Context bij cultuur in Vlaanderen en Nederland

Publicaties

Context bij cultuur in Vlaanderen en Nederland

Kris De Bruyne (1950-2021)
0 Reacties
© Michel Vuijlsteke
© Michel Vuijlsteke © Michel Vuijlsteke
Belpop
kunst

Kris De Bruyne (1950-2021)

(Lutgard Mutsaers) Ons Erfdeel - 2008, nr 4, pp. 145-147

Dit is een artikel uit ons papieren archief

[ARCHIEFSTUK] In 2008 stond de Vlaamse singer-songwriter Kris De Bruyne veertig jaar op de planken. Ter gelegenheid van die verjaardag verscheen een 4-cd-box. Die onthult een markante persoonlijkheid met een uitzonderlijke gave voor warmbloedige, raak observerende songs.

In 1968 kwam er een Dylaneske versie van Klein klein kleutertje op single uit. De zanger was Kris De Bruyne, in 1950 geboren te Antwerpen. Het liedje werd een culthit en Kris werd lid van het absurdistische trio Lamp, Lazarus en Kris. Hun meesterwerk was De onverbiddelijke zoener (1971). Het zogeheten betere lied in de eigen taal zou nooit meer hetzelfde zijn. In het najaar van 1973 baarde de lp Kris De Bruyne opzien als eerste Nederlandstalige rockalbum in Vlaanderen. In die spannende oogsttijd van de sixties werd popmuziek serieus genomen, mits niet gemaakt met als eerste doel er geld mee te verdienen. Kris De Bruyne was een mijlpaal, achteraf ook omdat Raymond Van het Groenewoud mee musiceerde en arrangeerde. De nieuwste compilatie van Kris De Bruyne, 40 jaar songs, bevat van die opwindende begintijd helaas maar een minieme selectie.

Dat weet je overigens pas als je eigen speurwerk hebt verricht. De 4-cd-box geeft geen dateringen en houdt zich niet aan een chronologische volgorde. Aan het eind van de eerste cd leven we al in 1996. Bij werk dat inhoudelijk zo verweven is met iemands levensloop, is zorgvuldige informatie geen overbodige luxe. De samensteller is anoniem. Iedereen die ooit meewerkte, is losgemaakt van context. Twee bevriende bewonderaars schreven persoonlijke stukken over Kris. Zij deden gretig aan mythevorming in de beproefde showbizztraditie (drank, vrouwen, goot). Dat maakt het voor de nieuwkomers in Kris' wereld lastiger om deze overlever onbevangen tegemoet te treden. Stoerheid is nu eenmaal niet van alle tijden, laat staan universeel.

Van de eenenzeventig tracks zijn er zeventien uit de jaren zeventig (cd 1), zes uit de jaren tachtig (cd 2) waarin De Bruyne in Amsterdam het reclamevak beoefende, zeventien uit de jaren negentig (cd 2 en 3) en dertien uit de huidige eeuw. De meeste nummers van cd 1 en 2 zijn al twee, drie of vier keer uitgebracht. Lieve Jacoba uit 1978 - bij uitzondering een tekst van iemand anders, hier een gedicht van Jan Arends - zelfs al vijf keer. Het oeuvre vormt ondanks de grote tijdsspanne toch een geheel. Het is niet geproduceerd als ‘echte’ popmuziek (van bands): de instrumenten zitten daarvoor te ruim onder de stem, mengen zich er niet in, bemoeien zich er niet mee. De begeleiders permitteren zich clichés, soms op het randje van kitsch. In het algemeen zit daar niet de originaliteit van De Bruynes werk. De liedjes uit de eenentwintigste eeuw zijn muzikaal het meest onafhankelijk, apart van vorm en emotioneel indrukwekkend, zoals De foto van Johnnie en Bob (2005), of het fabelachtige lied met de dieren die het aardse bestaan becommentariëren (Het leven is kut, 2000). De geleende regel ‘Er staat een paard in de gang’, die bij André van Duin louter boertig was, leidt bij De Bruyne tot een filosofische uitspraak van het edele dier zelf. En het mooie meisje dat in bad stapt, weet: ‘ik ben al schoon’.

De teksten van Kris De Bruyne zijn moeiteloos verstaanbaar door zijn duidelijke, maar toch ook weer niet kleinkunstachtig-nadrukkelijke uitspraak. Zo kom je vanzelf bij het geval van de g. De harde en de zachte variant komen allebei voor. Cornelis Vreeswijk (de notoire niet-overlever, met wie De Bruyne artistiek verwant is), Robert Long en Boudewijn de Groot hoefden nooit over de g na te denken. Voor Kris De Bruyne, net als bij Raymond, is de g-klank een irritant obstakeltje omdat het zich blijkbaar niet vanzelfsprekend laat nemen, zeker niet voor de definitieve vastlegging. Clouseau had er ook mee te maken, maar van hen verwachtte je niet anders dan aanpassen aan de commercieel interessantste markt.

De productie van De Bruynes platen was en is gebonden aan de stand van de techniek, de tijdgeest, de smaak van opnameleiders en de beschikbaarheid van de studiomuzikanten. Oudere songs zijn soms zo vlak geproduceerd dat ze bijna als achtergrondmuziek kunnen dienen. De woorden van De Bruyne zijn echter sowieso de moeite van het beluisteren waard. De liefde is zijn altijd draaiende motor. Wat zou ik moeten doen (1998) met daarna als jij er niet meer bent gaat niet over de dood, maar over de situatie dat ‘jij je koffers pakt’. Kris denkt meteen aan dienst nemen in het Vreemdelingenlegioen. Hij is de achterblijver die pas als hij er weer alleen voor staat, de raad van de ander - verdwijnend aan de horizon - het hardst nodig heeft. Het is altijd te laat, nooit te vroeg. De Bruyne-de-romanticus is niet klef of wee, zijn humor en woordenschat houden hem van de gebaande paden af. In de loop van de jaren tachtig wint zijn stem aan karakter, aan persoonlijke tekening. Je gelooft hem onvoorwaardelijk als hij zingt Waar ik voor leef (1991).

Deze verzamelbox is een mooi bezit voor iedereen die Kris De Bruyne nog moet leren kennen. In zijn oeuvre zit veel dat een mens die niet van al te extreme of tegendraadse muziek houdt, kan ontroeren. Een aantal van zijn songs hoort tot de topcatalogus van ons taalgebied. Raymond Van het Groenewoud had grote radiohits, struinde de poppodia af, inspireerde bomvolle festivalterreinen tot collectieve zang en schatte zijn marktkansen uitstekend in. Kris De Bruyne behoort tot een parallel universum van kwaliteit, minder vanzelfsprekend een publieksbespeler, standvastiger uitgaand van de innerlijke wereld, minder tot dansbaarheid en hommage geneigd.

Deze box omhult een markante persoonlijkheid, een man met een uitzonderlijke gave voor warmbloedige, raak observerende songs. De reeds ingewijden gaat het hier alleen om de Specials-cd. Daarop een instrumentale versie uit 2007 van de klassieker Amsterdam als repetitie-take van de Nürnberger Symphoniker, spannende filmmuziek, een zeldzame glimp Engelstalig en spetterende covers (van The Pogues en Elvis Costello) met nieuwe teksten. Voor die laatste ‘uitstapjes’ koos De Bruyne het beste van het beste uit het wereldrepertoire. Dat verschillende van zijn eigen composities in deze verzamelbox daar niet voor onderdoen, geeft aan waar Kris De Bruyne als songwriter staat. Het zeer hoge niveau van bijvoorbeeld Winterstil (2005) is geen uitzondering. Er zijn heerlijke pastiches bij, zoals Als ik maar geen Vlaming ben (2000). Amsterdam (1975) is niet meer stuk te praten. Kris De Bruyne is, met zo'n oeuvre als toetssteen, zijn eigen grootste concurrent voor de toekomst.

Aanmelden

Registreer je of meld je aan om een artikel te lezen of te kopen.

Sorry

Je bezoekt deze website via een openbaar account.
Je kunt alle artikelen lezen, maar geen producten kopen.

Belangrijk om weten


Bij aankoop van een abonnement geef je toestemming voor een automatische herabonnering. Je kunt dit op elk moment stopzetten door contact op te nemen met emma.reynaert@onserfdeel.be.