Schuchtere stappen en schermutselingen
Waren de Nederlandse literatoren tussen 1750 en 1900 Romantici en revolutionairen, zoals de titel van het boek van Rick Honings en Lotte Jensen laat uitschijnen? Niet echt, zo blijkt: daarvoor waren ze gewoon veel te nuchter.
Jantje zag eens pruimen hangen,
O! als eieren zo groot.
’t Scheen, dat Jantje wou gaan plukken,
schoon zijn vader ’t hem verbood.
Het zijn alom bekende verzen, het begin van ‘De pruimenboom’, een gedicht uit Hieronymus van Alphens bundel Proeve van kleine gedigten, verschenen in 1778. Vandaag is het oud en herinnert het aan een verre kindertijd, maar in zijn tijd was dit gedicht – waarin Jantje tot het besef komt dat hij maar beter het verbod van zijn vader kan opvolgen, waarna hij door diezelfde vader beloond wordt met een halve mand pruimen – radicaal nieuw. Geen enkele Nederlandse auteur had eerder poëzie geschreven waarin kinderen rechtstreeks werden aangesproken, en dit op een speelse en toegankelijke manier zoals Van Alphen dat deed. En met succes, want zijn gedigten
kregen massaal navolging, waardoor hij vandaag gezien wordt als de grondlegger van een nieuw literair genre.