Ontsnappen aan de zuigende klei. ‘De onverwachte rijkdom van Altena’ van Jan van Mersbergen
Jan van Mersbergen speelt in zijn nieuwste roman De onverwachte rijkdom van Altena met de mogelijkheden die het biedt als je taal en werkelijkheid naar je hand durft te zetten.
“Er staat een Chinees voor de cafetaria.” Zo luidt de eerste zin van Jan van Mersbergens nieuwste roman, De onverwachte rijkdom van Altena. Misschien komt het door de hoofdstuktitel die erboven staat – ‘1 horizontaal: Beloning van de portier’ – dat de korte openingszin van Nooit meer slapen van W.F. Hermans zich ook direct opdringt: “De portier is een invalide.” De portier van Hermans bleek blind, de Chinees van Van Mersbergen blijkt een Japanner. Maar waar Hermans speelt met onvermogen, de onbetrouwbaarheid van taal en de onmogelijkheid om de werkelijkheid te kennen, speelt Van Mersbergen in De onverwachte rijkdom van Altena met het tegenovergestelde: de mogelijkheden die het biedt als je taal en werkelijkheid naar je hand durft te zetten.
Ik-verteller Mar (kort voor Marlies) zit op een besneeuwde berg in de Franse Alpen, in Chamrousse om precies te zijn, een skistation. Ze durft de berg niet verder op, dus drinkt ze wijntjes aan een picknicktafel op een terras, praat tegen een “je” die iedereen zou kunnen zijn en lost ondertussen een cryptogram op. Ze houdt van taalspelletjes waarin het gaat om betekenis, zo zegt ze: “Taal lijkt altijd helder en eenduidig maar een simpel cryptogram geeft al aan dat woorden geen houvast geven. Ze kunnen van alles betekenen.”