Context bij cultuur in Vlaanderen en Nederland

Publicaties

Context bij cultuur in Vlaanderen en Nederland

Waarom de boeken van Anna Blaman onze aandacht nog verdienen
0 Reacties
Schrijvers die nog maar namen lijken
literatuur

Waarom de boeken van Anna Blaman onze aandacht nog verdienen

Hoewel de naam van Anna Blaman naam nog wel eens opduikt in literaire kringen, komt er elk jaar een nieuw laagje stof bij op haar oeuvre. Volgens enkele lezers vandaag zijn haar taal en stijl wat achterhaald en doen haar passages over seksualiteit al te versluierd aan. Toch verdient haar werk nader onderzoek – al was het maar om de durf die Blaman in haar boeken aan de dag legde en de hevige reacties die ze destijds opriepen. In de postuum verschenen roman De verliezers vatte Blaman haar donkere levensvisie het best samen.

Al bij leven werd schrijfster Anna Blaman (1905-1960) door haar critici – met name de reformatorische en katholieke pers, die toen de scepter zwaaiden – verbannen naar de periferie van de Nederlandse letteren. En al in 1979, een kleine twintig jaar na Blamans overlijden, noemde literatuurhistorica Maaike Meijer haar boeken sterk verouderd, in het essay ‘Omzien naar Anna Blaman’.

De jongste jaren gaan er af en toe wel weer stemmen op die Blamans werk aanbevelen: dichter en P.C. Hooft-prijs-laureaat Alfred Schaffer liet eind 2020 in De Groene Amsterdammer optekenen dat hij Blamans “geweldig verhaal” ‘De zwemmer’ (uit de bundel Overdag en andere verhalen, 1957) nog altijd las met zijn studenten. En in haar artikel ‘Als recensenten tieten hebben’ (NRC, 29/4/2016) citeert Toef Jager de stelling van de Lezeres des Vaderlands dat niet Mulisch, Reve en Hermans, maar Haasse, Blaman en Roemer “de grote drie” waren geweest als vrouwelijke recensenten het destijds voor het zeggen hadden gehad.

Ook Annelies Verbeke, Manon Uphoff, Fleur Speet en Jannah Loontjens breken een lans voor Blaman. Samen met zes anderen zetten zij het schrijverscollectief Fixdit op touw, waarmee ze terecht pleiten voor meer vrouwelijke auteurs in de Nederlandse canon.

In hun essay ‘De literaire canon heeft meer sokkels nodig’ (De Standaard, 16/1/2021) schrijven ze: “Het is niet alleen Reve, Mulisch, Hermans, Boon en Claus, het is óók Haasse, Blaman, Roemer, Loveling en De Martelaere.”

Toch valt te betwijfelen of Blamans werk (dat uit novellen en romans, verhalenbundels en nagelaten werk bestaat) nog wel vaak wordt gelezen.

Zestig jaar na haar dood werpen we dan ook een nieuwe blik op dat oeuvre – wat blijft er nog van overeind?

Op zichzelf teruggeworpen

Het zat Anna Blaman van kindsbeen af al niet mee. De op 31 januari 1905 in Rotterdam geboren Anna had een bijzonder moeilijke relatie met haar vader. Bekend zijn de anekdoten dat Pieter Jacobus Vrugt haar ooit “als grap” een glas limonade – dat eigenlijk water aangelengd met bloed was – liet drinken, en dat hij in het bijzijn van zijn kinderen ratten en kippen met benzine overgoot en levend in brand stak. Blamans vader zou ook een beruchte rokkenjager zijn geweest, die er meerdere amoureuze en seksuele verhoudingen op na hield en weinig pogingen ondernam dit voor zijn echtgenote te verbergen.

Toen hij in 1917 overleed, was het gezin al tienmaal verhuisd. Anna’s moeder voelde weinig verdriet om de dood van haar echtgenoot en verkocht prompt de vier fietsenwinkels waarvan hij eigenaar was geweest. Nadat Jacoba Vrugt met de opbrengt daarvan een jaar later aan de Westewagenstraat een pension was begonnen, verhuisde het gezin Blaman in 1928 naar De Vliegerstraat, waar de schrijfster tot aan haar dood samen met haar moeder en zus – en later ook met haar zwager – zou wonen.

Ze betrok er een donker achterkamertje, waar ze met grote regelmaat wekenlang ziek in bed lag: Anna Blaman werd haar hele leven lang geplaagd door verschrikkelijke hoofdpijnen. Om aan de eenzaamheid en het helse gehamer onder haar schedeldak te ontsnappen, hield ze een dagboek bij en schreef ze verhalen. In een van die vroege teksten portretteert ze zichzelf als Hansie, “een onooglijk anemisch meisje” van tien. Zij draagt een bril en haar “openstaand mondje” wijst op “adenoïde vegetatie”. Twee magere armpjes “hangen doelloos neer”.

Anna Blaman werd haar hele leven lang geplaagd door verschrikkelijke hoofdpijnen. Om eraan te ontsnappen, hield ze een dagboek bij en schreef ze verhalen.

Toen ze zeventien was ontmoette Blaman Bep, op wie ze meteen verliefd werd. Verder dan een hechte vriendschap kwam het niet, maar de ontmoeting met Bep moet voor Blaman beslissend zijn geweest. Volgens haar zes jaar jongere zus Corrie reageerde hun moeder positief op de coming-out van haar dochter, al werd er verder nooit meer over gesproken.

Blaman was openlijk lesbisch en had later in haar leven – toen zij een veelgelezen schrijfster was – vele kortstondige relaties met vrouwen, onder wie diverse bewonderaarsters van haar werk, die als een blok vielen voor haar charmes en intellect. Blaman was ook lange tijd bevriend met de lesbische schrijfsters Jo Boer en Ellen Warmond, en had een relatie met schrijfster Marie-Louise Doudart de la Grée, die in homoseksuele kringen faam verwierf met de roman Vae solis (“Wee de eenzamen”) uit 1946.

Blamans romans en korte verhalen zijn in hoge mate autobiografisch, maar over haar lesbisch-zijn schreef ze eerder versluierd. Wanneer ze het over haar verhouding met Cor Bouterse of Alie Bosch heeft, vermomt ze zichzelf of de geliefde steevast als man, die een (heteroseksuele) relatie met een vrouw heeft. De liefde tussen twee vrouwen wordt enkel gesuggereerd en blijft platonisch, zoals in De verliezers.

Blamans romans en korte verhalen zijn in hoge mate autobiografisch, maar over haar lesbisch-zijn schreef ze eerder versluierd

Aan die “vervalsing” hangt de schrijfster echter haar centrale thema’s op: Blamans boeken staan in het teken van het eenzaamheidsbesef (volgens haar “een thema met variaties”) en de onmacht van de mens om tot een echt wederzijds begrip van de ander te komen. Ze geeft zichzelf bloot, maar maakt zich anderzijds nooit helemaal kenbaar aan de lezer. Haar personages zijn buitenbeentjes: eenzaten die er wel wat van proberen te maken, maar steeds weer op zichzelf teruggeworpen worden. Zij trotseren de buitenwereld, maar trekken zich daarna terug in de eenzaamheid van hun innerlijke leefwereld om over het gebeurde te reflecteren. In de beslotenheid van hun sobere kamerflatjes of pensionkamers komen zij tot wasdom, tot het besef dat – zo schrijft Blaman in haar roman Op leven en dood – “de volwassenheid in feite niets anders is dan de verzoening met de menselijke machteloosheid”.

Die personages lopen steevast verloren – hetzij in letterlijke zin (wat natuurlijk ook symbolisch is) zoals Bart Kosta in Eenzaam avontuur, hetzij in figuurlijke zin zoals Stefan in Op leven en dood:

“De laatste jaren voelde ik me als een reiziger die een verkeerd pad had ingeslagen, maar dat al zo lang gevolgd had dat terugkeer niet meer mogelijk was. Ik had mijn levensreis dus totaal niet meer in de hand, en af en toe was het alsof ik lijnrecht op een afgrond toeliep. Ik probeerde na te gaan in hoeverre ik daar zelf schuld aan had. Vanzelfsprekend, ik was niet meer zo zuiver en integer als in mijn jeugd. Ik was weleens van de rechte weg afgeweken, ik had geavonturierd en strooptochten ondernomen, maar dat alleen kon de oorzaak niet zijn. Daar buiten om gebeurden er dingen die ik onmogelijk kon voorkomen, die een dreiging inhielden en die de betekenis kregen van spookachtige richting-aanwijzers naar de afgrond.”

Ze verdwalen al op de eerste bladzijden en hebben het verdere verloop van het verhaal nodig om opnieuw vaste grond onder de voeten te krijgen – waar ze nooit helemaal in slagen.

Hebbedingetje

In 1941 debuteerde Anna Blaman met de roman Vrouw en vriend. Om dit boek is in haar vrienden- en kennissenkring wel wat te doen geweest; ze had er haar relatie (en het einde daarvan) met onderwijzeres en voordrachtkunstenares Cor Bouterse in verwerkt. Het was voor alle betrokken partijen een pijnlijke situatie. Bouterse was een vrijgevochten vrouw die steeds op zoek was naar avontuur. Ze hield er verschillende flirts op na, zowel met vrouwen als met mannen. Na een jaar kwam het tot een definitieve breuk tussen Bouterse en Blaman: de ontrouwe Cor wou zich niet laten ringeloren en de bij momenten ziekelijk jaloerse Anna voelde zich zozeer in de steek gelaten dat ze haar verdriet en woede vormgaf in een weinig verhullende roman.

Over Cor Bouterse valt niet veel meer te achterhalen; de tijd begint al aan haar laatste levenssporen te knagen. In Vrouw en vriend komt zij voor als Sara Obreen, die door hoofdpersonage George Blanka – een afsplitsing van Blaman – “de vrouw met de tien gezichten” wordt genoemd. Wanneer Blanka door Sara verlaten wordt, blikt hij “met bloedend hart, met dichtgewrongen keel” terug op hun verhouding en komt hij tot de conclusie dat hij zijn “verlangen heeft opgebrand in een vergeefse liefde”. Zijn leven was “een behekst liefhebben en haten” van een “teer, verschrikkelijk gezicht”. De volledig uitgedoofde, apathisch geworden Blanka probeert zich los te maken van zijn vroegere geliefde, en wordt gaandeweg verliefd op Marie van Heerland. Deze verpleegster (geboetseerd naar Alie Bosch, die vaker terug zal keren in Blamans werk) heeft een verhouding met Blanka’s vriend Jonas, die stervende is en wiens ziekteproces wordt bespoedigd door schuldgevoel en wroeging om dit verraad aan Blanka.

Volgens Blaman is de liefde onvolmaakt en vergankelijk: iedereen wordt uiteindelijk weer op zichzelf teruggeworpen

Blamans debuut zette de toon voor het latere werk: de liefde is onvolmaakt en vergankelijk, en iedereen wordt uiteindelijk weer op zichzelf teruggeworpen, hoeveel je ook van iemand denkt te houden.

De nationaal-socialistische pers sprak van een “pervers boek (…) waar een lucht uit opsteeg als van een doorgerookte pijp”. Een recensent noemde Blamans debuut “ontaard” en de personages die ze erin opvoert “abnormaal”, ontsproten aan een immorele geest die “de menschen en hun gevoelens deformeert”.

Schrijver Simon Vestdijk was wél onder de indruk van Vrouw en vriend. Hij schreef dat Blamans proza dat van haar mannelijke generatiegenoten ver overtreft – veelzeggend, want het was toen helemaal niet vanzelfsprekend om als vrouw zo onverschrokken (én autobiografisch) over gevoelens en erotiek te schrijven – en dat het aan de Nederlandse letteren zelfs een Europese allure verleent.

Wie ‘Vrouw en vriend’ openlijk op tafel legde, gaf aan homoseksueel te zijn

Toen bekend werd dat Anna Blaman in haar roman over haar verhouding met een vrouw had geschreven en ze enige status had verworven, groeide Vrouw en vriend uit tot een “hebbedingetje” onder lesbiennes: wie het boek bij zich had en het openlijk op tafel legde, gaf daarmee aan homoseksueel te zijn. Het leverde de schrijfster zowel een trouw publiek van veelal gelijkgestemden als honende kritieken op.

De ontvangst van Blamans debuut spiegelt de ontvangst van het werk van Edith Werkendam, die in 1922 officieel debuteerde met de ophefmakende verhalenbundel Het purperen levenslied – volgens Fixdit dit het allereerste boek in de Nederlandse letteren over vrouwelijke homoseksualiteit. Werkendam schreef later ook nog de roman De goddelijke zonde, waarin danseres Sylvie Herold in het reine probeert te komen met haar biseksuele gevoelens: “Vrouwen als wij moeten niet trouwen. - Als wij? - Ja. Denkt u dat ik u niet dadelijk herkende?”

Misschien was de hoon die destijds over de inmiddels compleet vergeten Werkendam werd uitgeroepen ook wel aanleiding voor Blaman om bedekt over homoseksualiteit te schrijven. Blaman zal vast wel op de hoogte zijn geweest van Werkendams notoire (literaire) reputatie.

Auteur Annelies Verbeke heeft haar twijfels over die interpretatie, want “een liefdesgeschiedenis vanuit een mannelijk personage vertellen kan ook een andere reden hebben dan het lesbische aspect te bedekken” schrijft ze in mailcorrespondentie die ik eerder dit jaar met haar voerde. Verbeke verwijst naar Gaea Schoeters roman Zonder titel #1 en naar het werk van Saskia De Coster. Er zijn bovendien wel meer vrouwelijke auteurs die vanuit een mannelijk personage schrijven, en waarbij een “vervalsing” – zoals die bij Blaman – niet als een verhulling wordt gezien wanneer de auteur niet lesbisch is. “In vrouwen schuilen mannen, in mannen vrouwen.”

Afrekening met kneuterigheid

In 1936 was bij Blaman een chronische, ongeneeslijke nierontsteking geconstateerd. Haar gezondheid was zo slecht dat de artsen haar naar een ziekenhuis voor terminale patiënten doorverwezen. Daarop besloot Jacoba haar dochter thuis te verzorgen, en op een dieet van aardappelen en gebakken uien kwam Anna er weer bovenop. Ze kwam onder de hoede van Alie Bosch, een verpleegster die Anna thuis kwam bezoeken, ook lang nadat ze volledig van haar ziekte was hersteld. De twee werden verliefd, maar net als Cor Bouterse stond Alie Bosch volop in het leven: ze hield van uitgaan en nam weleens een scharrel mee naar huis. Ze ondernam halfslachtige, maar weinig succesvolle pogingen om haar avontuurtjes voor Blaman te verbergen.

Eenzaam avontuur verscheen in 1948, ontketende opnieuw een storm van positieve én ronduit vernietigende reacties en groeide uit tot een van de meest controversiële boeken in de Nederlandse literatuurgeschiedenis. Berucht is het door een Rotterdamse boekhandel bedachte Boekentribunaal, waarbij Eenzaam avontuur in het Beursgebouw zou worden berecht als in een echte rechtszaak. Aanklager was de Nederlands-Surinaamse schrijver Albert Helman (1903-1996), die het om vage redenen op Blaman persoonlijk gemunt had. Het boek werd “een reeks verregaande tekortkomingen op literair gebied” verweten, “grove en schuldige onkunde van het romanschrijversvak” en “misleiding van het lezerspubliek”. Er zou sprake zijn van “psychologische inconsistentie, roman-compositorische gebrekkigheid en verwoordingstekortkomingen”.

Om dit tribunaal was heel wat te doen, vooral omdat de schrijfster haar medewerking weigerde toen duidelijk werd dat niet het boek berecht zou worden, maar zijzelf. Het bleek in feite niets meer dan een als publiciteitsstunt vermomde afrekening met de schrijfster. De controverse zorgde er wel voor dat Blaman en haar boek volop in de aandacht stonden en de lezers toestroomden. In 1949 waren vier herdrukken nodig om aan de vraag te voldoen.

‘Eenzaam avontuur’ groeide uit tot een van de meest controversiële boeken in de Nederlandse literatuurgeschiedenis

Het boek mag in die tijd voor spektakel gezorgd hebben, een easy read is het niet. Eenzaam avontuur zit vol in elkaar verweven verhaallijnen en betekenislagen, en al vanaf de eerste bladzijden is onduidelijk wie aan het woord is. In Eenzaam avontuur volgen we namelijk meerdere personages, onder wie de egocentrische, masochistische Bart Kosta, die geobsedeerd is door zijn voormalige geliefde Alide, die nog steeds een grote, raadselachtige aantrekkingskracht op hem uitoefent. Kosta is auteur en schrijft een detectiveroman waarin William King de hoofdrol speelt. King onderneemt een poging zijn memoires op papier te zetten, in de hoop zijn gevoelens voor Juliette van zich af te schrijven. Alide en Juliette zijn dezelfde persoon, zoals zij door Kosta worden geïnterpreteerd. Zij worden in Eenzaam avontuur aangeduid als Delila, La Voisin (een verwijzing naar de zeventiende-eeuwse profetes Catherine Monvoisin, van wie gezegd wordt dat zij minstens 2.500 mensen heeft vermoord) en “de verraderlijke gifmengster”.

Achter Alide en Juliette gaat wederom verpleegster Alie Bosch schuil, die Anna verlaten had voor een keurige heer (in Eenzaam avontuur komt hij voor als dameskapper Peps van wie een “heilige bronst” uitgaat en die Alide ontzettend aantrekt). Maar niet alleen Kosta is verslingerd aan Alide, ook het androgyne meisje Berthe hongert naar Alides liefde: haar liefdeskoorts is als “een papaver in een woestenij van eenzaamheid”. (Wanneer de inmiddels oudere Berthe verderop in het verhaal opnieuw opduikt, is zij rustiger en standvastiger geworden: zij berust in haar eenzaamheid, en kijkt begripvol en met iets van weemoed tegen het leven aan. Iets wat Alide en Kosta nooit zal lukken.

Voor wie berust in de zeldzame momenten van klein geluk, valt er toch wat van te maken, suggereert Blaman in ‘Eenzaam avontuur’

Blaman lijkt daarmee – wat uitzonderlijk is voor de schrijfster – aan te geven dat de mens wel klein gehouden wordt door iets als het noodlot en voorbestemming, maar er nog wat van te maken valt voor wie berust in de zeldzame momenten van klein geluk en de onontkoombaarheid van grote tragedies. Berthe is gegroeid en in die groei ligt de mogelijkheid tot overleven. “Misschien zag Blaman in de volwassen versie van Berthe een soort ideale zelf, iemand die sterker, wijzer is dan de anderen door haar eenzaamheid en anders-zijn”, schrijft Annelies Verbeke hierover in een mail naar mij. “Op een gegeven moment zit Bertha als een rustig baken bij de zichzelf kapotzuipende Kosta, een personage waarin Blaman dus ook zelf zit, haar obsessieve, vernietigende zijde.”

Kosta begrijpt eindelijk dat Berthe lesbisch is en erkent haar strijd en overwinning, waar hij Berthe om respecteert. Yolanda is verliefd op Kosta, die geen oog voor haar heeft, en ook Hilda en Annie hunkeren naar liefde. Deze personages geven het verhaal extra reliëf, maar blijven ongrijpbaar. Naarmate het verhaal vordert, wordt het onderscheid steeds diffuser tussen wat er gebeurt in het leven van Kosta en wat er in zijn detectiveroman gebeurt.

Zo krijg je een verhaal in een verhaal in een verhaal, vol personages met eigen levens en eigen ideeën die onontwarbaar in elkaar vloeien en de leesbaarheid van het boek bemoeilijken maar toch een boeiende leeservaring opleveren.

Literatuur stelt Blaman in staat van op een afstand naar zichzelf te kijken

Je kunt Eenzaam avontuur lezen als een aanvulling op Anna Blamans biografie. In deze erg claustrofobische roman heeft zij haar relatie met Alie Bosch geanalyseerd en onderzocht. Met Bart Kosta en Berthe heeft Blaman zichzelf geportretteerd zoals ze zichzelf moet hebben gezien na de breuk met Bosch: egocentrisch en verstikkend, steeds op zoek naar een manier om de liefde naar een hoger plan te verheffen. William King hanteert bedoeld clichématige beelden om naar zijn geliefde te kijken – een manier om enige grip op haar te krijgen. Maar Kosta (van wie King het alter ego is) beseft dat hij in de werkelijkheid veel minder op dat soort benaderingen kan steunen.

‘Eenzaam avontuur’ kreeg vernietigende recensies vanwege de ‘expliciete erotiek’

Annelies Verbeke wijst hierbij op het Droste-effect, waarbij Blaman in Eenzaam avontuur naar zichzelf en een geliefde verwijst door alles in een fictionele werkelijkheid te plaatsen (in het verhaal van Kosta), en ook daarvan weert fictie maakt (in het verhaal van King). Literatuur stelt Kosta – en dus ook Blaman – in staat vanop een afstand naar zichzelf te kijken.

Blamans conclusie? Opnieuw dat alle mensen eenzaam zijn en dat liefde mensen manipuleert en tracht te bezitten en dus onoprecht is. “Elke menselijke verhouding berust op misverstand en gaat stuk aan het misverstand”, herhaalt ze dat gevoel in Op leven en dood (waarin Blaman zichzelf als Stefan vermomt en Alie, Marie, Alide en Juliette deze keer Stella heten).

De literaire pers was niet mals voor Eenzaam avontuur. Het kreeg vernietigende recensies vanwege de “expliciete erotiek” en werd als “zedeloos” neergesabeld. Iemand schreef zelfs dat Blaman aan “imbeciliteit” zou lijden. Onder de critici brachten alleen collega-auteurs Hubert Lampo en – opnieuw – Simon Vestdijk bewondering op: Blamans roman was voor hen een afrekening met de kneuterigheid in de Nederlandse letteren.

Ondanks de overwegend negatieve pers, werd ook Eenzaam avontuur een hit en groeide het uit tot Blamans best verkopende boek: het was het tot dan toe best verkochte werk van een Nederlandse schrijfster. In 2010 bracht Meulenhoff naar aanleiding van de vijftigste sterfdag van Anna Blaman een heruitgave op de markt. Een mooi gebaar, maar verder bleef het stil rond de schrijfster en een revival kwam er niet.

Grillig en vol valkuilen

Eenzaam avontuur mag dan wel Blamans meest beruchte roman zijn, Op leven en dood is het boek waarin zij het duidelijkst haar levensvisie heeft verwerkt en waarmee zij het existentialisme in Nederland introduceerde: het is thematisch en stilistisch verwant aan het werk van Sartre en Camus, wier werk Blaman, samen met dat van Simone de Beauvoir, in die periode vol belangstelling las.

Ook nu cirkelt de plot rond een man (Stefan) die probeert los te komen van zijn vroegere vriendin, Stella. Hij knoopt kortstondige avontuurtjes aan met enkele meiden, maar staat apathisch tegenover de aandacht die hem te beurt valt. Hij voelt zich “moreel uitgevreten, verarmd en geperverteerd door de gang des levens”. Alle mogelijke oplossingen die vrienden hem aanreiken en die misschien een eind aan zijn weltschmerz kunnen maken – communisme, het christendom, erotiek – wijst hij af.

Net als Bart Kosta uit Eenzaam avontuur is Stefan schrijver, een dwarsdenker aan de zelfkant van het leven. Bovendien lijdt hij ook in letterlijke zin, aan een hartkwaal: angina pectoris, wat betekent dat zijn hart het elk ogenblik kan begeven. Hij is gekluisterd aan zijn ziekbed en zijn eenzaamheid is volkomen. Hij sluit zich af van de weinige vrienden die hem nog resten: hij ontmaskert hen als “nep”, want zij vluchten in idealen (religie en maatschappelijk prestige) voor “de onvolmaakte relatie tussen mens en bestaan”, en staan dus niet volop in het leven zoals het in werkelijkheid is: grillig en vol valkuilen.

Stefan aanvaardt God niet langer als doel en zin van het leven, en ook de liefde tussen twee mensen biedt geen garantie op eeuwigdurend geluk. Aan het eind van het boek ontmoet hij de verpleegster Jane, maar nu hij eindelijk weer kan liefhebben ontgaat het de ander. Stefan blijft alleen. “We zijn eenzaam en weerloos, zij en ik”, verzucht hij. “Toch moesten we maar proberen om dat te vergeten, dat moest, dat was het enig menselijke, de enige mogelijkheid om de illusie van het geluk te bewaren, er was niets anders...” Liefde is uiteindelijk enkel van jezelf, want liefde slaat altijd terug op het “zelf” en is dus egoïstisch, wat betekent dat de ander – hoe nobel je intenties ook zijn – steeds weer de dupe is.

Op leven en dood is een sombere ideeënroman, vol existentiële probleemstellingen, maar is minder experimenteel en fragmentarisch opgebouwd dan Vrouw en vriend en Eenzaam avontuur, wat misschien wel verklaart waarom het indertijd gunstigere kritieken dan zijn voorgangers kreeg. Het boek kreeg zo’n twintig herdrukken en een vertaling naar het Duits en het Engels. Blaman ontving in die periode ook de P.C. Hooft-prijs voor haar oeuvre.

“Het gaat over verliezers”

Toch is de onvoltooid gebleven en postuum verschenen roman De verliezers Blamans meest toegankelijke werk. Het is – vind ik – ook haar beste, en daarom is het jammer dat het steeds in de schaduw van haar eerder werk is blijven staan. Het boek is net zo somber als de voorgaande, maar is minder taai.

Blaman schreef gedetailleerd, diepgravend, grondig, en het zijn net deze kwaliteiten die soms een afmattend effect op de lezer hebben: hoe ingenieus en intelligent geschreven ook, de vele filosofische uiteenzettingen en complexe literaire ingrepen maken haar werk soms moeilijk te volgen. In De verliezers lijkt ze een stapje terug te zetten.

De verliezers is, ondanks het pessimisme dat de schrijfster opnieuw aan de dag legt en de woede en de jaloezie van het personage Bertha, een teder boek over vergeefs verzet tegen en uiteindelijke berusting in wat onvermijdelijk in een mensenleven gebeurt.

De titel is wellicht een verwijzing naar “être avec les victimes”, de levenshouding die Camus aan een van de personages in La peste geeft. De figuren uit Anna Blamans vroegere werk zijn hier opnieuw geïncarneerd, enige jaren ouder en ook wat wijzer – wat betekent dat hen deze keer helemáál geen hoop rest. Blanka (die eerder een alter ego vond in Kosta, King en Stefan) heet nu Louis Kostiaan. Hij heeft net zijn vrouw – die nooit van hem gehouden heeft – na een lang ziekbed verloren en blijft ontredderd achter. Hij zoekt liefde en bevestiging bij wijkverpleegster Driekje Vos. Berthe uit Eenzaam avontuur heet nu Bertha, een vriendin en voormalige collega van Driekje. Bertha en Driekje staan dicht bij elkaar – Bertha is stiekem verliefd op Driekje – maar de opdringerige liefde van Kostiaan dreigt hun vredige samenzijn te verstoren. Hij probeert de ring van zijn overleden vrouw Lucia – die zij op haar beurt van haar overleden minnaar gekregen had en haar hele leven is blijven dragen als teken van haar eeuwigdurende trouw over de dood heen – cadeau te doen aan Driekje.

Maar Driekje is te nuchter om te geloven in het soort onvoorwaardelijke, obsessionele liefde zoals Kostiaan die ervaart. Voor haar zijn het leven en de dood – en alle geluk en alle lijden die daarmee gepaard gaan – doodgewone, aardse zaken. Zij is verheven boven dat soort sentiment. Ook voor Bertha blijft Driekje een raadsel, ongenaakbaar in al haar weemoed: “Je gezicht, ach, honderd gezichten heb je, maar het zijn honderd gezichten van de liefde.” Bertha berust uiteindelijk in het eenvoudige samenzijn met haar vriendin (net zoals haar vroegere incarnatie Berthe in Eenzaam avontuur aan het slot van het boek uiteindelijk berust in het alleen-zijn en de onmogelijkheid iemand werkelijk volledig te kennen en lief te hebben), zij bewaart haar liefde voor Driekje als een schat die alleen van haarzelf is, maar Kostiaan gaat ten onder aan zijn onbeantwoorde gevoelens en pleegt zelfmoord. Niemand krijgt ooit waar hij recht op meent te hebben.

In De verliezers neemt Driekje het boek De verliezers van Anna Blaman uit Bertha’s boekenkast. “Waar gaat dit boek over?”, vraagt ze. “Het gaat over verliezers”, antwoordt Bertha. “Dus over de mensen van goeden wille, die verliezen altijd hun partij met het leven, vanaf hun geboorte tot aan hun dood.”

Blaman beschrijft in alle eenvoud de essenties van de innerlijke leefwereld van de mens

Anna Blaman stierf op 13 juli 1960 onverwacht aan een hartinfarct. Zij zat toen middenin het schrijfproces van De verliezers. Het boek verscheen nog hetzelfde jaar postuum, met een naschrift van de uitgever. Ik beschouw dit boek als Blamans beste: in deze roman heeft ze de essenties van de innerlijke leefwereld van de mens in alle eenvoud beschreven.

“Een zeker talent”

Toen begin jaren 1990 Anna Blamans graf geruisloos geruimd werd, was de schrijfster met werk en al vergeten. Thema’s als eenzaamheid en vergankelijkheid zijn universeel en dus niet tijdsgebonden, het werk van Anna Blaman is dat helaas wel. Haar taal is wat verouderd en haar ideeën vonden hun weg naar vitaler proza van moderne, jonge auteurs, zoals dat van de Antwerpse Christophe Bell (1989), die met zijn romandebuut De brulaap (2017) gestalte gaf aan de vergankelijkheid van het geluk en de breekbaarheid van de mens, en schrijfster en filosofe Jannah Loontjens, die in Schuldig: Een verkenning van mijn geweten reflecteert op Camus en in haar roman Wie weet uit 2018 negen stemmen aan het woord laat over de kwetsbaarheid van relaties in onze huidige tijd.

Voor Annelies Verbeke heeft het proza van Anna Blaman haar vitaliteit wel behouden. Zij wijst op de vele prachtige passages in Eenzaam avontuur, die “met een ijzersterk muzikaal taal- en ritmegevoel geschreven” zijn en gekenmerkt worden door “Blamans rijke woordenschat”. Verbeke heeft bewondering voor Blamans complexe literaire ingrepen, zoals het Droste-effect van de fictionaliteit dat ze tot een ingenieuze verhaalstructuur ombuigt.

Hoewel Blamans boeken in haar eigen tijd nog controversieel waren – onder meer omwille van enkele “gewaagde” erotische passages –, zouden ze tegenwoordig niet de kleinste schok teweegbrengen. Een achteloos rondslingerend behaatje of een wulps uitgetrokken korset laten vandaag geen wangen meer blozen. Voor de moderne lezer is het moeilijk te geloven dat de “erotische” passages in haar boeken ooit schokkend waren en het onderwerp vormden van aanhoudende, vernietigende polemieken. Wat wel nog steeds onder de huid kruipt zijn de doodsdrift, de vernietigingsdrang (waar zelfs de liefde niet aan ontsnapt) en de psychische vernederingen die Blaman in Eenzaam avontuur zo pijnlijk voelbaar heeft vormgegeven.

Wellicht is een tweede reden waarom Blamans werk niet langer actueel is, het feit dat zij steeds zo versluierd over homoseksualiteit heeft geschreven, vermoedelijk deels om al te grote hoon van recensenten te vermijden. In haar tijd was de kleinste verwijzing naar de saffische liefde misschien al voldoende om een schandaal te veroorzaken, vandaag is Blamans toenmalige vooruitstrevendheid achterhaald. In haar boeken komen wel homoseksuele personages voor, maar zij zijn slechts figuranten, toevallige passanten.

Blaman gold als een van de voorlopers van het existentialisme in de Nederlandse letteren

Toch verdient haar oeuvre het opnieuw gelezen en bestudeerd te worden. Blaman gold als een van de voorlopers van het existentialisme in de Nederlandse letteren, en verdere studie zou ook een fascinerend licht kunnen werpen op de manier waarop haar werk toen ontvangen werd en hoe onrechtvaardig en ongenadig de critici haar bejegend hebben: Blaman werd vaak niet om haar werk maar om haar persoon neergesabeld. Zij was een schrijvende, kritische vrouw die zich niet liet kooien. Dat is haar niet in dank afgenomen.

Anna Blaman schreef scherp en intelligent. Haar oeuvre wordt tegenwoordig weleens weggewuifd als “sentimenteel” en “bakvisromantiek”, maar dat waardeoordeel stemt helemaal niet overeen met de werkelijkheid. Blaman gaf consequent en op indringende wijze vorm aan de moedeloosheid van het naoorlogse Nederland en de kneuterige moraal van haar tijd. Een eigenzinnige, oorspronkelijke roman als Eenzaam avontuur – die zich misschien het best laat omschrijven als een raamverhaal in een raamverhaal – verdient het meer in de canon te worden opgenomen dan tot het eind der dagen te worden bijgezet in het columbarium van de Nederlandse letteren.

Ook Blaman zelf zal wel vermoed hebben dat haar geen eeuwige roem beschoren was, en misschien had zij daar wel vrede mee. In Op leven en dood fantaseert Stella dat in de tweeëntwintigste eeuw iemand een dissertatie over “het échec van de romankunst in de 20e eeuw” zal schrijven. Daarin zou Op leven en dood terloops vernoemd worden, omdat het handelt over “een sexueel romantisme dat we al meer dan een eeuw te boven zijn”, maar dat ons toch nog kan boeien, wat pleit “voor de aanwezigheid van een zeker talent”.

Naar alle waarschijnlijkheid zijn we inderdaad allemaal verliezers, ondanks onze hoop iets van onszelf voor eeuwig te bewaren. Dat besef heeft Anna Blaman ontroerend beschreven in de slotregels van het mooie, tedere De verliezers:

“Hij dacht toen plotseling nog, moeilijk, het was alsof z’n hoofd scheurde en verpletterd werd onder zware mokerslagen: hoe is me dat nu toch overkomen? Hij wist het niet meer, hij kwam uit een volslagen niets en daar viel hij weer in terug. En het stroomde maar door, en het elektrische licht bleef maar branden. Alles ging door in dat huis, in heel de wereld, er was niets van belang dat ook maar even op een schokkende manier uit de maat raakte, niets-.”

Aanmelden

Registreer je of meld je aan om een artikel te lezen of te kopen.

Sorry

Je bezoekt deze website via een openbaar account.
Je kunt alle artikelen lezen, maar geen producten kopen.

Belangrijk om weten


Bij aankoop van een abonnement geef je toestemming voor een automatische herabonnering. Je kunt dit op elk moment stopzetten door contact op te nemen met emma.reynaert@onserfdeel.be.