Wim de Wagt belicht een tijd waarin Nederland warmliep voor een verenigd Europa
Dat Nederland zich na de Tweede Wereldoorlog enthousiast inzette voor de Europese gemeenschap is alleen te begrijpen als je de lange voorgeschiedenis kent. In De groote vrede belicht Wim de Wagt de Nederlandse voorvechters van een verenigd Europa in de jaren 1914 tot 1948. Zijn boek houdt ook een waarschuwing voor vandaag in.
Wie met enige regelmaat, reizende per trein, de landgrenzen van Nederland oversteekt, kan overvallen worden door een gevoel van mistroostigheid over de staat van Europa. Hoe willen we een verenigde legermacht mobiliseren als we niet eens in staat zijn om twee internationale treinen op elkaar te laten aansluiten? Honderd jaar geleden leefde dat sentiment ook al:
Zet een verstandig mensch, voorzien van handbagage in een nachttrein van Bazel naar Den Haag over Straatsburg-Luxemburg-Brussel en hij zal wanneer hij in het land van zijn bestemming gearriveerd is ontegenzeggelijk tot de conclusie zijn gekomen, dat we in dit oude Europa toch wel zeer ridicule toestanden hebben.
Dat schreef de Nederlandse politiek journalist Ernst van Raalte in 1930 in het tijdschrift Hollandsche Revue. De titel van zijn artikel is veelzeggend: ‘Wat komen moet: Europeesche samenwerking’. Van Raalte was niet de enige die pleitte voor de verbetering van transnationale publieke werken. In datzelfde jaar betoogde het Internationaal Arbeidsbureau dat de aanleg van Europese spoorlijnen niet alleen een economische, maar ook een belangrijke psychologische stimulans kon teweegbrengen. Een effectieve infrastructuur zou bijdragen aan een sfeer van samenwerking in de geest van Europa.
Een gezamenlijke lunch van journalisten en de Volkenbondsraad in 1929, met onder meer journalist Ernst van Raalte, die het artikel ‘Wat komen moet: Europeesche samenwerking’ schreefErnst van Raalte is een van de talrijke personages in De groote vrede van de kunsthistoricus, journalist en schrijver Wim de Wagt (1962). In zijn eerdere boek Wij Europeanen (2015) belichtte De Wagt de inspanningen van politici die rond 1930 met elkaar spraken over een Europese federatie. Hoofdrolspelers waren de Franse minister Aristide Briand en diens Duitse collega Gustav Stresemann, die in 1926 samen de Nobelprijs voor de Vrede kregen. Een verenigd en vreedzaam Europa leek even heel dichtbij. Het zou anders lopen. Politieke radicalisering, agressief nationalisme, economisch protectionisme en massale herbewapening drongen de strijders voor Europese samenwerking naar de achterhoede.
Die wetenschap achteraf plaatst het streven van de “Europeanen” in een tragisch licht. Het zou al te gemakkelijk zijn om deze denkers en schrijvers weg te zetten als naïeve dromers. Niet alleen laat De Wagt in zijn nieuwe boek, dat zich concentreert op Nederlandse voorvechters voor een verenigd Europa in de jaren 1914-1948, zien dat hun idealen breed verspreid waren in de samenleving, ook hebben deze idealisten duidelijk zijn sympathie.
Dat de schrijver Nico van Suchtelen al in 1914 een Europese grondwet in het vooruitzicht stelde, maakt hem tot een gedreven visionair, die “vanuit zijn door berkenloof beschaduwde schrijfhuisje werkelijk ver in de toekomst [kon] kijken”. Maar deze sympathie slaat nergens door in kritiekloze bewondering. Over het kunstenaarsdorp waar Van Suchtelen resideerde, schrijft De Wagt dat het onderscheid “tussen wereldverbetering en wereldvreemdheid” er nooit erg scherp was.
Schrijver Nico van Suchtelen stelde al in 1914 een Europese grondwet in het vooruitzicht© Beeldbank Spaarnestad Photo
In zijn omvangrijke boek laat De Wagt Europeesgezinde Nederlandse burgers ruim aan het woord en plaatst hij hun denkbeelden in een internationaal perspectief. In het derde hoofdstuk bevinden we ons bijvoorbeeld in de Theosofentempel in Den Haag, op zaterdag 8 april 1922. Daar had het Haagsch Bureau Internationaal Overleg een bijeenkomst belegd over de toekomst van Europa. Een van de stellingen waarover kon worden gediscussieerd, afgedrukt in een vouwblad, luidde: “Eene maatschappelijke inzinking van Europa kan alleen voorkomen worden door een van de volken zelve uitgaand initiatief gericht op ingrijpende maatschappelijke hervorming.” Die volkswil zou zich dan “als van zelve” richten op het verlevendigen van internationale handelsverkeer en het voorkomen van oorlog en revolutie.
Aan de hand van dergelijke initiatieven en hooggestemde woorden laat De Wagt goed zien dat zijn Europeanen niet uitsluitend werden gedreven door internationale solidariteit, maar dat Europese vrede ook een nationaal belang diende, niet in de laatste plaats: handel. De gekoesterde neutraliteitspolitiek kon alleen bestaan dankzij diplomatieke netwerken, het zwakke leger maakte Nederland afhankelijk van sterke bondgenoten en Nederlandse zakenlieden waren zich goed bewust van de mogelijkheden die een Europese markt hun bood.
Schrijvers, journalisten en wetenschappers pleitten met een bont boeket aan argumenten voor Europese samenwerking
Het zijn echter niet de politici en beleidsmakers die in dit boek op de voorgrond staan. Aan het woord komen vooral de talrijke publicisten – schrijvers, journalisten, wetenschappers – die met een bont boeket aan argumenten pleitten voor Europese samenwerking: romantische idealisten, nuchtere realisten, eerzuchtige vrijdenkers, bezorgde intellectuelen, artistieke vrijbuiters. De Wagt typeert zijn hoofdrolspelers, die zich bemoeiden met de internationale politiek maar hier in de regel buiten stonden, enigszins terloops maar trefzeker als “activisten”. Zij moeten vooral worden gezocht in de kringen waar de sociaaldemocratie werd gekoesterd. Dat de politieke partij die deze idealen het sterkst uitdroeg (de SDAP) pas in 1939 in een regeringscoalitie werd opgenomen, is tekenend voor de afstand die er in de jaren 1920 en ’30 bestond tussen de sociale voorhoede en het politieke establishment: liberalen en sociaaldemocraten hadden in het interbellum politiek het nakijken.
In de loop van de jaren 1930 werd schrijnend duidelijk dat een heel ander idee van een verenigd Europa aan dominantie won. “V = Victorie, want Duitschland wint voor Europa op alle fronten”, luidt de veelzeggende tekst op een propagandaspandoek in het stadscentrum van Haarlem in de zomer van 1941, afgedrukt in het laatste hoofdstuk van De groote vrede. Maar daar eindigt het boek niet. In de epiloog bevinden we ons op het Binnenhof in Den Haag, 7 mei 1948, wanneer het Congres van Europa op het punt staat van beginnen. Dat congres luidt het begin in van de aanzienlijke bijdrage van Nederlandse diplomaten en ministers aan de opbouw van de Europese Gemeenschap. Na de verschrikkingen van oorlog en bezetting hadden de idealisten uit het interbellum plaatsgemaakt voor praktisch denkende en werkende krachten die vanuit Nederland bouwden aan een gestage Europese integratie.
Een Duits propagandaspandoek in het stadscentrum van Haarlem© Kroon, Th.A. / Noord-Hollands Archief / Beeldcollectie van de gemeente Haarlem
De Wagt maakt de balans op. Zijn Europese burgers bereikten niets concreets met hun onvermoeibare pogingen om de Europese geschiedenis van onderop te beïnvloeden. Maar dat neemt niet weg dat zij met hun woorden bijdroegen “aan het rijkgeschakeerde collectieve erfgoed dat de voedingsbodem vormde van de naoorlogse enthousiaste Nederlandse inzet voor een vreedzaam Europa”. Het is echter de vraag of het woord erfgoed hier wel zo trefzeker gekozen is. Tijdens de bouw van het Europese project na 1945 werd over hun werk en denken namelijk nauwelijks geschreven. De Wagt brengt dan ook een vergeten geschiedenis aan het licht.
Beklijvend is de actualiteit van de denkwereld die Wim de Wagt met veel gevoel voor stijl en compositie oproept
De groote vrede is een rijk en boeiend boek. Na alle recente historiografische aandacht voor nationalisme en oorlogsenthousiasme toont het een onderbelichte kant van het interbellum. Uiteraard streeft het niet naar volledigheid. Zo miste ik aandacht voor de talrijke bilaterale genootschappen (Nederland – Frankrijk, Nederland – Duitsland, enzovoort) die een wat andere invulling gaven aan de Europese identiteit dan de pan-Europese denkers.
Maar wat vooral beklijft, is de actualiteit van de denkwereld die De Wagt op basis van indrukwekkend bronnenonderzoek en met veel gevoel voor stijl en compositie oproept. In de korte inleiding schrijft hij even over de actuele relevantie van de oplossingen die zijn denkers aandroegen: economische samenwerking, vrij grensverkeer, een politieke cultuur van vrede en welvaart. Ze lijken nu soms verder weg dan ooit. Maar deze zin uit de inleiding bleef gedurende de hele lezing van het boek zingen in mijn gedachten: “Het collectieve falen in het interbellum schiep een dwingende verantwoordelijkheid: Europese samenwerking mocht niet nóg een keer, zoals rond 1930, mislukken.”
Wim de Wagt, De groote vrede. Nederlandse voorvechters van een verenigd Europa 1914-1948, Boom, Amsterdam, 2025, 446 p.







Geef een reactie
Je moet ingelogd zijn op om een reactie te plaatsen.