Deel artikel

literatuur interview

Ongezien: aandacht voor de Belgische literatuur

20 maart 2023 7 min. leestijd

Voor het eerst in de Belgische geschiedenis wordt dit jaar aan de universiteiten van Gent en Namen een collegereeks over Belgische letterkunde verzorgd. Initiatiefnemers Caroline De Mulder en Yves T’Sjoen lichten het hoe en waarom toe.

In een collegezaal op de Gentse Campus Boekentoren verkent hoogleraar moderne Nederlandse letterkunde Yves T’Sjoen op een namiddag eind februari vanuit allerlei invalshoeken de vraag of er voldoende wisselwerking is tussen de Franstalige en Vlaamse literatuur om van een Belgische letterkunde te spreken. Zijn gehoor: een klein groepje studenten en ondergetekende. Er is een aantal zieken, hier in Gent is het een keuzevak voor masterstudenten vergelijkende letterkunde en de bekendheid van het fonkelnieuwe vak moet nog groeien.

T’Sjoen bedacht het plan voor deze collegereeks samen met Caroline De Mulder, hoogleraar Franse letterkunde in Namen. Daar is het een verplicht bachelorvak en schuiven ongeveer dertig studenten aan. Een weekje na het college in Gent tref ik De Mulder en T’Sjoen online om ze te bevragen over wat hen dreef om deze reeks op te zetten.

Waarom is het nodig en belangrijk een cursus Belgische letterkunde te verzorgen?

Caroline De Mulder: “Omdat het gewoon ongelooflijk is dat het nog nooit gedaan is. We zitten van alles te vergelijken tussen allerlei landen, maar binnen België doen we dat niet. Ik denk dat het ideaal is om aan vergelijkende letterkunde te doen in dit land waar we een heel speciale en complexe culturele toestand hebben, er tussen de schrijvers van de twee taalgebieden heel wat contacten waren en er heel wat Vlamingen waren die in het Frans schreven.”

U spreekt in de verleden tijd over de contacten tussen schrijvers in de twee taalgebieden. U zei, Yves T’Sjoen, tijdens uw college: ‘Vlaamse en Waalse schrijvers, academici en journalisten kennen elkaars literatuur niet, want er is geen gedeelde Belgische culturele ruimte.’ Neemt het onderlinge verkeer af?

De Mulder: “Er zijn wel pogingen nu, zoals festival Flirt Flamand en literatuurhuis Passa Porta om een relatie tussen de twee taalgebieden te leggen, maar in de media en in de kritiek zijn ze heel gescheiden. Het feit dat studenten minder en minder de taal van het andere cultuurgebied kennen, is natuurlijk ook een probleem. Vroeger was het niveau van het Frans in Vlaanderen heel hoog. Aan Franstalige kant is het Nederlands nooit goed gesproken geweest en het is er niet op verbeterd. De leerlingen in Wallonië mogen nu kiezen tussen Engels en Nederlands en voor de jongeren is het Engels helaas een stuk aantrekkelijker. In een tweetalig land geen Nederlands kennen is toch een groot nadeel, vind ik.”

Als de onderlinge contacten afnemen en de kennis van elkaars taal en cultuur eveneens, betekent dit dat de ‘Belgische letterkunde’ vooral iets van het verleden is?

De Mulder: “Nee, het is iets van de toekomst. Niemand heeft al bekeken wat het zou kunnen zijn. We kunnen iets doen aan die wederzijdse onwetendheid van elkaars cultuur en letterkunde de verbanden te onderzoeken.”

Is jullie project dan ook activistisch en voluntaristisch?

Yves T’Sjoen: “Ik denk niet dat we activistisch zijn of als belgicisten optreden. We zijn wetenschappelijke onderzoekers die graag vanuit een historisch perspectief kijken naar allerlei interculturele contacten binnen een Belgische context. Het gaat ook over de verbeelding van België, eveneens in de Franstalige en Vlaamse contemporaine literatuur. Je ziet bij bijvoorbeeld Koen Peeters dat België wel degelijk als een soort setting wordt gebruikt, dat de Belgische ruimte verbeeld wordt in zowel Vlaamse als Franstalig Belgische literatuur.”

In Namen is er een literatuurlijst van veertig “Belgische boeken”. Wat staat daar zoal op?

De Mulder: “Het idee is dat ze minstens acht, liefst tien boeken lezen, waarvan minimaal drie Nederlandstalige, weliswaar in vertaling, uit de negentiende en twintigste eeuw. Ik wil dat ze eerst de klassiekers kennen, in de hoop dat ze daarna ook meer interesse hebben voor de hedendaagse Vlaamse literatuur. Er staan bijvoorbeeld La route de la chapelle van Louis Paul Boon, Le chagrin des Belges van Hugo Claus en L’homme au crâne rasé van Johan Daisne op.”

“Ik ben mijn les begonnen met de vraag: schrijf eens tien Franstalige en drie Nederlandstalige Belgische schrijvers op. De antwoorden waren pover, soms ronduit foutief. De kennis is heel beperkt, zelfs van de Franstalige Belgische literatuur. Zowel aan de Franstalige als de Nederlandstalige kant zitten we met een soort minderwaardigheidscomplex. Er is een overdreven bescheidenheid over onze eigen cultuur en letterkunde.”

“Zowel aan de Franstalige als de Nederlandstalige kant zitten we met een soort minderwaardigheidscomplex”

T’Sjoen: “Ik heb dezelfde vraag aan mijn studenten gesteld en de enige namen die zij wisten te noemen uit de Franstalige Belgische literatuur waren Caroline Lamarche en Amélie Nothomb.”

U had het tijdens het college over twee gemarginaliseerde literaturen. Is het Calimero-gevoel ten opzichte van respectievelijk de Nederlandse en de Franse literatuur iets dat de Vlaamse en Franstalige literatuur samenbrengt?

De Mulder: “Ik denk dat het bij ons zelfs nog erger is omdat de Franse literatuur zo magnifiek en belangrijk is. In Parijs word je bedolven onder de cultuur en de boeken. Dat is bij ons helemaal niet het geval, omdat de trots over de eigen cultuur en literatuur zo goed als onbestaand is.”

T’Sjoen: “Onbekend maakt onbemind.”

Is er naast het feit dat de Franstalige en de Vlaamse literatuur voortdurend positie bepalen ten opzichte van de buren nog meer wat ze gemeenschappelijk hebben?

De Mulder: “Ik heb geen kant-en-klaar antwoord, want dat zijn we nu aan het onderzoeken. Ik heb net een les gegeven over de naturalisten. We zien dat de Franstalige en Nederlandstalige naturalisten in België zich helemaal niet opstellen als leerlingen van Emile Zola. Zowel bij Camille Lemonnier als bij de vroege Cyriel Buysse, met Stijn Streuvels de grote naturalistische schrijvers in België, heb je de wil zich te onderscheiden en zowel bij de een als de ander vind je niet zozeer de wetenschappelijke component van het naturalisme die je bij de Fransen ziet. Die schrijvers lazen elkaar ook en dat merk je.”

T’Sjoen: “Anne Marie Musschoot, de voorzitter van het Buysse Genootschap, heeft geregeld aandacht besteed aan Buysse als naturalist die in zijn Vlaamse variant van het naturalisme afweek van de Franse naturalistische ideeën en schatplichtig was aan het naturalisme in Nederland van Louis Couperus, Marcellus Emants en Lodewijk van Deyssel. Het is interessant om te onderzoeken hoe bepaalde tendensen in een bepaald taal- of cultuurgebied toch weer een andere gestalte krijgen.”

De Mulder: “Neem het magisch-realisme. Dat is iets wat eigenlijk internationaal is, maar het wordt wel naar voren geschoven als iets typisch Belgisch. Je hebt schrijvers als Johan Daisne op grond van wiens werk cineast André Delvaux films heeft gemaakt. Delvaux was perfect tweetalig en bracht de twee talen en culturen samen.”

Zijn er meer mooie voorbeelden van boeiende wisselwerking tussen Vlaamse en Franstalige Belgische schrijvers?

T’Sjoen: “Dat zijn wat ik duetten noem. Bijvoorbeeld Une enfance gantoise van Suzanne Lilar en de autobiografische geschriften van de Vlaamse schrijver Christine D’haen. Of La Legende d’Ulenspiegel van Charles De Coster of Une paix royale van Pierre Mertens en Het verdriet van België van Hugo Claus.”

De Mulder: “Jean Ray die ook schreef als John Flanders, een Gentenaar die in de twee talen schreef. Dat is iemand die vaak voorkomt in geschiedkundige boeken. Maar niemand spreekt over het feit dat hij onder twee pseudoniemen in twee talen schreef. Het zou toch interessant zijn om die twee werken met elkaar te vergelijken.”

‘De Afro-Belgische literatuur is ook interessant. Er is veel meer dan 'Black Venus' van Jef Geeraerts en de discussie rond het verstoten daarvan uit de canon van de KANTL’

T’Sjoen: “De Afro-Belgische literatuur is ook interessant. Onze collega Lieselot De Taeye geeft in Namen en in Gent een college over de Nederlandstalige en Franstalige Afro-Belgische literatuur. Er is veel meer dan Black Venus van Jef Geeraerts en de discussie rond het verstoten daarvan uit de canon van de KANTL.”

De Mulder: “Er zijn echt heel veel schrijvers die over Congo hebben geschreven, ook Simenon.”

Zijn er in het hedendaagse literaire landschap nog auteurs die je Belgische schrijvers kunt noemen? Ziet u zichzelf bijvoorbeeld als een Belgische schrijver, Caroline De Mulder?

De Mulder: “Ook, niet alleen. Ik ben geboren in Gent, mijn ouders zijn Nederlandstalig en we zijn voor het werk van mijn vader naar Moeskroen verhuisd. Ik word uitgegeven in Frankrijk. Ja, ik ben wel een Belgisch product.”

Komt dat ook tot uitdrukking in uw romans?

De Mulder: “Ja, Calcaire (2017) is een roman die zich afspeelt dicht bij Maastricht in Limburg waar zich in het Frans ook Nederlandse uitdrukkingen vermengen. Het gaat over grenzen op alle vlakken, tussen talen, landen en streken en tussen oppervlak en ondergrond. De roman is bekroond met de Prix Auguste Michot voor een Franstalige roman waar de schoonheid van het Vlaamse land in aan bod komt.”

Zijn er andere bij uitstek Belgische schrijvers van nu?

De Mulder: “Je had Jacques De Decker (1945-2020), die drietalig was. Met hem gingen we een anthologie samenstellen van Belgische literatuur, met zowel Franstalige als Nederlandstalige auteurs, en in twee talen. Maar zijn laatste jaren waren nogal moeilijk en we hebben dat helaas niet kunnen doen. Maar ik ben wel met het idee blijven zitten en vandaar dat ik naar Yves ben gestapt.”

T’Sjoen: “Ik denk ook aan figuren zoals Geert van Istendael en David Van Reybrouck, Vlaamse schrijvers die in een Brusselse context op het raakvlak tussen de twee culturen functioneren. Er zijn ook heel veel schrijvers die zichzelf als Vlaamse schrijvers omschrijven maar in het buitenland als Belgische schrijvers bekend staan, zoals Hugo Claus en Tom Lanoye.”

De Mulder: “Wat ik heel interessant vind, is de zoektocht naar een literaire identiteit in België. Al sinds de negentiende eeuw zijn we daarmee bezig. In Frankrijk zit je in het kielzog van al die grote schrijvers. Hier vragen we ons telkens af hoe we ons als Belgische schrijver van Frankrijk of Nederland onderscheiden. Die bevraging naar identiteit is heel fundamenteel bij zowel Franstalige als Nederlandse schrijvers.”

Tomas

Tomas Vanheste

is adjunct-hoofdredacteur Ons Erfdeel vzw, coördinator van VL⇄NL en journalist.

Reacties

Reacties zijn gesloten.

Lees ook

		WP_Hook Object
(
    [callbacks] => Array
        (
            [10] => Array
                (
                    [000000000000276c0000000000000000ywgc_custom_cart_product_image] => Array
                        (
                            [function] => Array
                                (
                                    [0] => YITH_YWGC_Cart_Checkout_Premium Object
                                        (
                                        )

                                    [1] => ywgc_custom_cart_product_image
                                )

                            [accepted_args] => 2
                        )

                    [spq_custom_data_cart_thumbnail] => Array
                        (
                            [function] => spq_custom_data_cart_thumbnail
                            [accepted_args] => 4
                        )

                )

        )

    [priorities:protected] => Array
        (
            [0] => 10
        )

    [iterations:WP_Hook:private] => Array
        (
        )

    [current_priority:WP_Hook:private] => Array
        (
        )

    [nesting_level:WP_Hook:private] => 0
    [doing_action:WP_Hook:private] => 
)