‘Voor ze de boeken verbrandden, smeerden ze die vol met boter’: fragment uit Oproer en omwenteling over de Beeldenstorm
Van augustus tot oktober 1566 trokken woedende calvinisten langs kerken, kloosters en bibliotheken en lieten ze een spoor van vernieling na. Een zesjarige jongen die er getuige van was, zou het zich later herinneren en schreef het neer. In hun boek Oproer en omwenteling kijken historici Bram De Ridder en Joost Van Meerbeeck door de ogen van de Antwerpse kroniekschrijver Adriaan Van Meerbeeck naar de Beeldenstorm, en de ruimere geschiedenis van de woelige zestiende en zeventiende eeuw. Een fragment.
Adriaan Van Meerbeeck (1560-1627) was lange tijd onbekend en onbemind. Als auteur van het historische werk Chronycke van de gantsche werelt, ende sonderlinghe van de seventhien Nederlanden (1620) trok hij slechts sporadisch de aandacht van zijn latere vakgenoten. Als ze over hem schreven, was het met een zeker dedain: de grote negentiende-eeuwse historicus Robert Fruin erkende dat Van Meerbeeck, in de context van de Nederlandse Opstand, weliswaar geen zuivere katholieke propaganda schreef, maar rekende hem wel tot de “middelmatige” geschiedschrijvers uit de Zuidelijke Nederlanden. En ook daarbinnen was hij een buitenbeentje: iemand die in de volkstaal schreef, geen clericus was, en niet tot de geleerde, humanistisch geschoolde kringen behoorde. Maar als een soort Bart Van Loo van zijn tijd had deze onderwijzer en geschiedenisliefhebber wel degelijk een verhaal te vertellen.
Gravure van Adriaan van Meerbeeck in 1620, die toen ca. 57 was© Wikimedia
Vanuit Antwerpen, Bornem en Aalst beleefde hij een grote brok van de Nederlandse Opstand, die duurde van 1556 tot 1648. Nooit als hoofdrolspeler, wel als iemand die de stormen van zijn tijd het hoofd probeerde te bieden. Zijn levensverhaal en kroniek zijn representatief voor de vele naamloze inwoners die de scheiding van de Nederlanden hebben doorgemaakt. Mensen die, net als hij, de samenleving met de dag zagen polariseren. Die de instorting van oude zekerheden aan den lijve ondervonden. En die uiteindelijk voor bloedig geweld en economische malaise moesten vluchten. Zo werd Van Meerbeeck deel van de migratiegolven die het huidige Nederland en Vlaanderen definitief vormden.
Hoeveel van die ervaringen in Van Meerbeecks kroniek doorsijpelden, verhult hij zelf een beetje. Maar dat elke episode zijn eigen geschiedenis betreft, en dus ook die van tienduizenden van onze eigen voorouders, maakt zijn verhaal tot een unieke en intieme vertelling van het meest disruptieve conflict uit de geschiedenis van de Lage Landen.
Uit ons boek selecteerden we een fragment waarin Van Meerbeeck zich de Beeldenstorm herinnert: de omwenteling die het begin markeert van de Nederlandse Opstand.
Boeken met boter
Terwijl de spanningen in de Nederlanden opliepen, dook Adriaan voor het eerst de boeken in. Vanaf een jaar of vier kregen kinderen zoals hij onderwijs in een goed uitgebouwd onderwijsnet. Oftewel trokken ze door de week naar de zogenoemde “kleine scholen”, oftewel kregen ze, wanneer hun ouders minder kapitaalkrachtig waren, één dag per week onderwijs in de zondagsscholen. Godsdienst, rekenen, lezen en schrijven vormden de belangrijkste lessen – we kunnen ervan uitgaan dat Adriaan de geschiedenislessen ook wel gewaardeerd zal hebben.
Dankzij dit systeem maakte Adriaan kennis met het machtigste wapen van zijn tijd: pen en papier (of perkament). In de zestiende eeuw kregen controversiële of opruiende woorden een veel groter bereik dankzij de drukpers. Zeker in erg geletterde samenlevingen, zoals die in de Nederlanden, liet de nieuwe technologie zich gelden. Jongens en meisjes genoten er, vooral in de steden, uitstekend basisonderwijs. Buitenlandse bezoekers merkten op dat bijzonder veel mensen in de Nederlanden konden lezen en schrijven, al vonden die passanten dat niet altijd zo positief. Het betekende dat de Nederlanden bijzonder gevoelig waren voor alle nieuwe ideeën die via de drukpers begonnen te circuleren – een krachtig verbond tussen controversiële standpunten en nieuwe technologie dat Adriaan zeker niet ontgaan zal zijn. Terwijl hij zwoegde op zijn eerste geschreven woordjes, was hij op straat telkens weer getuige van hun ontwrichtende potentieel.
Dirck van Delen, Beeldenstorm in een kerk, 1630© Rijksmuseum
De toegift van landvoogdes Margaretha van Parma in 1566 aan de geuzen had de sluizen van het calvinisme geopend. Vanaf de zomer organiseerden de aanhangers van Calvijn buiten de steden zogenoemde hagenpreken, bijeenkomsten in de openlucht waar geen overheid meer tegen kon of wilde optreden. Als kroniekschrijver toonde Adriaan zich bepaald geen fan van dergelijke bijeenkomsten. Zoals hij het zich herinnerde, lag gevaarlijk opportunisme aan de basis van de preken. “Iedereen, of hij nu kleermaker of schoenlapper was, maakte zichzelf plots tot predikant. Ze predikten dan op een aarden heuvel of gewoon op een hoge stoel. Daarbij riepen ze hun toehoorders op om de heiligenbeelden, die ze afgoden noemden, te vernielen.”
Opportunisten of niet, volgens sommige ooggetuigen woonden eind juni al zo’n dertigduizend mensen de preken buiten de stad bij. Daarbij waren met zekerheid familieleden, vrienden en buren van Adriaan. Vele burgers wilden al langer weten wat de protestanten te vertellen hadden. Nu dankzij het verzet van de geuzen de angst voor vervolging plots wegviel, kreeg de nieuwsgierigheid de overhand.
Of toch tijdelijk. Een week na de grote hagenpreek van juni signaleerden toeschouwers de eerste wapens in de menigte nabij Antwerpen. Waarom is niet helemaal zeker. Was het een teken dat de calvinisten zich nog altijd niet helemaal veilig voelden? Of was het juist een signaal dat ze meenden zich alles te kunnen veroorloven? Adriaan vermoedde het eerste: “De predikanten beweerden dat de kloosters en kerken vol wapens en geweren lagen en dat de priesters hun dood zwoeren. De geestelijken hadden zelfs al soldaten aangezocht om de protestanten te vermoorden, dachten ze.”
Antwerpenaren zoals de Van Meerbeecks stelden zich in 1566 voortdurend de vraag of zulke beweringen waar konden zijn. Wat de calvinisten deden, was ongezien, maar misschien hadden ze geen ongelijk met hun greep naar de wapens? Zou de landvoogdes toch weer met harde hand toeslaan en de predikanten en hun toehoorders vervolgen? Volgens Adriaan kon die zomer niemand meer buiten de religieuze kwestie om. “Er was er geen rust meer op de weg of op de schepen, en ook niet meer tijdens de maaltijden. Overal zag men predikanten, hoorde men psalmen zingen, en riep men ‘leve de geus’.”
Bijzonder zorgwekkend was de steeds grotere aanwezigheid van buitenlandse predikanten en teruggekeerde ballingen. Op den duur konden (of wilden) zelfs de geuzen deze figuren niet meer in toom houden, daarvoor waren de overtuiging en wraakgevoelens van deze geradicaliseerde herrieschoppers te sterk. “De verbannen protestanten kwamen terug thuis, zich overal beklagend over hun eerdere ongeluk”, schrijft Adriaan. “Ze bedreigden de gerechtsdienaren die hun straf hadden uitgevoerd, gingen langs bij wie hen beschuldigd had, en vervloekten de geestelijken die om hun verbanning hadden gevraagd. Tijdens hun preken riepen en tierden ze meer dan wat anders.”
In dit onrustige klimaat hadden Adriaans ouders nog steeds de verpletterende verantwoordelijkheid voor de geestelijke opvoeding van hun zoon. De religieuze eenheid van de stad smolt als sneeuw voor de zon, en Adriaan afschermen van de nieuwe ideeën en gedachten was aartsmoeilijk in een stad waar iedereen plots een eigen religieuze mening had. Welke leerkracht konden ze voldoende vertrouwen om Adriaan met de juiste ideeën op weg te helpen – en wat kon “juist” nog betekenen in de alom heersende verwarring?
‘Ze spraken het beeld aan en eisten dat het ‘leve de geus!’ zou roepen – anders zouden ze het vernielen’
In Antwerpen stelde die vraag zich extra acuut. Karel V had geprobeerd om nauwer toe te zien op de godsdienstige organisatie van het onderwijs, maar die pogingen waren slechts deels gelukt. Zo waren de onderwijzers in Antwerpen verenigd in een vrij sterke schoolmeestersgilde, beschermd door wetten uitgevaardigd door het stadsbestuur. Aangezien het stadsbestuur het protestantisme niet helemaal ongenegen was, zullen sommige leerkrachten zich vrij hebben gevoeld om hun eigen draai te geven aan het godsdienstonderwijs. Voor de een zal dat uit overtuiging zijn geweest, voor de ander was het misschien eerder een opportunistische poging om een nieuw cliënteel aan te boren. Was het dan het beste om Adriaan les te laten volgen bij een duidelijk katholieke onderwijzer, of toch eerder bij iemand die meer aansloot bij veranderende tijdgeest?
De mogelijke gevolgen van die keuze werden vanaf 20 augustus duidelijk. De jaarlijkse Onze-Lieve-Vrouweprocessie trok door de stad, maar die “werd nu door veel protestanten beschimpt en belachelijk gemaakt – ze noemden het beeld van de moeder gods spottend ‘Maria Maaiken Timmermans’.”
“De predikanten stookten de Antwerpenaren verder op en riepen ‘dat dergelijke afgoderij uitgeroeid en vernield moest worden’.” Profiterend van de afwezigheid van de prins van Oranje, gouverneur van de stad, “trokken sommige rabauwen de kerk in om te beginnen tieren en gebaren naar het Mariabeeld. Ze spraken het beeld aan en eisten dat het ‘leve de geus!’ zou roepen – anders zouden ze het vernielen.” Er ontstond een hevige discussie met de religieuzen van de kerk, een woordenwisseling die ook de inderhaast opgetrommelde officieren van justitie niet gesust kregen.
Tegen zes uur ’s avonds liep het finaal mis. “Eén van de ongeveer honderd aanwezige mannen achteraan verstond de predikanten niet goed. Hij begon dan maar een psalm te zingen. Op dat teken vielen de toehoorders de altaren en het beeld van Onze-Lieve-Vrouwe aan. Ze braken het beeld, vertrapten het onder hun voeten en haalden de crucifix met touwen naar beneden. De beeltenissen van de twee moordenaars die samen met Christus waren gekruisigd, lieten ze hangen – misschien wel omdat ze die als hun goden of gelijken zagen.” Schilderijen en grafzerken moesten eraan geloven, al bleven de beeldenstormers volgens Adriaan uiterst kieskeurig: “Overal trokken ze het wapenschild van de koning naar beneden, maar de wapenschilden van de edelen van het Gulden Vlies lieten ze ongemoeid.”
Niemand stak een vinger uit om de kerk en haar interieur te beschermen. Adriaan zal misschien zelfs klasgenootjes onder de beeldenstormers herkend hebben
De zesjarige Adriaan, gedoopt in de Onze-Lieve-Vrouwekerk en vlak bij huis, moet met angst en verwarring hebben toegekeken. Maar tegelijk weten we van andere ooggetuigen dat niemand een vinger uitstak om de kerk en haar interieur te beschermen. Sterker nog, Adriaan zal misschien zelfs klasgenootjes onder de beeldenstormers herkend hebben. Schoolkinderen hielpen om de beelden, schilderijen en andere waardevolle voorwerpen uit de kerk te slepen – het was eens iets anders dan de gortdroge katholieke voorschriften op school.
De toeschouwers bij de kerk maakten inderdaad weinig aanstalten om in te grijpen. Ook de schutterij, de uit burgers bestaande stadswacht, wilde niet tussenbeide komen. Het stadsbestuur, dat uiteindelijk verantwoordelijk was voor de orde in de stad, sloot zich dan maar op in het stadhuis totdat de storm voorbij was. In de herinnering van Adriaan duurde dat nog even. “De beeldenstormers trokken ’s nachts naar de andere kerken en kloosters van de stad en deden daar hetzelfde. Dat ging zo drie dagen door. Het eten dat de beeldenstormers niet op kregen, kotsten ze uit; ze plasten in de wijn en het bier. En voor ze de boeken uit de bibliotheken verbrandden, smeerden ze die vol met boter.” Adriaan had slechts één positief ding te melden: “Het was allemaal onpasselijk en wreed, behalve dat de beeldenstormers niemand doodsloegen.”
De herinnering moet pijn gedaan hebben. De geschreven en gedrukte kennis waar Adriaan op school juist de hand naar uitstak, ging voor zijn deur in vlammen op. De geur van brandend perkament en gesmolten boter moet hem lang zijn bijgebleven.
Bram De Ridder & Joost Van Meerbeeck, Oproer en omwenteling. Antwerpen, de Nederlanden en de wereld door de ogen van Adriaan Van Meerbeeck, Ertsberg, Antwerpen 2025, 304 p.










Geef een reactie
Je moet ingelogd zijn op om een reactie te plaatsen.