Op zoek naar Vlaamse roots in het Franse Cassel
Het Musée de Flandre in het Franse Cassel wil graag de rijke Vlaamse kunst en cultuur belichten en zich als grote speler positioneren in de kunstwereld.
In het Musée de Flandre in het Franse Cassel ligt in een vitrinekast een monumentale rugwervel van een walvis die op de nabije Mont des Récollets werd gevonden. Van Cap Gris-Nez tot het Limburgse Lummen kun je inderdaad op een kaart de rij oeroude zandbanken volgen die in de nacht der tijden de zee afzoomden. Toen de zee zich terugtrok naar het noorden, werden de hard geworden zandbanken omhooggestuwd. De Mont Cassel is met zijn 176 meter de hoogste bult van de hele rij (Mont-des-Cats, Zwarte Berg, Rode Berg, Kemmelberg, Kluisberg…)
Vanaf het belvédère op deze Mont de Flandre, vanwaar de Franse generaal Foch tijdens de Eerste Wereldoorlog naar het front in Vlaanderen keek, kun je een Romeinse heerbaan kaarsrecht door de vlakte zien klieven. In de late Oudheid is deze verkeersas die Boulogne via Kortrijk en Velzeke met Tongeren verbond, een verdedigingslijn geworden tegen de binnenvallende Germanen. Dit hele gebied is eeuwen lang opgenomen in de grote spanning tussen Germaans en Romaans, noord en zuid. Galliërs verschansten zich hier al.
Het Romeinse "castellum" werd verbasterd tot de huidige naam
Maar op deze hoge bult in het landschap ligt dus nu Cassel,de hoogst gelegen stad van de oude Nederlanden. Op een monument (1873) op het belvédère van die stad worden drie veldslagen gememoreerd. Het gaat mij hier om de derde: in 1677 vond in de vlakte van de Peene de vernietiging plaats van de Spaans-Hollandse strijdmacht en werd wat nu Frans-Vlaanderen heet, geannexeerd door Frankrijk. Maar het opschrift op het monument spreekt van een “cause du ‘retour’ (mijn markering, LD) de cette contrée à la France”, terwijl de obelisk op het slagveld in de vlakte het heeft over “annexion”. “Retour”: het oude en rebelse leen Vlaanderen althans een deel ervan was weer onder Franse kroon teruggekomen.“Annexion”: dit deel van de Zuidelijke Nederlanden werd geannexeerd door Frankrijk. Het is maar hoe je het bekijkt.
©Musée de Flandre
De Romeinen bouwden er hun legerkamp en lieten er de naam (castellum) voor achter. Hun taal verdween er, maar de dochtertaal zou terugvechten: het Frans is in deze noordwesthoek van Frankrijk langs de Kanaal- en Noordzeekust in de laatste duizend jaar vanaf Étaples honderd kilometer opgeschoven in de richting van het noorden. Alleen de staatsgrens hield de opmars tegen, en de uitstervende guerrilla van de ‘Vlaamse’ streektaal.
Maar op deze hoge bult in het landschap ligt dus nu Cassel,de hoogst gelegen stad van de oude Nederlanden.
Vlaanderen heeft altijd al een rijke cultuur gekend
Waarom ik dat allemaal vertel?
Omdat in deze uithoek van Frankrijk nu een Musée de Flandre is geopend, betaald door het département du Nord. Bij de opening had men het over de “Nord”
en zijn inwoners, de “Nordistes”. Flandre in enge zin is de term die gebruikt wordt voor het rurale Frans-Vlaanderen tussen Sint-Winoksbergen (Bergues), Cassel en Belle (Bailleuil), la Flandre intérieure. Op de snelweg tussen Duinkerke en Rijsel lees je bij het binnenrijden van dit gebied op een groot bord: “Vous êtes en Flandre”. Maar in ruime zin wordt de naam Flandre (of het meervoud: Flandres)
ook gebruikt voor het hele departement, vooral in een context van identiteit en cultuur: Flandre heeft dan de connotatie van (een rijke) cultuur en geschiedenis, en die connotatie is natuurlijk interessanter dan het vroegere, grijze imago van gestorven mijn- en staalindustrie. De regionale identiteit heet dan “Vlaams”. Dat kan en mag anno 2010. De préfet van de Region Nord-Pas-de-Calais, die de Franse staat vertegenwoordigt, kwam bij de opening van het museum in Cassel zeggen dat men een “identité Française” heel wel kon verzoenen met een “identité régionale”, en dat men “la grande patrie” en “la petite patrie” samen kon dienen.
©Musée de Flandre
Het in oorsprong gemeentelijke museum had vooral een historisch en etnografisch profiel. In 1997 werd het door het departement overgenomen en begon de restauratie en renovatie van het gebouw. Sinds 2007 heeft het museum gericht beeldende kunst verworven: onder andere een anonieme Vlaamse meester uit de late vijftiende eeuw; een landschap van Roelant Savery, een processie van praalwagens op de Antwerpse Meir uit 1670 van Erasmus De Bie. Deze oude, ‘Vlaamse’ kunst, werd aangevuld met enkele werken van hedendaagse Vlaamse kunstenaars als Jan Fabre, Leo Copers, Thierry De Cordier en Patrick Van Caeckenbergh. Het museum gelooft dus in de continuïteit van de ‘Vlaamse’ kunst en steekt de hand uit naar Belgisch-Vlaanderen.
(lees verder onder de foto)
Met die boodschap konden we het museum bekijken, dat op de markt van het stadje ligt, in het Hôtel de la Noble-Cour, een Landshuis (châtellenie) in Vlaamse renaissancestijl: “le premier et seul musée à se consacrer uniquement à mettre en lumière l’identité culturelle flamande” (het eerste en enige museum dat zich exclusief toelegt op het belichten van de Vlaamse culturele identiteit), als we de flaptekst van de catalogus mogen geloven. Die identiteit vindt men blijkbaar in de historische schilderkunst van de Zuidelijke Nederlanden, die “Vlaams” wordt genoemd.
Het museum trekt een Vlaamse rode draad met behulp van 4 thema's
Vlaanderen is dan een pars pro toto voor de grotere identiteit van de Zuidelijke Nederlanden die ook grote delen van het hedendaagse Wallonië omvatten, Zeeuws-Vlaanderen én Noord-Frankrijk. In de zestiende en zeventiende eeuw noemde men tot in Italië (Fiamminghi!) overigens het geheel (de Nederlanden) naar het economisch en cultureel meest welvarende deel, en dat was het graafschap Vlaanderen.
©Musée de Flandre
In dit thema toont het museum ook de sterke impact van het christendom op de kunst, van in hout gesneden grafleggingen over reliekkasten tot afbeeldingen van hekserij. In de sectie ‘maat en mateloosheid’ zijn stukken opgesteld uit rariteitenkabinetten.
Het museum draagt zijn oorsprong als rariteitenkabinet hoog in het vaandel
Het museumparcours omvat vier thema’s: Soumission et colère (onderwerping en woede); Entre ciel et terre (tussen hemel en aarde); Mesure et démesure (maat en mateloosheid); Ostentation et dérision (vertoon en spot).
Bij ‘onderwerping en woede’ passeren veldslagen de revue, van de nederlaag van Zannekin in 1328 bij Cassel, tot de Eerste Wereldoorlog. We missen hier de hagepreken (gewapende, openbare, calvinistische godsdienstoefeningen in open lucht) die in dit deel van de Zuidelijke Nederlanden begonnen (de eerste in Boeschepe in 1562) en de beeldenstorm die in het nabije Steenvoorde in 1566 losbarstte (van woede gesproken). ‘Tussen hemel en aarde’ toont de landschappen door de ogen van de schilders, met hun zin voor detail maar ook voor de uitvinding en idealisering ervan.
©Musée de Flandre
Men heeft hier een plaats gevonden voor De boodschappers van de dood onthoofd, twee opgezette uilenkoppen van Jan Fabre. Voorstellingen uit de keuken, over feesten en kermissen passen hier blijkbaar ook in. In ‘vertoon en spot’ wordt de Vlaamse spotlust getoond, onder andere een gehurkte, zich ontlastende figuur in gebakken aarde (Schijtmanneke), en carnaval natuurlijk, waarin beide samenkomen: de koppen van de Casselse reuzen staan hier naast Geen gezeik, iedereen rijk! II van Leo Copers, een opeenstapeling van goudstaven.
Een oordeel? De opstelling en voorstelling van de werken is wat ouderwets. De kleine ruimtes van het gebouw werken niet echt mee. Het museum blijft wat aarzelen tussen kunsthistorisch, lokaal en historisch museum. Men heeft wat moeite moeten doen om alle stukken binnen de gekozen thema’s te krijgen. De intentie om de continuïteit van de ‘Vlaamse’ kunst te tonen door een handvol hedendaagse Vlamingen binnen te halen, is prijzenswaardig en zelfs genereus, maar overtuigt niet echt. De collectie is overigens goed maar niet uitzonderlijk. Toch moet de kanttekening gemaakt worden dat de tijdelijke tentoonstellingen de moeite waard zijn om te bezoeken. Vaak zijn het onderbelichte Vlaamse thema’s of kunstenaars. Maar onbekend is niet onbemind.