Deel artikel

taal

Leesambitie is een zaak van iedereen

12 november 2020 10 min. leestijd

Wie goed kan lezen, heeft meer kansen in het leven. Daarom is het belangrijk dat we het leesbegrip én de leesmotivatie bij kinderen en jongeren verhogen. De Taalunie wil daarin een aanjager zijn.

Leren lezen is een complex proces, dat om een doordachte aanpak vraagt. Goed kunnen lezen heeft namelijk een positieve impact op de levenskwaliteit. Daarom is lezen een speerpunt in het meerjarenbeleidsplan van de Taalunie, want lezen is een zaak die ons allemaal aanbelangt. Scholen spelen een cruciale rol, maar zij mogen er niet alleen voor staan. Zij hebben ondersteuning nodig van een hechte ring van leespartners om de school heen: ouders, pedagogisch begeleiders, bibliotheken, lerarenopleidingen… Het opzetten van zo’n infrastructuur vraagt om coördinatie. Die rol wil de Taalunie spelen.

Waarom goed lezen?

Het nut van goed kunnen lezen hoeft voor velen geen betoog meer. Toch is het goed te blijven herhalen waar dat grote belang zit en wat er op het spel staat. Natuurlijk willen we kinderen de kans geven om al die prachtige verhalen te ontdekken en de nieuwe en oude werelden die daarmee opengaan. We willen hen van de taal laten proeven, intrigerende personages leren kennen en zo hun verbeelding op gang brengen. Het creatieve en talige vermogen dat daardoor bij een kind groeit, is al een grote waarde op zich. Maar laten we wel wezen: niet iedereen hoeft een literaire boekenwurm te worden. De waarde van lezen is niet alleen cultureel of verstrooiend.

Als je moeite hebt met lezen, komt het leren in andere schoolvakken onder druk te staan

Als je moeite hebt met lezen, komt het leren in andere schoolvakken onder druk te staan. En in breder perspectief: in de eenentwintigste-eeuwse gedigitaliseerde globale wereld wordt een dusdanig groot beroep gedaan op het verwerken van informatie en het verwerven van kennis, dat lezen noodzakelijk is om succesvol te kunnen participeren aan de samenleving. Wanneer je goed bent in het verwerken van informatie en het op waarde schatten van teksten, ben je beter in staat om je staande te houden in een maatschappij waarin je gebombardeerd wordt met allerhande nieuws uit allerhande bronnen. Fake news van echt nieuws onderscheiden, om maar iets te noemen.

Volgens filosoof Maarten Doorman heeft lezen alles te maken met onze democratische waarden. “Onze democratie is tot stand gekomen door lezen en schrijven en kan nog steeds niet zonder. Lezen heeft ons vrijheid en rechtvaardigheid gebracht. Lezen ten slotte, vergroot onze woordenschat en draagt zo bij aan het (niet altijd even grote) plezier om met andere mensen om te gaan”, schreef hij in het opiniestuk ‘Lezen is onontbeerlijke oefening voor de geest, een democratie kan niet zonder’ (de Volkskrant, 10/9/2020). Uit verschillende onderzoeken blijkt bovendien dat mensen die fictie lezen meer openstaan voor anderen, voor andere standpunten en meningen en daarmee ook hoger scoren op empathie: het inleven in de verhaalpersonages helpt ons om ons in te leven in mensen in het dagelijks leven.

En alsof al die culturele, sociale en maatschappelijke waarden nog niet genoeg zijn, blijkt er ook gewoon een positief verband te zijn tussen de geletterdheidsscores van een land en de langetermijngroei van het bruto nationaal product. Een hard economisch belang: vaardige lezers vinden makkelijker een baan, verdienen een hoger salaris en hebben betere uitzichten op een succesvolle loopbaan. Leesvaardige mensen zijn dus hard nodig in een kennis- en informatie-economie.

De complexiteit van leren lezen

Hoe maak je van kinderen en jongeren goede en grage lezers? Die vraag is brandend actueel in zowel Vlaanderen als Nederland. Recent zijn er dan ook heel wat rapporten verschenen die een antwoord geven op die vraag: Thoni Houtveen en Roel van Steensel en de Vlaamse Onderwijsraad brachten min of meer gelijktijdig een onderzoeksrapport uit over de didactiek van begrijpend lezen. De Onderwijsraad en Raad voor Cultuur, en ook de Taalraad Begrijpend Lezen deden concrete beleidsaanbevelingen. Stichting Lezen actualiseerde de doorgaande leeslijn, en beschreef de leesontwikkeling van kinderen en jongeren, en de stimulerende en remmende factoren daarbij.

Hoewel de rapporten verschillende accenten leggen en vanuit verschillende expertises zijn geschreven, hebben zij opvallende overeenkomsten. Ze zien allereerst een centrale rol voor het funderend onderwijs. Basisscholen en scholen voor voortgezet/secundair onderwijs moeten echt en efficiënt leesonderwijs verzorgen, zodat alle kinderen en jongeren de kans krijgen om zich tot vaardige en gemotiveerde lezers te ontwikkelen. Dat geldt ook voor kinderen en jongeren die niet opgroeien in een taalrijke omgeving, want niet alle kinderen worden ’s avonds voorgelezen, maar alle kinderen gaan overdag wel naar school.

Niet alle kinderen worden ’s avonds voorgelezen, maar alle kinderen gaan wel naar school

Bovendien is goed, graag en betrokken kunnen lezen een complexe competentie, die kinderen (meestal) niet zomaar uit zichzelf verwerven. Het is een proces dat een beroep doet op diverse vaardigheden, kennis en attitudes, die ook nog eens allemaal op elkaar inspelen. Lezen vereist allereerst de vaardigheid om vlot te kunnen decoderen. Om betekenis toe te kennen aan een tekst moeten lezers putten uit verschillende soorten kennis, zoals hun woordenschat en achtergrondkennis. Ze moeten beschikken over kennis van hoe teksten opgebouwd kunnen zijn, en verbanden kunnen leggen tussen de woorden, de zinnen en de alinea’s. Daarnaast moeten ze gemotiveerd zijn om te lezen, en er plezier aan kunnen beleven. Om zich dat proces eigen te kunnen maken, is begeleiding en ondersteuning nodig van daartoe opgeleide specialisten: de leraren. Zij worden daarbij idealiter op hun beurt ondersteund door een breed leesnetwerk van ouders, bibliotheken en andere leesbevorderaars.

Effectief leesonderwijs

Wat verstaan we onder “effectief leesonderwijs”? De Taalraad Begrijpend Lezen definieerde de kenmerken ervan aan de hand van vijf met elkaar samenhangende kernthema’s. Aan de basis van effectief leesonderwijs ligt het urgentiebesef van scholen. Zij zijn zich bewust van het belang van lezen voor hun leerlingen, en van hun rol en verantwoordelijkheid om hun leerlingen naar een zo hoog mogelijk niveau van leesbegrip en leesmotivatie te brengen.

Daarbij laten zij zich leiden door een effectieve leesdidactiek. De didactische principes zijn uitgewerkt in een taal-leesbeleid, dat vastgelegd is in een leesbeleidsplan, en dat als een verantwoordelijkheid van het hele schoolteam wordt gezien. Het plan bevat de visie van de school op lezen en op werken met boeken en taal, en besteedt expliciet aandacht aan leesmotivatie.

Leerlingen hebben de beschikking over een rijke leesomgeving: een gevarieerd, passend en kwalitatief hoogwaardig aanbod van rijke teksten (in schoolboeken, krantenartikelen, fictie- en non-fictieboeken, tijdschriften, strips, etc.). Zij krijgen hulp bij het vinden van bij hun leeftijd, niveau en interesses passende teksten (op school, van leraren en leesconsulenten, maar ook buiten school, van ouders, bibliotheekmedewerkers en medewerkers van de buitenschoolse opvang).

Leerlingen krijgen ook formatieve feedback over hun leesontwikkeling. Leraren monitoren leerlingen aan de hand van een passend volgsysteem, en zijn in staat om de gegevens te interpreteren in relatie tot de doelen met betrekking tot het leesonderwijs, en om op basis van de interpretatie interventies te plegen die leerlingen verder helpen.

Hoewel de Taalraad Begrijpend Lezen zijn aanbevelingen voor het basisonderwijs deed, zijn die thema’s ook overdraagbaar naar het voortgezet/secundair onderwijs. De onderwijsraad en de Raad voor Cultuur constateren dat leraren in het voortgezet/secundair onderwijs het niet als hun opdracht zien om aan leesmotivatie te werken, terwijl dit juist van belang is, met name in het vmbo (voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs), waar veel leerlingen niet van huis uit lezers zijn.

De leraar Nederlands heeft de verantwoordelijkheid om in zijn of haar lessen voldoende langere, diepgaande teksten aan te bieden, die aansluiten bij de interesse en het niveau van de leerlingen. Literatuuronderwijs is daar bij uitstek geschikt voor. Een goede leraar organiseert motiverende lees-gerelateerde activiteiten zoals leesgesprekken en vrij lezen. Het is van belang daarvoor onderwijstijd vrij te maken en leerlingen te laten kiezen uit een breed aanbod van boeken en teksten.

De cijfers achter lezen

Veel scholen in Nederland en Vlaanderen werken al met één of meerdere kenmerken van effectief leesonderwijs, en de meeste kinderen en jongeren zijn dan ook voldoende leesvaardig. Toch is er de laatste jaren reden tot zorg. Uit verschillende onderzoeken blijkt dat het niveau voor begrijpend lezen van Nederlandse en Vlaamse leerlingen daalt, niet alleen ten opzichte van eerdere metingen, maar ook ten opzichte van dat van leeftijdsgenoten uit andere Europese landen. Bij de laatste meting van de PIRLS (Progress in International Reading Study, een vergelijkend leesvaardigheidsonderzoek bij basisschoolkinderen uit groep 6/vierde leerjaar) zakte Vlaanderen op de internationale ranglijst. Nederlandse leerlingen behalen al jaren min of meer dezelfde bovengemiddelde score, maar door de jaren heen daalt ook hun positie licht ten opzichte van die van andere landen. Twee punten zijn in deze resultaten essentieel: slechts een klein deel van de leerlingen leest op het geavanceerde begripsniveau, en de betrokkenheid bij lezen en het leesplezier is vergeleken met andere deelnemende landen zeer laag.

De betrokkenheid bij lezen en het leesplezier is in Nederland zeer laag vergeleken met andere deelnemende landen

De Vlaamse Onderwijsinspectie besloot in 2019 in reactie op deze alarmerende bevindingen het onderwijs in begrijpend lezen op 113 basisscholen te onderzoeken. Conclusie: slechts één op de drie scholen zet sterk in op begrijpend lezen. Dat betekent dat er veel scholen zijn waar lezen weinig aandacht krijgt en waar het begrijpend leesonderwijs niet doelgericht is. Ook de Nederlandse Inspectie van het Onderwijs signaleerde in haar laatste Staat van het Onderwijs dat bijna een kwart van de basisschoolleerlingen zonder het basale leesniveau naar het voortgezet onderwijs gaat.

Die achterstand blijken vijftienjarigen helaas niet in te halen. Het laatste PISA-onderzoek (Programme for International Student Assessment) laat zien dat ook deze leerlingen steeds minder en met minder plezier lezen. Sterker nog: het percentage Nederlandse en Vlaamse leerlingen dat niet van lezen houdt, is twee keer hoger dan het internationaal gemiddelde. Ze presteren significant slechter op leesbegrip dan de leerlingen die wel graag lezen. Bijna een kwart (24 procent) van de Nederlandse en een vijfde (19 procent) van de Vlaamse vijftienjarigen haalt het basisniveau voor lezen niet. Dat betekent dat zij onvoldoende leesbegrip hebben om volwaardig te kunnen functioneren in de samenleving – ze zijn dus eigenlijk functioneel analfabeet of laaggeletterd. Daardoor heeft een deel van de jongeren een vergrote kans om in de toekomst werkloos te raken, schulden te maken en minder gezond en gelukkig te leven, onderzocht Stichting Lezen en Schrijven.

Oorzaken van de negatieve leesspiraal

Naar de oorzaken van het dalende leesbegrip en het gebrek aan leesmotivatie van kinderen en jongeren is (nog) geen onderzoek gedaan. Experts geven er wel verschillende verklaringen voor.

De Taalraad Begrijpend Lezen ziet als belangrijkste oorzaak dat de hiervoor vermelde vijf kernthema’s van effectief leesonderwijs niet als een samenhangend arrangement beschouwd worden: scholen werken vaak wel aan één, of misschien aan meerdere kenmerken van effectief leesonderwijs, maar zien de samenhang tussen de kenmerken niet: “Alleen als scholen samen met hun stakeholders (denk aan lerarenopleidingen en aan onderwijsondersteunende en leesbevorderende organisaties) integraal aan de kernthema’s werken, kan er sprake zijn van kwalitatief, doelgericht leesonderwijs, waardoor verbetering optreedt.”

Taal in multimedia is minder rijk dan in boeken, met als gevolg dat kinderen minder worden uitgedaagd

Er worden ook oorzaken genoemd die buiten het onderwijs liggen. Een veelgenoemd euvel is de concurrentie van sociale media. Jongeren gaan liever gamen, netflixen of met hun smartphone in de weer, dan dat ze een boek lezen. Daardoor is het taalaanbod dat ze krijgen relatief arm, want taal in multimedia is minder rijk dan in boeken, met als gevolg dat kinderen en jongeren minder worden uitgedaagd om tijd en aandacht te besteden aan “diep lezen”: het geconcentreerd lezen van langere teksten of boeken, terwijl juist dit diepe lezen belangrijk is voor de leesvaardigheid en leesmotivatie.

We vermeldden al dat steeds meer kinderen opgroeien in een arme leesomgeving, waar weinig aandacht en tijd is voor voorlezen. Ook op scholen ontbreekt nog vaak een rijke leesomgeving: het is noodzakelijk dat scholen kunnen beschikken over een divers aanbod van kinder- en jeugdliteratuur en van rijke, authentieke teksten, die de interesse van leerlingen prikkelen. Bovendien werken scholen te weinig structureel samen met leespartners: leesbevorderingsactiviteiten zijn vaak incidenteel en van korte duur, en maken geen vast deel uit van het curriculum, ondanks het goede werk van Stichting Lezen en Iedereen Leest. Hun inspanningen zouden aan impact kunnen winnen als er vanuit gemeentelijke en landelijke overheden meer regie zou worden gevoerd om goede initiatieven te verspreiden en te borgen. Het overheidsbeleid op het gebied van lezen wordt ten slotte als verkokerd en versnipperd ervaren. Er zou één samenhangend leesbeleid gevoerd moeten worden, dat inzet op zowel leesbegrip als op leesmotivatie. Dat behelst een intensieve samenwerking tussen onderwijs en cultuur, want lezen raakt aan allebei.

De weg vooruit

Inzetten op leesbevordering blijft dus van groot maatschappelijk belang. En dat weten we eigenlijk al tientallen jaren. Daarom is er zowel in Nederland als in Vlaanderen geïnvesteerd in vele aansprekende campagnes en leesbevorderingsprojecten. De Kinder- en Jeugdjury’s, de Nationale Voorleeswedstrijd, de Voorleesdagen en -weken, de Kinderboekenweek en de Jeugdboekenmaand: allemaal mooie initiatieven die hard nodig zijn. Leescampagnes kunnen veel bewerkstelligen, maar wat ze niet meteen bewerkstelligen is dat kinderen die veel moeite hebben met lezen er ineens beter door gaan lezen. Media-aandacht voor boeken (zoals in de Kinderboekenweek en de Jeugdboekenmaand) is goed, want het komt tegemoet aan een fundament van goed leesonderwijs: omringd zijn door boeken, maar dat is dus slecht één ding. Langlopende programma’s als ‘Bibliotheek op school’ en ‘Boekstart’ laten zien dat de structurele samenwerking tussen onderwijs en cultuur, en tussen cultuur, consultatiebureaus en kinderopvang tot succesvolle resultaten kan leiden. Er is kortom een aanpak op meerdere fronten nodig, waarbij scholen integraal werken aan de kenmerken van effectief leesonderwijs. Een breed leesnetwerk bestaande uit ouders, bibliotheken, pedagogisch begeleiders, lerarenopleidingen en leesbevorderaars ondersteunt scholen daarbij vanuit één visie, en vanuit hun eigen verantwoordelijkheid.

Het is de taak van de Taalunie om het overzicht te bewaren in de (beleids)ontwikkelingen die in Nederland en in Vlaanderen spelen, om de samenhang daarin te bewaken, en samenwerking tussen leespartners in Noord en Zuid te bevorderen. In Nederland neemt de Taalunie, naast het nationaal expertisecentrum voor leerplanontwikkeling SLO en de Leescoalitie, deel aan de coördinatiegroep van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap die het Leesoffensief voorbereidt. In Vlaanderen treedt ze adviserend op voor de Departementen Onderwijs en Cultuur, zoals voor de prioritaire nascholing Begrijpend Lezen en voor Lezen op School, en zoekt ze samenwerking met het Vlaamse boekenoverleg. De Taalunie gaat daarbij telkens uit van de uitgangspunten van de Taalraad Begrijpend Lezen. In samenwerking met de Taalraad ontwikkelt de Taalunie handreikingen voor scholen en hun leespartners om met effectief leesonderwijs aan de slag te gaan.

Uiteindelijk wil de Taalunie een leeskatalysator te zijn, zodat taalgebruikers zich tot competente lezers kunnen ontwikkelen. Ze doet dat vanuit de overtuiging dat een leesoffensief geen campagne moet zijn, een leesagenda geen oplijsting van projecten. Leesambitie moet een gedragen leesaanpak zijn, die overal plaatsvindt: op school, thuis en in de voor- en naschoolse opvang.

Actieplan Begrijpend lezen en leesmotivatie

Video: lezing van Kris Van de Poel op het Drongo Talenfestival

Carlijn Pereira

Carlijn Pereira

Beleidsadviseur bij de Taalunie

Martijn Nicolaas

Martijn Nicolaas

Senior beleidsadviseur bij de Taalunie

Kris Van de Poel

Kris Van de Poel

Algemeen secretaris van de Taalunie

Reacties

Reacties zijn gesloten.

Lees ook

		WP_Hook Object
(
    [callbacks] => Array
        (
            [10] => Array
                (
                    [00000000000027c60000000000000000ywgc_custom_cart_product_image] => Array
                        (
                            [function] => Array
                                (
                                    [0] => YITH_YWGC_Cart_Checkout_Premium Object
                                        (
                                        )

                                    [1] => ywgc_custom_cart_product_image
                                )

                            [accepted_args] => 2
                        )

                    [spq_custom_data_cart_thumbnail] => Array
                        (
                            [function] => spq_custom_data_cart_thumbnail
                            [accepted_args] => 4
                        )

                )

        )

    [priorities:protected] => Array
        (
            [0] => 10
        )

    [iterations:WP_Hook:private] => Array
        (
        )

    [current_priority:WP_Hook:private] => Array
        (
        )

    [nesting_level:WP_Hook:private] => 0
    [doing_action:WP_Hook:private] => 
)