Radicaal-rechts moet niet langer met argusogen bekeken worden, vindt historicus en politicoloog Kemal Rijken. Maar zijn pleidooi doet amper recht aan de huidige politieke situatie.
In de aanloop naar de Europese Parlementsverkiezingen in het voorjaar van 2019 domineerde, net als bij de verkiezingen van 2014, een narratief in de media waarin gewag werd gemaakt van een radicaal-rechts-populistische opmars. Maar net als bij een aantal nationale parlementsverkiezingen in 2018 bleek dit medianarratief voorbarig. De meeste radicaal-rechts-populistische partijen groeiden aanmerkelijk minder sterk dan commentatoren en peilingen hadden voorspeld.
Ook in de boeken over het radicaal-rechts-populisme die nu in de schappen liggen, domineert het narratief van de onstuitbare opmars. Maar recente verkiezingsuitslagen laten een complexer beeld zien: de Deense Volkspartij en de Oostenrijke Vrijheidspartij leden zware verliezen. In die boeken proberen wetenschappers, opiniemakers en journalisten de aantrekkingskracht van het radicaal-rechts-populisme te verklaren, waarbij de aandacht doorgaans gaat naar de maatschappelijke en politieke voedingsbodem waarvan deze partijen kunnen profiteren. Die zou bestaan uit gebrekkige politieke vertegenwoordiging, toenemende sociaaleconomische ongelijkheid, immigratie- en integratieproblematiek, en globalisering, zoals te lezen staat in de internationale bestsellers Cultural Backlash van Pippa Norris en Ronald Ingelhart of National Populism van Matthew Goodwin en Roger Eatwell.