Context bij cultuur in Vlaanderen en Nederland

Publicaties

Context bij cultuur in Vlaanderen en Nederland

Wratten, dronkenmansneuzen en rare baarden: ‘Krasse koppen’ is een sprankelend kijkavontuur
0 Reacties
Rembrandt van Rijn, Lachende man, 1629/1630 © Mauritshuis
Rembrandt van Rijn, Lachende man, 1629/1630 © Mauritshuis Rembrandt van Rijn, Lachende man, 1629/1630 © Mauritshuis
recensie
kunst

Wratten, dronkenmansneuzen en rare baarden: ‘Krasse koppen’ is een sprankelend kijkavontuur

Een prachtige reeks van schilderijen, prenten en tekeningen komt voorbij in Krasse koppen, de expo in het Antwerpse KMSKA die inzet op het genre van de tronies. Dat was vooral in de zeventiende eeuw in zwang, met invloedrijke ‘koppenschilders’ als Rembrandt, Rubens en Vermeer.

Er is niet aan te ontkomen als je de drempel overstapt van het Museum voor Schone Kunsten in Antwerpen: koppen overal. Op de kluisjes bij de garderobe, in de toiletten, en in het museumcafé lachen ze je toe, kijken je aan, of draaien zich van je weg. Wat is dat toch met gezichten, dat je altijd terug wilt kijken? Dat je contact zoekt, zelfs als je weet dat de persoon naar wie je kijkt alleen in verf of op een stickervel bestaat? Het maakt de tentoonstelling Krasse Koppen, die tot 21 januari in het Antwerpse KMSKA te zien is en daarna doorreist naar Dublin, tot een sprankelend kijkavontuur.

De expo brengt bijna tachtig tronies bijeen, in de vorm van schilderijen, prenten, tekeningen en sculpturen. Om het verschil met andere genres te laten zien, worden ze afgewisseld met enkele portretten, studiekoppen en historiestukken. Want de tronie is een specifiek genre in de schilderkunst. Het zijn koppen die vooral een gevoel of karaktertrek verbeelden, de identiteit van de afgebeelde persoon is niet van belang.

Net als een portret werd een tronie naar levend model geschilderd. Maar waar een portret meestal op bestelling werd gemaakt en de sociale identiteit van het model weergaf, waren tronies bedoeld voor de vrije markt. Ze werden geschilderd op initiatief van de kunstenaar. Omdat het geen opdracht was, kon die zich veel meer vrijheid veroorloven. Al was het maar in het weergeven van enge wratten, dronkenmansneuzen en rare baarden. Onopgesmukt, levensecht, en soms zelfs karikaturaal.

De kunstenaars van de Lage Landen stonden hierin niet op zichzelf. Graag lieten ze zich inspireren door bijvoorbeeld Leonardo da Vinci, die grote belangstelling had voor de fysieke expressie van het menselijke karakter en vele groteske koppen de wereld instuurde. Hij trok er zelfs op uit in de achterbuurten van Milaan om er voorbijgangers te observeren en zijn eigen ‘koppenarchief’ samen te stellen. Schilders uit het noorden, zoals Dürer en Massijs, lieten zich door hem beïnvloeden.

Landschappen, stillevens en een tsunami van tronies

Als je de tentoonstelling binnengaat en een portrettentoren bent gepasseerd waar je zelf onderdeel van wordt als je in een spiegel kijkt, loop je er meteen tegenaan: het arsenaal aan koppen in het schilderij De Kruisdraging uit de omgeving van Hieronymus Bosch. Het engelachtige gezicht van Christus wordt omgeven door een bont gezelschap van heerschappen met excentrieke koppen. De ene lijkt een nog grotere slechterik te zijn dan de andere. Het paneel uit de vroege zestiende eeuw is in de tentoonstelling een prelude. Een eeuw later verscheen op de Hollandse kunstmarkt een – zoals het in de catalogus wordt genoemd – ‘tsunami’ aan tronies.

Maar nu zijn we nog in het zestiende-eeuwse Antwerpen, waar een bloeiende kunstmarkt bestond die vernieuwing en experiment aanvuurde. In dat vuur ontstonden allerlei nieuwe genres: landschappen, stillevens, markt- en herbergscenes en dus ook de tronies.

Voor kunstenaars was het een interessant genre om mee te experimenteren: zo’n tronie op klein formaat was snel geschilderd, vereiste niet veel materiaal en hoefde niet aan allerlei ingewikkelde eisen te voldoen. Die toenemende belangstelling voor koppen weerspiegelde zich trouwens in de contemporaine kunsttheorie en de fysiognomiek of ‘gelaatkunde’, de pseudowetenschap die stelt dat iemands karakter aan zijn gezicht is af te lezen.

In hun naamloosheid duiken de anonieme modellen steeds weer op. Zo verbinden ze werken van grote meesters met elkaar

Tegelijkertijd zocht men bewust naar een grote variatie in koppen en gezichtsuitdrukkingen. Voor grotere (historie)stukken had men immers verschillende personages nodig. “Beeld je gezichten zo af dat ze niet allemaal van hetzelfde type zijn, zoals dat in de meeste gevallen wordt gedaan”, schreef Leonardo. “Maar geef hen een verschillend uiterlijk, volgens geaardheid, en goed of slecht karakter.” En volgens kunsttheoreticus Karel van Mander moest een kunstenaar een breed palet aan uitdrukkingen kunnen hanteren:

Liefde, begeerlijckheyt, vreucht, smert en tooren, Commer en droefheyt, die t’herte bespringhen, Cleynmoedicheyt, vreese quaat om bedwinghen, Oock opgheblasentheyt, en nijdich veeten.

Zoek de verschillen

Als een tronie niet de afbeelding was van een concrete geportretteerde, wie was het dan wel? De tentoonstelling geeft een paar tot de verbeelding sprekende antwoorden. Allereerst zien we daar Abraham Grapheus, de bode van het Antwerpse Sint-Lucasgilde en een bekende figuur in de stad. Deze Grapheus was begiftigd met een karakteristieke kop, die we tegenkomen in schilderijen in verschillende genres van diverse kunstenaars uit die tijd: in historiestukken, als portret, als hoofdstudie en als tronie. Aan die problematiek is in de catalogus een verhelderend essay gewijd. Op de tentoonstelling is dat erg mooi geïllustreerd door een portret van Grapheus door Cornelis de Vos naast twee hoofdstudies van Grapheus door Jacob Jordaens I te hangen, waarmee je je als kijker kunt overgeven aan een leerzaam spel ‘zoek de verschillen’.

Ontroerend zijn de verschillende koppen van dezelfde vrouw die we in werken van zowel Jordaens als Rubens zien: kwam zij werkelijk als wasvrouw bij Rubens aan huis? En om even een uitstapje naar het noorden te maken: ook Rembrandt en zijn schildersvriend Jan Lievens huurden dezelfde modellen in, zoals de kalende heer die voor hen beiden poseerde.

Juist deze bij verschillende kunstenaars terugkerende anonieme modellen brengen een extra dimensie in de tentoonstelling: je ziet ze in Antwerpen of Amsterdam van atelier naar atelier wandelen en dan weer hier, dan weer daar plaatsnemen. In hun naamloosheid duiken ze steeds weer op. Zo verbinden ze werken van grote meesters met elkaar en vertellen ze hun persoonlijke verhaal over de praktijk van het koppenschilderen. Of, zoals curator Nico van Hout zei tijdens een interview: in de Antwerpse kerken moeten mensen toch wel eens een aha-erlebnis hebben gehad als ze op een altaarstuk hun buurman herkenden.

Glans in de ogen

Een hoofd vraagt om een hoofddeksel, en hoofddeksels sierden vele tronies. We zien ze in allerlei vormen: hoeden en petten, tulbanden met en zonder veren en juwelen, koperen helmen en verfrommelde lappen. Het hoofddeksel en de dikwijls exotische kostuums gaven de kunstenaar een uitgelezen mogelijkheid om alle kanten van zijn metier te laten zien: er werd gestrooid met vonken van licht, gesmeten met contrasten, gespeeld met penseelstreken die dan weer bonthaartjes, dan weer goudbrokaat, dan weer de glinsterende schakels van een ketting weergaven.

Rembrandt was hierin een uitblinker. Hij zag de in buitenlandse gewaden gehulde internationale gezelschappen in Amsterdam rondstruinen, bezat zelf ook een aantal exotische kledingstukken en hoofddeksels waarin hij zijn modellen liet poseren, maar liet ook graag zijn fantasie de vrije loop.

Op de tentoonstelling trekt naast al die hoofddeksels ook een scala aan lichteffecten voorbij. Het was namelijk juist het licht dat de gelaatstrekken definieerde. Zowel in de grotere, stevig gepenseelde werken van Rubens, Jordaens en Van Dyck als in het tere Hoofd van een meisje van Michael Sweerts (kijk naar de glans in haar ogen!) en een hele reeks prentjes van Rembrandt.

Het is ook met een werk van Rembrandt dat de tentoonstelling illustreert dat de tronie het tot zelfstandige kunstvorm schopte. In zijn schilderij Handjeklap zien we een ‘Turckse tronie’ aan de muur hangen. Uit boedelbeschrijvingen weten we dat zulke tronies behoorden tot de populaire wandversieringen, die met hun tulbanden vol glanzende veren en fonkelende juwelen licht en kleur naar de donkere grachtenkamers brachten.

De expo in Antwerpen is zeer ruim opgesteld. De zalen met kunstwerken worden afgewisseld met ruimtes waarin je je eigen kop als studieobject kunt bekijken, met verschillende soorten licht, met hoofddeksels, waar je gekke bekken kunt trekken, of je eigen tronie kunt tekenen. Het spiegelt de catalogus, waarin wetenschappelijke essays worden afgewisseld met hedendaags commentaar op de contemporaine tronie door een psycholoog, een kunstenaar, een fotograaf, een actrice, en een hoedenmaker (“met mijn collecties creëer ik graag personages”). Is dat – in de tentoonstelling – storend? Misschien. Zelf werd ik er steeds door uit het verhaal gehaald. Tegelijk doorbreekt het op een speelse manier die prachtige reeksen van schilderijen, prenten en tekeningen.

Zelf vond ik mijn eigen kop niet zo interessant – steeds keerde ik naar die geschilderde gezichten terug. De meesten kijken ons niet aan, gaan op in zichzelf, moe misschien van het lange poseren. Behalve een enkeling dan toch. Vermeers beroemde meisje met haar rode hoed op, de Lachende man van Rembrandt met zijn slechte tanden, de meesmuilende Rundskop (!) van Jan Asselijn en het ventje van Adriaan Brouwer met zijn geestige smoelwerk. Snel, zodat niemand het ziet, trek ik een gekke bek terug.

De tentoonstelling Krasse koppen is nog tot en met 21 januari 2024 te zien in het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen. Bij de expo verscheen bij uitgeverij Hannibal een gelijknamige catalogus met essays van Nico van Hout, Koen Bulckens, Michael W. Kwakkelstein, Lizzie Marx en Friederike Schütt.

Aanmelden

Registreer je of meld je aan om een artikel te lezen of te kopen.

Sorry

Je bezoekt deze website via een openbaar account.
Je kunt alle artikelen lezen, maar geen producten kopen.

Belangrijk om weten


Bij aankoop van een abonnement geef je toestemming voor een automatische herabonnering. Je kunt dit op elk moment stopzetten door contact op te nemen met emma.reynaert@onserfdeel.be.