portret van Frans Hals: ‘... het weergalmen door drie eeuwen heen / de zware jurk wordt skinny jeans / in beige uggs gestoken.’
Een personage uit een schilderij van Jan Steen lijkt bij Mohamed Ouaamari niet te leren van zijn fouten. ‘Mijn hoofd staat op barsten, ik wil slapen, ik wil terug naar mijn droom.’
Mona Thijs laat ons opnieuw kijken naar Rembrandts Joodse bruidje: wat zag hij in zijn modellen? ‘Tussen zijn dikke wenkbrauwen zit nu de frons van een geneesheer.’
Obe Alkema geeft het woord aan een stilleven: ‘Wij zijn fruit, flora, authentiek. Wij willen gezien worden zoals Yotam Ottolenghi ons ziet.’
Een stilleven met kazen, meer heeft Sanne Pieters niet nodig om genderrollen op scherp te zetten. ‘Daar staat een man. Een kapitein. Ik wist het wel.’
Quinten Wyns schetst de identiteitscrisis van een schutter uit de ‘magere compagnie’. ‘Ik ben olie op doek, besta uit drie componenten, maar beeld me in dat ik een man ben.’
Dieter De Schutter tekende een beeldverhaal geïnspireerd door een gemaskerde figuur op een veerboot in een 370 jaar oud rivierlandschap van Salomon van Ruysdael.