Deel artikel

literatuur recensie

Poëzie als zelfzorgmiddel bij Froukje van der Ploeg, Twan Vet, Tom Van de Voorde en Esohe Weyden

21 augustus 2025 10 min. leestijd

De maatschappelijke tendens om voldoende oog te hebben voor het eigen welbevinden lijkt ook in de poëzie doorgedrongen, zo blijkt uit nieuw werk van Froukje van der Ploeg, Twan Vet, Tom Van de Voorde en Esohe Weyden.

Even uit de ratrace stappen en focussen op je eigen geluk en gezondheid kan weldadig zijn. Zelfzorg is een vorm van zelfbescherming. Niet recht de afgrond van de burn-out tegemoet, maar even stilstaan bij jezelf, me-time, tijd voor reflectie. Eerst alles op een rijtje zetten alvorens belangrijke beslissingen te nemen. Jezelf de rust gunnen om te bekomen van de stress, van de nare ervaringen. Helder zicht krijgen op wat er fout loopt en opnieuw een evenwicht vinden. Zelfzorg is geen luxe, maar belangrijk voor je algehele (mentale) gezondheid.

Misschien hebt u nu het gevoel dat u het betere lifestylemagazine aan het lezen bent eerder dan de lage landen. Dit is toch de poëziekroniek? Jawel, en ik zal dus helaas geen praktische tips geven (genre: slaap voldoende, ontkoppel digitaal, knuffel mensen en dieren), maar wel poëzietips.

De maatschappelijke tendens om voldoende oog te hebben voor het eigen welbevinden lijkt namelijk ook in de poëzie doorgedrongen. Getuige daarvan de bloemlezing De gedichtenapotheek, met als ondertitel: Poëzie op recept voor het hoofd en het hart. Samensteller Philip Huff (1984) gelooft dat gedichten kunnen helpen bij allerlei aandoeningen zoals stress, het gevoel van leegte, gebrek aan overzicht, slapeloosheid, verlies, rouw en allerlei liefdesperikelen. Bij elk van deze en nog een hoop andere nare gevoelens schrijft de zelfverklaarde poëzieapotheker een gedicht voor. Hij noteert de indicatie, vertelt bij welke andere klachten het vers ook werkzaam is, en beschrijft kort het gebruik. En dan krijg je Herman de Coninck of Judith Herzberg toegediend als medicijn tegen de (zielen)pijn. Genezen doet poëzie niet, waarschuwt Huff in de inleiding, maar helpen helen kan ze zeker.

Poëzie wordt in deze bloemlezing dus gebruikt als middel, als bron van inzicht om uiteindelijk opnieuw greep op het leven te krijgen. Dat geldt ook voor de vier bundels die ik hieronder bespreek en die je zou kunnen toevoegen aan je huisapotheek met poëzie. Je zou ze kunnen lezen als bundels waarin aan zelfzorg wordt gedaan: in de verzen wordt onder andere gemediteerd over liefdesverdriet, scheiding, rouw en het zoeken naar evenwicht. Het levert gedichten op die wemelen van de levens- maar soms ook tegeltjeswijsheden.

Neem nu Troostpogingen, het debuut van Twan Vet (1998). Alleen al die titel, die een duidelijk programma inhoudt: gedichten worden ingezet ter verlichting van de problemen, ze moeten opbeuren, de ik-figuur en de lezer sterken. In klare taal behandelt Vet herkenbare problemen zoals een break-up, angst om het kroost of eenzaamheid. De eenvoudige, heldere verzen zijn op hun beste momenten aangrijpend, zoals in het gedicht over een kind dat voor het eerst geconfronteerd wordt met de dood als het een huisdier begraaft, of het gedicht waarin vader en zoon uit vissen gaan: ‘Van het zwijgen weet mijn vader veel’. Het toont de typische situatie waarin de man moeilijk zijn liefde voor zijn kind kan uiten, maar die laat blijken via kleine gebaren: “Met elke lijn die hij in stilte / naar ons op het droge trekt / kom ik langzaam dichterbij.”

In ‘Adviezen’ lijkt de lezer letterlijk tips voor een beter leven te krijgen. Begin- en slotstrofe klinken als volgt:

Slaap altijd met je sokken aan,
koop nooit een kruimeldief,
post vijf keer in je leven een liefdesbrief
die beter zoek raakt dan gelezen wordt

[…]         

beweer elke week ten onrechte
dat je weet waarom je leeft,
luister nooit naar iemand
die je meer dan tien adviezen geeft.

Dankzij de laatste regel verzandt dit gedicht niet in goedkoop levensadvies, maar roept het net op om daar kritisch naar te kijken.

Dat neemt niet weg dat Troostpogingen ook wel wat melige regels bevat die eerder uit een zelfhulpboek lijken te komen dan dat ze poëzie zijn: “We slepen ons verloren door een braakliggende / Dag en hopen op een einde dat genadig is, // pijnloos en zacht.”, “Wat is het eenzaam hier. Liever vloog ik weg”, of: “Dat een mens zijn eigen eenzaamheid onmogelijk verdrijft // met die van een ander”. Op z’n best is Vet als hij klare scènes uit het dagelijkse leven schetst. Die spreken in hun eenvoud vaak voor zichzelf.

Ook in de tweede bundel van Esohe Weyden (1999) zijn heel wat raadgevingen te vinden. Richtingloos navigeren is het verslag van het einde van een liefdesrelatie. Het verdriet daarover schudt de ik-figuur helemaal door elkaar. Gevoelens van ontreddering, zelfverlies en melancholie wisselen elkaar af: “Waarom blijf ik deze emoties / zo intens doorleven, / terwijl het niet de eerste keer is / dat ze door me heen gieren en / mijn gedachten overnemen?” Slechts langzaam maken die plaats voor het inzicht dat je niet in het negatieve mag blijven hangen, maar de positieve ervaringen en mooie herinneringen moet meenemen in je verdere leven.

In de (poëticale) titelreeks expliciteert Weyden wat de inzet is:

Of we nu schrijven
vanuit stribbeling en verzet,
ons in de moeilijkste dagen wikkelen
in de hoop daar de woorden te vinden.

Of vanuit een staat van aanvaarding,
een zuivere passieve houding,
de wendingen van de dag waarnemen
en naar schrijfsels vertalen.

[…]

Zolang we onze emoties in woorden rollen,
verdrijven we de pijnen uit onze lijven.

Poëzie krijgt hier als functie om het leed uit te bannen, ze fungeert als troostpoging, ze is een zelfzorgmiddel. Dit is schrijven als een vorm van psychotherapie – in dezelfde reeks gedichten heet het: “Elk woord dat mijn lichaam verlaat, / draagt bij aan de ontplooiing van een nieuwe ik.”

Weyden debuteerde als podiumdichter en dat is aan deze verzen af te lezen. De gedichten hanteren een directe, weinig opgesmukte, vaak zelfs hoogst onpoëtische taal (met grote, maar lege woorden als “emoties”, “ratio”, “waarheid”, “gevoel”, “verdriet”, “anonimiteit”), en aan het slot zit vaak een pointe, een wending of een aforistische uitspraak. Helaas veelal van het niveau dertien in een dozijn, zoals deze: “Ik verlies, / maar vind zoveel meer”, of:

Ver van mezelf verwijderd,
geloof ik dat veranderen,
al is het door een ander,
betekent dat ik aan het groeien ben.

Of deze:

Verbreek de banden met het verleden,
wanneer de smaak van het afscheid
ons herinnert aan de reden
waarom morgen voor het eerst
geleefd moet worden.

Misschien hebt u nu opnieuw het gevoel dat u het betere lifestylemagazine aan het lezen bent, eerder dan fragmenten uit een dichtbundel? “Niemand waarschuwt voor het moment / waarop we onszelf verliezen in belegen beelden”, schrijft Weyden. Het is schuldig verzuim van haar redacteur dat die niet ingegrepen heeft bij deze noodkreet. Pas als ze het psychologiseren achterwege laat, beeldend schrijft en daarbij de uitgewoonde metaforen (die in de bundel erg talrijk zijn) mijdt, slaagt Weyden erin om te verrassen. Dat is bijvoorbeeld het geval in ‘Ze past me’, waarin de dichter veel mooie beelden vindt voor haar schaduw, of in verzen als “Ik woon in zijn ribbenkast, / weeg zijn stappen” of “Hier / schuil ik in de krommingen / van zijn lichaam / en rust / onder mijn navel / een warme hand.” Helder, en tegelijk bevatten de verzen toch een twist die je even doet haperen bij het lezen, en doet stilstaan bij de taal.

Ook in De elementen, inmiddels de vijfde bundel van Tom Van de Voorde (1974), is er sprake van een liefdesbreuk en een ik-figuur die zich nadien bij elkaar moet rapen en zich moet heruitvinden. Niet eerder was deze dichter zo persoonlijk in zijn werk. De biografische insteek levert ook meer verhalende poëzie op dan dat we tot nu toe van Van de Voorde gewoon waren, minder koele poëzie ook, poëzie die direct aanspreekt en toch het raffinement bezit dat zijn eerdere werk kenmerkte.

De bundel is zo opgebouwd dat de afdelingen met kortere, persoonlijke gedichten telkens afgewisseld worden door een langer verhalend gedicht met een symbolische lading. Openen doet de bundel met de afdeling ‘Familiealbum’, anekdotische verzen waarin het portret getekend wordt van de vader, de moeder en de grootvaders, om uiteindelijk bij het eigen vaderschap uit te komen. Daarop volgt het lange ‘Gedicht uit de onvoltooide tijd’ waarvan de openingsverzen luiden: “We dachten iets te hebben / gevonden om voorgoed / aan vast te houden” – omineuze regels, natuurlijk. In het vervolg van het gedicht gaat alles aan het schuiven en moet het hoofdpersonage uiteindelijk schuilen: “Je verborg je / als een steen / in een plant // wachtend / tot ze weer ging / bloeien”.

Het zijn regels die als het ware vooruitlopen op de volgende reeks, ‘Tijdelijke omhelzing’, die het verslag is van een scheiding. In kleine, suggestieve scènes worden onder andere de ruzies, de onderhandelingen over de echtscheiding, de vervreemding van elkaar, het verlaten van de gezamenlijke woonst, de eenzaamheid en verslagenheid opgeroepen. De taal is onsentimenteel, de gevoelens zitten verstopt in details. In ‘Boedelscheiding’, bijvoorbeeld, wordt de huisraad verdeeld. Het woordmateriaal lijkt ontleend aan het juridische jargon (“je zit met de tegenpartij / rond een tafel”, “Qua intentie is het valabel”, “waarmee hun voorstel nauwelijks / rekening heeft gehouden”), maar de laatste (klankmatig uitgekiende) strofe zoomt in op een huiselijk detail dat plots van alles suggereert:

In de keuken klatert het
vaatwaswater onbaatzuchtig
tegen de kopjes van gisteren   

Of neem het gedicht ‘Niets zeggen’:

Een hoop vragen
en een oude tas
beide op de tast

Dit is een stilleven in drie korte regels, waarin het klankenspel opnieuw effectief is en dat een hele emotionele wereld oproept.

De afdeling ‘Persoonlijkheidsleer’ is een plaatsbepaling. De gescheiden ik-figuur moet zich opnieuw definiëren ten opzichte van de mensen en de wereld, wat leidt tot meditatieve momenten: eenzaam op de bank met de kat op oudjaar (“Ik miauw om haar / alvast voor te bereiden op het vuurwerk”), luisterend naar het sprankelende pianokwintet van Johannes Brahms, wandelend op de prairie of in de polders, wachtend op een vasectomie. In de slotafdeling zal de ik zichzelf, na een allegorische tocht door een vulkanisch landschap, uiteindelijk opnieuw bij elkaar pakken.

Soms blijft iets van Froukje van der Ploeg (1974), ook alweer haar vijfde bundel, is heterogener dan de bundels van Weyden en Van de Voorde. Behalve gedichten waarin herkenbare ingrijpende gebeurtenissen worden beschreven (een begrafenis van iemand met kanker, iemand met MS, iemand bij wie de luchtpijp moet worden geopend opdat die nog zou kunnen ademhalen), zijn ook hier verzen te vinden die met het concept van zelfzorg in verband gebracht kunnen worden. Daarin treden personages op die even een pas op de plaats maken, hun leven overzien en de focus op zichzelf leggen. Niet zelden hebben die gedichten een feministische of emancipatorische bijklank. En dan zijn er ook de briefgedichten aan Imke, die verspreid over de hele bundel opduiken, waarin een ik-figuur die op de terugkeer naar huis is de balans opmaakt.

Van der Ploeg schrijft een weinig opgesmukt parlando dat het niet van de taalbehandeling, maar van het verrassende verhaal moet hebben. Opvallend is dat Van der Ploeg nooit zwaarwichtig wordt, ze is laconiek en haar stijlfiguur is de kwinkslag. Neem nu ‘Herhaling’, een gedicht over menstruatie. Die wordt in de eerste strofe plastisch beschreven: “Mijn lichaam wringt me uit / als de laatste klodders yoghurt / onder in het pak”. De tweede strofe voegt daar de gedachte aan toe dat als dit een mannenzaak ware geweest “er ongetwijfeld een zacht en warm / drankje met aardbeiensmaak” zou bestaan.

Het duidelijkst komt het thema zelfzorg naar voren in de afdeling ‘Zelfbeeld’. Die gaat over zelfbeschikking en zijn wie je bent, los van alle door de maatschappij opgelegde conventies. De eerste gedichten gaan over een pubermeisje dat worstelt met haar geaardheid, er is een reeks gedichten over vrouwen die de vastgeroeste rolpatronen doorbreken, en een cyclus over een homoseksuele man die vanwege het goed fatsoen trouwde met een vrouw. ‘Handelingsonbekwaam’ is het relaas van een vrouw die niet meer mocht uit werken gaan toen ze getrouwd was en zich daardoor opgesloten voelde. “Pas later, toen mijn kind ging studeren in een andere stad / […] was ik iets anders / dan moeder, kok, echtgenote”, daarop volgt een gedicht over vrouwenkiesrecht en ‘Aan alle vrouwen die elke ochtend opstaan’ is een oproep om de zorg voor de ander even opzij te zetten, tijd voor jezelf te maken; aan zelfzorg te doen: “dagen die je nodig hebt om te onthouden wie je zelf bent”. Daar sluit de cyclus over de ontvoogdingsstrijd van de homo bij aan: “maar het is het leven zelf, worsteling in het zoeken // ik mag zijn wie ik ben, dat is heftig soms”.

Mogen zijn wie je bent, focussen op je eigen geluk, tot jezelf komen – dat is geen luxe, maar noodzakelijk voor je algehele (mentale) gezondheid. Dat lees je steeds vaker in het betere lifestylemagazine, in de kwaliteitskrant, en nu ook in de betere poëzie.

Carl De Strycker

redacteur van De Standaard der Letteren, coördinator van Bibliografie van de Nederlandse Taal- en Literatuurwetenschap, docent aan Université Libre de Bruxelles

Geef een reactie

Lees ook

		WP_Hook Object
(
    [callbacks] => Array
        (
            [10] => Array
                (
                    [0000000000003b240000000000000000ywgc_custom_cart_product_image] => Array
                        (
                            [function] => Array
                                (
                                    [0] => YITH_YWGC_Cart_Checkout_Premium Object
                                        (
                                        )

                                    [1] => ywgc_custom_cart_product_image
                                )

                            [accepted_args] => 2
                        )

                    [spq_custom_data_cart_thumbnail] => Array
                        (
                            [function] => spq_custom_data_cart_thumbnail
                            [accepted_args] => 4
                        )

                )

        )

    [priorities:protected] => Array
        (
            [0] => 10
        )

    [iterations:WP_Hook:private] => Array
        (
        )

    [current_priority:WP_Hook:private] => Array
        (
        )

    [nesting_level:WP_Hook:private] => 0
    [doing_action:WP_Hook:private] => 
)