Deel artikel

literatuur recensie

Misschien is dit een stille, zachte revolutie. ‘Het is warm in de hivemind’ van Maxime Garcia Diaz

Door Tijl Nuyts
15 februari 2022 7 min. leestijd

Met vrolijke verteldrift verbreedt Maxime Garcia Diaz in haar debuutbundel de verwachtingshorizon van wat poëzie in dit tijdperk vermag. Haar analyse is scherp: in een wereld vol clicks, spiegels en schermen worden meisjeslichamen voedsel voor de allesverterende machine van een competitieve aandachtseconomie. Maar in diezelfde online omgeving kiemt ook de kentering.

In het tweede gedicht van Het is warm in de hivemind, de debuutbundel van de Nederlandse dichter Maxime Garcia Diaz, wordt een meisje geboren. Haar piepjonge lichaam lijkt meteen een blauwdruk van haar hele levensloop te bevatten: zo heeft ze “grote blauwe baby-ogen / waarin de universiteitsbibliotheek, de gooische r, de blonde knot / & adhd al te lezen zijn”. Maar naarmate het meisje opgroeit, blijkt er een eigenschap te zijn die haar leven nog meer typeert: ze “heeft nog nooit een beeldscherm gezien / dat niet reageerde op haar aanraking”. In Garcia Diaz’ debuut zijn beeldschermen alomtegenwoordig, worden ze voortdurend aangeraakt en raken ze ook aan het leven van mensen: lyrische ikken scrollen en swipen erop los, emoji’s van donderwolken en taartpunten duiken op in de gedichten en achteraan in de bundel prijkt een lijst met hyperlinks die de lezer onder meer naar YouTubefilmpjes voeren.

Centraal in de bundel staat niet die online wereld op zich, maar de menselijke omgang ermee, en meer bepaald hoe vrouwelijke internetgebruikers hun lichamelijkheid vandaag beleven in een wereld die uit virtuele spiegels opgetrokken lijkt. Garcia Diaz, geboren in 1993, kiest daarbij resoluut voor het perspectief van haar generatie. Dat betekent niet dat haar bundel zich beperkt tot de intellectuele habitus van de hoogopgeleide millenial die zich vermeit met “lekker bankhangen & champagne drinken met de meiden / rousseau lezen bij je pinterest boerderijtje”. Garcia Diaz duikt in de donkere krochten van ons laatkapitalistische maatschappijmodel en opent een blik op het revolutionaire potentieel dat in de hoeken en kieren van het internet sluimert.

Het resultaat is indrukwekkend en verbreedt de verwachtingshorizon van wat poëzie in dit tijdperk vermag. Dat heeft alles te maken met haar doorgedreven vormexperiment en verstechnische bravoure, met haar vrolijke verteldrift en virtuoze spel met meertaligheid.

In haar bundel voert Garcia Diaz meisjes en vrouwen op die voortdurend worden blootgesteld aan de determinerende blikken van talloze – vaak onzichtbare – anderen. Pogingen om zich aan dat proces te onttrekken blijken veelal tevergeefs:

je ontstond in een kluwen
worstelde jezelf tot iets bestaands
men keek naar je noemde je mens
lichaam meisje vrouw mens
je noemde jezelf object
je noemde jezelf unidentified flying object
het vliegen leek op vallen
je weet wel

Garcia Diaz toont hoe het vrouwelijke subject gedwongen wordt om zich te modelleren naar de contouren die de clicksvoorschrijven: “het meisje met de volle lippen, lichte ogen, / het steile haar, de smalle taille, ronde billen / will she make it out of this image alive?”. Dat dit representatieproces dodelijke effecten kan hebben, wordt aangetoond in het paginalange gedicht ‘Artificielle’ (dat eerder als chapbook werd uitgegeven door het Gentse DIY-label Marktcorruptie, opgericht door dichters Dominique De Groen en Arno Van Vlierberghe, met wie Garcia Diaz een duidelijke poëtische verwantschap deelt). Het orgelpunt van het gedicht, dat het mierzoete “fantasietheater” van Disneyland Parijs verkent, toont hoe “het plastic lichaam” van prinsessen en koninginnen op een voetstuk worden gehesen voor ze naar de guillotine worden gevoerd. Na de executie blijft er niet meer over dan het masker dat de vrouw als simulacrum en make-up diende: “een klein hoopje poeder / op het schavot”. De lichamen van meisjes worden op die manier voedsel voor de allesverterende machine van een competitieve aandachtseconomie:

een lichaam regeert, wordt vergeten
een lichaam regeert, wordt verorberd
als de luchtigste cake, de machtigste cake
stijgt eenzaam op, de enige ware duivel,
terwijl mindere engelen vallen.

Disneyland blijkt een metafoor voor een neoliberale sprookjesruimte waarin burgers zich als consumenten conformeren aan de ijzeren logica van een pretparkattractie waaruit ze onmogelijk kunnen ontsnappen: “De grote theekop draait lijzige rondjes, in een vastgespijkerde / choreografie met andere, eveneens wentelende theekoppen.”

Hoewel iedereen vandaag de impact van maatschappelijke dwangneuroses kan ondervinden, vallen meisjes en vrouwen er blijkens de gedichten in Het is warm in de hivemind het duidelijkst aan ten prooi. In de hele bundel staan confronterende verzen te lezen waarin het lyrische ik worstelt met wie ze op haar beeldscherm gereflecteerd ziet: “het spookt in mijn spiegelbeeld”. De worsteling met die Döppelgänger – geportretteerd als “dwaallichtje”, “tweelingzusje”, “dead twin” en “schemerwezen” – benadert Garcia Diaz via het topos van de eetstoornis. Daarmee zit ze de lezer voortdurend op de huid, waardoor die verplicht wordt om zich de dwanggedachten eigen te maken die ook zovele meisjes plagen, want “inside every fat girl / is a ghost”.

Door een spel met personificaties, waarin onder andere “de geschiedenis”, “de duisternis”, “het ancien régime” en de “openbare ruimte” als actieve antagonisten de revue passeren, laat Garcia Diaz zien dat eetstoornissen niet louter voortkomen uit de persoonlijke psychologie van getroebleerde patiënten, maar uit de verwachtingen van een dolgedraaid maatschappijmodel: “de openbare ruimte krast haar nagels / in mijn vel snijdt het vet van mijn lijf”. Meerdere gedichten tonen meisjes als aspirant-prinsessen die zich genoodzaakt zien om hun maaginhoud in de toiletpot te ledigen: “de kotssmaak in je mond is roze”. Door over te geven stellen ze ongewild een politieke daad: “een lichaam leert uit te stoten / een lichaam leert grenspolitiek”. Bij momenten ontdoet het lyrische ik zich niet alleen van ongewenste calorieën, maar verlangt het zelfs om aan het eigen lichaam te ontsnappen en een leven te leiden dat “naadloos”, “haarloos” en “genadeloos als een iphone” is. Maar alle verwevenheid met digitale hulpmiddelen ten spijt, blijkt “cancelling your physical body” onmogelijk.

Garcia Diaz’ analyse is scherp: in de nietsontziende handen van de bigtech-bedrijven en pretparkuitbaters die onze maatschappij verbeelden, verworden de lichamen van meisjes en vrouwen tot wegwerpmateriaal. De gevolgen zijn desastreus, maar te midden van het drama weerklinkt ook een nieuw geluid: “op een sprookjesboerderij klauwt een meisje / in haar borstkas, rukt er een bloederige homp uit / spert haar mond open”. Uit het expressieve gebrul dat aan een meisjesborst wordt ontlokt, kan een nieuwe lyriek ontstaan, zo blijkt onder meer uit het slotgedicht. Daarin gaat Garcia Diaz aan de haal met enkele regels uit het beroemde gedicht ‘Howl’ van de Amerikaanse beatdichter Allen Ginsberg en treedt ze nadrukkelijk in de voetsporen van grote vrouwelijke auteurs als Sylvia Plath en Virginia Woolf, wier portretten naast de uitdijende strofes staan geprint. Het resultaat is een “non-linear girl-history” die – net zoals de hele bundel – elementen van verschillende genres vermengt: van gothic spookverhalen over eenentwintigste-eeuwse meisjes en hun verdronken voorgangsters tot sciencefictionachtige toekomstbeelden, van gedeconstrueerde sprookjes uit Disney’s droomfabriek tot voorzichtige politieke statements:

ik zie de beste meisjes van mijn generatie
vernietigd en verbrijzeld en onoverwinnelijk
want dat wat nooit bestond kan niet kapot
misschien is dit gotiek
misschien is dit science fiction
misschien is dit een sprookje
misschien is dit een stille, zachte revolutie

In haar bundel laat Garcia Diaz zien dat het internet niet louter een martelkamer voor eenentwintigste-eeuwse meisjes en vrouwen hoeft te zijn, maar ook kan fungeren als een broedplaats voor nieuwe ideeën en onvermoede allianties. Wanneer meisjes en vrouwen zich verenigen en online verbindingen aangaan, zijn ze misschien wel in staat in staat om perverse systemen en narratieven van binnenuit te vernietigen, en uit hun assen iets nieuws op te bouwen. Niet-menselijke wezens kunnen daartoe inspiratie aanleveren.

Uitrustend op een bank in Disneyland merkt het lyrische ik de aanwezigheid van een levend insect op: “Een niet-/ animatronische hommel zit op de bloem naast me. Ik vraag me af / hoe zij het hier vindt. Of het zoeter ruikt.” Net als de werksters, de darren en de koningin van een bijenkolonie kunnen mensen samen een alternatieve wereld bouwen, gestuurd door het collectief bewustzijn en de internetachtige swarm intelligence van een superorganisme.

Het vuur van die “stille, zachte revolutie” is in ieder geval al aangestoken; meermaals alludeert Garcia Diaz op de warmte die zich in de bijenkorf van het wereldwijde web ophoopt: “man man man het is warm in de hivemind”. Het is een plek waar besmetting gedijt. Daaruit kan helende poëzie geboren worden die zich op het grensvlak van het analoge en het digitale, het algoritmische en lichamelijke situeert. Hoewel de druk van sociale media het lyrische ik doet verlangen om aan het eigen lichaam te ontsnappen, bieden diezelfde platformen immers ook een middel aan verschillende lichamen om nader tot elkaar te komen, om als een collectief weerwerk te bieden. Dat lijken de laatste strofen van de bundel toch te suggereren. In een besmet hoekje van het internet lijkt zich een poreus netwerk te vormen van meisjes en dichters, hommels en prinsessen. De krachten worden gebundeld, de kiemen van de kentering zijn gezaaid:

hoor je het ritselen van vleugels?
ruik je het, de zwarte nagellak?

[…]

de mooie meisjes
liggen als slangenhuiden
de schillen van gepeld fruit
op het universiteitstoilet

en er zit iets in mijn zak
tussen het maandverband
de lippenstift
tussen het rotten
van de rozenblaadjes

kijk, het is zwart gelakt
en glanzend
en het ruikt naar kentering

Maxime Garcia Diaz, Het is warm in de hivemind, De Bezige Bij, Amsterdam, 2021, 112 p.
Nuyts Tijl Sophie Dewispelaere

Tijl Nuyts

dichter, auteur, essayist en eindredacteur poëzie van het literaire tijdschrift Kluger Hans

Foto © Sophie Dewispelaere

Reacties

Reacties zijn gesloten.

Lees ook

		WP_Hook Object
(
    [callbacks] => Array
        (
            [10] => Array
                (
                    [00000000000027c50000000000000000ywgc_custom_cart_product_image] => Array
                        (
                            [function] => Array
                                (
                                    [0] => YITH_YWGC_Cart_Checkout_Premium Object
                                        (
                                        )

                                    [1] => ywgc_custom_cart_product_image
                                )

                            [accepted_args] => 2
                        )

                    [spq_custom_data_cart_thumbnail] => Array
                        (
                            [function] => spq_custom_data_cart_thumbnail
                            [accepted_args] => 4
                        )

                )

        )

    [priorities:protected] => Array
        (
            [0] => 10
        )

    [iterations:WP_Hook:private] => Array
        (
        )

    [current_priority:WP_Hook:private] => Array
        (
        )

    [nesting_level:WP_Hook:private] => 0
    [doing_action:WP_Hook:private] => 
)