Na een afspraak in het Rijksprentenkabinet en met gewassen handen mag je een kostbaar tekenalbum doorbladeren van Gesina ter Borch. De tekenares was gefascineerd door de liefde.
Bent u sinds de coronapandemie ook zo in de war als het om begroetingen gaat? Tijdens de pandemie wisten we precies hoe we iemand moesten onthalen. We knikten de ander vriendelijk toe en hielden anderhalve meter afstand. Handen schudden, hugs, en de Hollandse drieklapper leken voorgoed uit het sociale verkeer verdwenen. Toen de wereld weer openging, bleef ik handen en lippen uit de weg gaan en begroette ik de ander met een lichte buiging en een warme blik. Het is niet vol te houden. Nog steeds schud ik minder vaak handen en van de drieklapper heb ik definitief afscheid genomen – maar wie heeft er een idee voor een alternatief?

© Collectie Rijksmuseum
In de jaren dat ik in Polen woonde, lang voor de pandemie, was het simpel. Als ik een Poolse man een hand wilde geven, ontkwam ik er niet aan. Mijn hand werd enkele centimeters omhoog geheven en gekust. Het was niet mijn favoriete begroeting. Ten eerste droegen vele Polen toen nog snorren (het waren de jaren negentig), en het zette de man-vrouwverhouding meteen op scherp. “Mannen delen handkussen uit aan vrouwen – niet andersom – en plaatsen je daarmee in de rol van het wijfje”, schreef ik er destijds over. Als een zakelijk, kennismakend of vriendschappelijk uitgestoken hand van een zoen wordt voorzien, liggen de rollen vast en is terugkeer naar gelijkheid bijna onmogelijk geworden.
Gesina ter Borch (1631-1691) had vermoedelijk geen moeite met de handkus. Ze tekende een prachtig exemplaar in haar Poëzie-album. Gesina werd geboren in een artistiek gezin. Haar vader had als kunstenaar door Italië gereisd maar koos, terug in Zwolle, een ander vak. Haar halfbroer was de beroemde schilder Gerard ter Borch de Jonge, en ook haar broers Harmen en Mozes hadden teken- en schildertalent. En dat gold zeker ook voor Gesina, al zou zij haar talent tot het huiselijk domein moeten beperken – ze was immers een vrouw. Een paar dagen na haar eenentwintigste verjaardag begon ze een poëziealbum bij te houden, waarin ze bestaande gedichten en liederen kalligrafeerde die ze illustreerde met verfijnde en vaak grappige waterverftekeningen in sprankelende kleuren. Als je een afspraak hebt gemaakt in het Rijksprentenkabinet en je handen hebt gewassen mag je het album voorzichtig doorbladeren.
Gesina moest haar talent tot het huiselijk domein beperken – ze was immers een vrouw
Gesina was gefascineerd door de liefde, dat zie je al snel. Herderinnetjes zitten met friemelende mannen onder bomen, “vrijstertjes” liggen bezwijmd door liefdesverdriet in hun hemelbed (de arts voelt de pols en weet al snel wat er aan de hand is), mannen doorboren zichzelf met een sabel wanneer hun liefde onbeantwoord is (bloed spat in het rond). Het is een gedoe met hoeden en veren, want waar laat je die allemaal als de ander omhelsd, gekust of geknuffeld moet worden?
En dan is daar, afgebeeld naast en onder een gedicht over de liefde, de Heer die de hand van een dame kust. Man buigt voor dame, het lijkt wel alsof hij over een ogenblik voor haar zal neerknielen. Beiden zijn gekleed naar de laatste mode van 1650. Gesina heeft hem een lichtbruin kostuum aangetrokken waarvan ze de details prachtig heeft uitgewerkt (volgens de overlevering hield ze van borduren). Zwierige ruches op de broekspijp, kanten kousen over rode, gehakte schoenen met strikken, hoed met veren in de hand. De dame, die een blauwe robe draagt met daaroverheen een roze jakje en strikken op haar schouders, in haar oren, op haar armbanden, op haar mouwen, in het haar, veer in de hand, kijkt minzaam op hem neer.

© Collectie Rijksmuseum
Boven de tekening heeft Gesina een zwierige krul getekend, waarin ze haar signatuur heeft gezet: Geesken ter Borch 1656. De tekening is een illustratie bij, natuurlijk, een liefdeslied waarin de zanger zijn liefde uitspreekt voor het herderinnetje Amaril – een vrouw “gelijk een roosken teer”, de “puick der herderinnen”. Misschien, zegt de dichter, kan hij “voor lieve toverkunssies” “verkrijgen minne gunssies”. Hoewel Amaril zijn liefde afwijst, zal hij niet opgeven, zelfs als hij tien jaar op haar moet wachten. Gesina koos de tekst van een lied dat in 1643 was gepubliceerd in het Nieu dubbelt Haerlems lietboeck, ghenaemt den laurierkrans der amoureusen.
Zelf was ze helaas niet zo gelukkig in de liefde. Haar meest serieuze aanbidder, Henrik Jordan, verdween met de noorderzon, enige tijd nadat ze zijn initialen en een stel hartjes in een boom had gekerfd. Gelukkig heeft ze ons een prachtig oeuvre nagelaten.
Het werk van Gesina ter Borch is van 6 september tot en met 1 februari 2026 te zien in Museum de Fundatie (Zwolle).
Geef een reactie
Je moet ingelogd zijn op om een reactie te plaatsen.