Context bij cultuur in Vlaanderen en Nederland

Publicaties

Context bij cultuur in Vlaanderen en Nederland

De dandy in het machtig grauwe Antwerpen: Matthijs de Ridders biografie van Paul van Ostaijen
0 Reacties
recensie Boon Literatuurprijs 2024 Paul van Ostaijen
literatuur

De dandy in het machtig grauwe Antwerpen: Matthijs de Ridders biografie van Paul van Ostaijen

Pol, Zot Polleken, Paul, Paus of Polte: wie was Paul van Ostaijen? Biograaf Matthijs de Ridder toont de dandy-dichter als een man die voortdurend op zoek was naar wat kunst moet zijn en wat kunst in de samenleving kan betekenen. Toch blijft hij ook na een biografie van negenhonderd bladzijden een onkenbare figuur.

Veelgelezen én veelbesproken, dat is de schrijversbiografie. Vaak draait de interesse voor en ook de discussie over het genre om de manier waarop het werk van de schrijver in verhouding staat tot het leven van de auteur. Schrijft hij of zij over zichzelf, is zijn of haar kunst te interpreteren op basis van het leven van de kunstenaar? Is het allemaal echt gebeurd?

In de eerste hoofdstukken van Paul van Ostaijen. De dichter die de wereld wilde veranderen laat biograaf Matthijs de Ridder zien dat alleen al Pauls verschijning aan een kunstwerk deed denken. Van de kleine prins in de Lange Leemstraat in Antwerpen, die als een “dandy met een fijne bloem in het knoopsgat” naar de zondagsmis werd gestuurd, groeide hij op tot een jongeman die bij zijn vrienden verscheen met een “onmodische rode das” op zijn “roodfluwelen ondervest” en zijn “vreemde zwarte kleding”, aldus collega-schrijver Maurice Gilliams.

Het rijke beeldmateriaal in deze biografie illustreert dit op treffende wijze. Zo is de zwarte hoed die Paul draagt op de foto van de cover van dit kloeke boek niet zomaar een hoofddeksel. De dichter draagt hem met aandacht en flair, zoals hij ook zijn woorden op papier zette. Van Ostaijen schreef niets toevallig, per ongeluk, achteloos. Doelgerichtheid, esthetiek en eigenzinnigheid spelen een belangrijke rol in zijn leven én in zijn werk.

De wijze waarop de biograaf het karakter van Paul van Ostaijen in de eerste alinea van het boek schetst, is ronduit meesterlijk en leest als het begin van een roman. Paul, of Pol, zoals hij in die jaren genoemd werd, wílde wel in de pas lopen. Hij deed echt zijn best, zo noteerde hij in 1903 in zijn eerste zelfgeschreven nieuwjaarsbrief aan zijn ouders. In deze paar regels voelt de lezer al aan zijn water dat Pol het pleasen niet lang zal volhouden.

In zijn eerste nieuwjaarsbrief aan zijn ouders voel je al dat Pol het ‘pleasen' niet lang zal volhouden

En inderdaad, het lukt niet in het gareel te blijven, een modelleerling te worden en braaf zijn school af te maken. Hij scoort ronduit slecht, behalve dan op het terrein van de Nederlandse letterkunde. Op zijn zeventiende houdt hij het voor gezien, wordt een schoolverlater zonder diploma en probeert vanaf dat moment via allerlei baantjes, beginnende als stadsklerk in zijn geboortestad, voldoende financiële ruimte te creëren, zodat hij kan doen wat hij écht wil: kunstenaar, maar bovenal schrijver zijn.

De biografie van Paul van Ostaijen begint bij aanvang van zijn leven en eindigt bij zijn dood. Oeverloze detailbeschrijvingen van de familiestamboom en lange uitleidingen, waarbij het rijke nachleben van de auteur het belang van de biografie nog eens extra moet onderstrepen, blijven de lezer gelukkig bespaard. Matthijs de Ridder bewijst met zijn werk dat het leven van Van Ostaijen, dat slechts duurde van 1896 tot 1928, zelf rijk en boeiend genoeg is om er bijna negenhonderd (!) pagina’s over te lezen.

De namen die Paul van Ostaijen door de jaren heen kreeg of aannam – van Pol, Zot Polleken, Paul, Paus naar Polte – vormen de titels van de delen en daarmee ook de structuur van het boek. Achter die namen gaan liefkozingen schuil (Polte, van zijn geliefde Emmeke), of ambities van ouders die vurig wensen dat hun kind het ver schopt (Pol, naar koning Leopold) en ook het “postuur” dat de dichter zich aanmeet bij de publicatie van Music-Hall (Paul).

Binnen die chronologische structuur heeft de biograaf allerlei politieke, maatschappelijke, culturele en persoonlijke verhaallijnen ingenieus vervlochten: het begin van de Eerste Wereldoorlog, de stadsgeschiedenis van Antwerpen, de taalkwestie en de ontwikkeling van de Vlaamse Beweging, de geschiedenis van een familie die hogerop wil komen, Pauls verkenningen op het gebied van de liefde, en nog veel meer.

Er stond Paul van Ostaijen een hoger doel voor ogen: een kunst die de wereld moest veranderen

Het meest onder de indruk was ik van passages over de genese van Pauls literatuuropvattingen, waarin De Ridder laat zien hoe Van Ostaijen doorlopend op zoek is naar wat kunst moet zijn en wat kunst in de samenleving te betekenen heeft. Waar minder bekende dichters elkaar in literaire tijdschriftjes met hun eigen opvattingen bestookten, stond Paul van Ostaijen een hoger doel voor ogen: een kunst die de wereld moest veranderen.

Via dichtkunst die geënt was op “kleur en beweging” kwam hij in 1926 uit op de “zuivere lyriek”. Deze opvatting beschrijft hij in zijn bekend geworden Gebruiksaanwijzing der lyriek (1927): het is een poëzie die zich “bewust is van het feit dat de werkelijkheid een problematisch gegeven is, dat zich moeilijk laat kennen en dat zich nog veel moeilijker in woorden laat vatten. Juist in de poging om iets van de ongrijpbare essentie van het leven te verwoorden – hoezeer die poging ook tot mislukken is gedoemd – schuilt de poëzie”. Zijn publiek kon zijn theoretische literatuurbeschouwingen amper volgen, maar stond wel op de banken toen hij na een lezing zijn gedicht ‘Melopee’ – “het drijven der kano in maanlicht naar de zee” – voordroeg.

Na de laatste bladzijde blijft de nieuwsgierigheid naar Van Ostaijens persoonlijkheid voortduren. De lezer heeft Van Ostaijen van allerlei kanten leren kennen, maar tegelijkertijd blijft de gebiografeerde – zoals ieder mens – in feite een onkenbare figuur. Hoewel je dat als kritiekpunt zou kunnen interpreteren, omdat je blijft gissen naar antwoorden die de biograaf misschien expliciet had kunnen geven, beschouw ik het juist als een meerwaarde van deze biografie. Bovendien ben je als lezer in goed gezelschap, Pauls kunstenaarsvrienden hadden immers hetzelfde gevoel: “Wat er precies allemaal omging in zijn hoofd, niemand die het wist.”

Zo bleef ik mij afvragen op welke manier Pauls homoseksuele gevoelens als puber in verhouding stonden tot zijn latere liefde voor vrouwen. Problematiseerde Paul die dualiteit zelf, vormde zijn seksualiteit een belangrijk onderdeel van zijn identiteit, veranderde zijn seksuele voorkeur met de tijd, of viel hij gewoon op mensen, of ze nu man waren of vrouw?

Het begin van de Eerste Wereldoorlog maakte Van Ostaijen van nabij mee. Op ingenieuze wijze verweeft Matthijs de Ridder in de hoofdstukken over deze oorlog fictie en werkelijkheid: talloze passages uit Van Ostaijens latere werk Bezette stad (1921) gaan in dialoog met de verwoesting van Antwerpen in 1914 en impressies van de toen achttienjarige dichter. Van Ostaijens positie in de Eerste Wereldoorlog analyseert De Ridder door zijn handelen nauwkeurig en zonder al te veel bombarie te registreren.

Recent bracht de Antwerpse hoogleraar Nederlandstalige literatuur Kevin Absillis hierover nieuwe feiten aan het licht – de discussie over de vraag in hoeverre Van Ostaijen collaboreerde met de bezetter is dus nog niet gesloten. Tegen het einde van de oorlog in 1918 is Van Ostaijen in Berlijn in ieder geval met heel andere zaken bezig: hij verkende er met zijn lief Emmeke de kunstenaarskringen en probeerde tegelijkertijd financieel het hoofd boven water te houden, wat bepaald niet meeviel. In hoeverre dacht hij nog aan het thuisfront, aan wat er na de getekende vrede in Antwerpen gebeurde?

Bovenal wekt deze biografie de behoefte om het werk van Paul van Ostaijen te herlezen

Zijn verkozen kinderloosheid is ook zo’n kwestie. Sommige schrijvers zien zichzelf als schepper: ze beschouwen hun werk als hun nageslacht. Maar iemand die de wereld wil veranderen zou dat, naast het dichten, ook kunnen doen door een schare kleine idealisten op de wereld te zetten. Waarom koos Van Ostaijen daar niet voor? Het ouderschap was in zijn ogen niet met zijn kunstenaarschap te verenigen, maar wellicht was zijn relatie met Emmeke er ook niet tegen bestand geweest. Of voorvoelde hij dat hij zijn kinderen niet zou zien opgroeien?

En dan nog een vraagstuk dat blijft boeien: de relatie met zijn ouders. Zij droomden van maatschappelijke voorspoed en een succesvolle toekomst voor hun kinderen. Hoe keken zij aan tegen de wegen die Paul zijn laatste jaren insloeg? Bleven ze teleurgesteld, waren ze toch wel tevreden of zelfs trots? Hartverscheurend is in ieder geval de passage waarin zijn vader vlak na Pauls overlijden in het sanatorium verschijnt waar de schrijver was opgenomen, te laat om zijn zoon een laatste groet te brengen. Zeer tragisch ook, omdat hij een half jaar daarna tevens zijn laatste kind, Pauls broer Stan, ten grave zal dragen.

Bovenal wekt deze biografie de behoefte om het werk van Paul van Ostaijen te herlezen. Dan begin ik met Music-Hall, nu in de wetenschap dat Pol zich weliswaar vol overgave onderdompelde in de nieuwe wereld van de film, jazz en tangomuziek, maar zelf tot de categorie “krabbers” behoorde en absoluut niet kon dansen.

Matthijs de Ridder, Paul van Ostaijen. De dichter die de wereld wilde veranderen, Pelckmans / Querido Facto, Kalmthout / Amsterdam, 2023, 936 p.

Aanmelden

Registreer je of meld je aan om een artikel te lezen of te kopen.

Sorry

Je bezoekt deze website via een openbaar account.
Je kunt alle artikelen lezen, maar geen producten kopen.

Belangrijk om weten


Bij aankoop van een abonnement geef je toestemming voor een automatische herabonnering. Je kunt dit op elk moment stopzetten door contact op te nemen met emma.reynaert@onserfdeel.be.