‘Instagrammable’ van Koenraad Jonckheere: als mensen kijken, zien ze zelden
Kan kennis van de klassieke kunsten ons anders doen kijken naar sociale media? Met Instagrammable neemt Koenraad Jonckheere de lezer mee in een soepele spoedcursus kunstgeschiedenis. Maar wie een boek verwacht over de innige relatie tussen sociale media en oude kunst, komt bedrogen uit.
Had hij maar niet omgekeken. Op één voorwaarde mocht Orpheus uit de bekende Griekse mythe zijn Eurydice meenemen uit de onderwereld: hij mocht niet naar haar omkijken, maar “bang dat ze achterbleef of uit verlangen haar te zien, keek hij in liefde om”. Een verkeerde beslissing. De afspraak was verbroken en Eurydice moest in de onderwereld blijven.
Het slot van het verhaal blijft knagen aan Koenraad Jonckheere, hoogleraar kunstgeschiedenis aan de Universiteit Gent, want waarom keek Orpheus alsnog om? Er is geen sluitend antwoord op die vraag, maar wat achterbleef was het beeld van Orpheus, die “kon horen en voelen wat hij liefkoos, maar het was de blik die hem werd ontzegd die hem tot wanhoop dreef. Zonder beeld geen vertrouwen, zou je kunnen zeggen, maar met beeld geen geloof. Die paradox blijft intrigeren en is een van de pijlers van de beeldende kunst en de hele visuele cultuur die ervan is afgeleid. Wie denkt in een aanblik een waarheid, laat staan dé waarheid te vinden, komt bedrogen uit.”

© Museo del Prado, Madrid
Uit de paradox die aan de Orpheus-mythe ten grondslag ligt, destilleert Jonckheere het vertrekpunt van Instagrammable: tussen het kijken zonder te zien en het zien zonder te kijken. Het verschil tussen zien zonder verbeelding en verbeelden zonder te zien; tussen haar hand vasthouden in het vertrouwen dat ze achter je loopt, en toch omkijken uit angst voor wat je je inbeeldt. “Nooit zagen we zoveel gezichten voorbijflitsen, maar nooit bleven de mensen erachter zo ongrijpbaar”, verduidelijkt Jonckheere. “Ze laten toe om alles en iedereen te zien, maar maken tegelijk de wereld volkomen ongrijpbaar. Terwijl de duim over het scherm beweegt en beeld na beeld voor ogen tovert, wordt de wereld die voorbijflitst almaar minder tastbaar. Narcissus werd van minder gek.”
Een goed begrip van beelden in een samenleving die zich steeds meer in beelden uitdrukt, en ook met de manipulatie ervan, is een essentiële vaardigheid geworden. Dat Jonckheere deze taak op zich neemt, is veelbelovend. Toch waarschuwt hij in het openingshoofdstuk dat de lezer geen antwoorden in het boek moet verwachten: “Kwesties aan de orde stellen biedt veel meer plezier dan een opsomming van antwoorden lezen.” Een interessante stellingname, maar wel een die later de nodige spanningen en vragen oplevert.
Een goed begrip van beelden in een samenleving die zich steeds meer in beelden uitdrukt, is een essentiële vaardigheid
De manier waarop hij de overeenkomsten tussen klassieke werken en sociale media onderzoekt, werkt aanstekelijk. Jonckheere is een gedroomde erudiete docent en een kundige verteller. De grootste verdienste zit hem dan ook in zijn souplesse waarmee hij de lezer leert kijken naar wat er is afgebeeld. Hij wijst onder meer op het rokerige waas waarmee de contouren en objecten rond de Mona Lisa worden verzacht. Deze sfumato-techniek, bedoeld om “Gods schepping te evenaren, zo niet te overtreffen”, keert terug in de filters van Instagram en andere foto-apps. “Het constante manipuleren van beelden, zoals we op smartphones en iPads doen, is, zeker als je het vanuit historisch perspectief bekijkt, veel minder nieuw dan je zou vermoeden”, betoogt Jonckheere.
Zoals het een goede leraar betaamt, verwacht Jonckheere van de lezer een actieve en kritische leeshouding. Het tempo van de kunstwerken en theorieën waarnaar hij (terug)verwijst in Instagrammable ligt hoog, maar het boek is zorgvuldig van beeld voorzien wanneer de ideeën abstract dreigen te worden. De heldere en compacte manier waarop Jonckheere klassieke filosofie en theorieën uiteenzet, voegt niet alleen een extra lading toe aan de besproken werken, maar biedt ook handvatten voor lezers die minder thuis zijn in de kunstgeschiedenis.

© Wikimedia Commons
Illustratief is hoe Jonckheere het belang van de triasleer in de klassieke kunsten toelicht. De heilige Drievuldigheid (Vader, Zoon en Heilige Geest) vormt samen het goddelijke en speelt een centrale rol in de christelijke leer. Maar doordat twee van de drie niet zichtbaar zijn, ontstaat er een probleem: waarom is Jezus wél zichtbaar en tastbaar? De invloedrijke kerkvader Augustinus bood een oplossing door aan de drie-eenheid het concept van “zicht” toe te voegen. Daarbij maakte hij onderscheid tussen drie vormen van representatie: het imago (een spiegelbeeld, een directe maar vluchtige weerspiegeling), de similitudo (een gelijkenis, iets wat lijkt op maar niet identiek is aan het origineel) en de aequalitas (gelijkheid, een diepe innerlijke overeenstemming met het goddelijke). Deze drie lagen van beeldvorming vormen volgens Jonckheere de basis voor hoe we ook nu nog naar beelden kijken: van de selfies en spiegelbeelden op sociale media (imago), tot gestileerde of gefilterde beelden die lijken op onszelf maar een geïdealiseerde versie tonen (similitudo), tot memes die een bredere of symbolische waarheid belichamen (aequalitas). Een begrip van deze eeuwenoude concepten helpt dus niet alleen bij het interpreteren van christelijke kunst, verklaart Jonckheere, maar biedt ook inzicht in hedendaagse beeldcultuur, waarin zichtbaarheid, gelijkenis en representatie opnieuw vragen oproepen.
Toch wringt het wanneer hij de koppeling naar sociale media maakt. De moderne uitstraling van Instagrammable – hippe titel, een inhoudsopgave in de vorm van een iPhone, hashtags als hoofdstuktitels – suggereert een digitale scherpte, maar Jonckheere blijkt niet voldoende thuis in de materie. Zodra hij sociale media probeert te analyseren, wordt zijn gebrek aan digitale expertise pijnlijk zichtbaar. Het hoofdstuk ‘#Personificatie’ opent met de stelling dat enkele van de “meest invloedrijke influencers” onbestaande digitale avatars zijn. Hoewel invloed lastig meetbaar is, behoren de door Jonckheere genoemde figuren niet tot dezelfde categorie als culturele iconen zoals Kim Kardashian, Mr. Beast of dichter bij huis Nathan “Acid” Vandergunst – namen die wél het digitale landschap vormgeven. De vergelijking met afgebeelde heiligen als “influencers avant la lettre” in het hoofdstuk houdt daardoor geen stand: hun invloed op geloof en beeldvorming was veel groter dan die van de door Jonckheere genoemde avatars.

© Wikimedia Commons
Daarnaast ontbreekt soms een kritische, ideologische laag. Jonckheere benoemt wel de gevaren van schoonheidsleer, zoals gelaatkunde – de pseudowetenschap die uit iemands uiterlijk karaktereigenschappen afleidt – maar gaat nauwelijks in op de politieke implicaties ervan, zoals het legitimeren van raciale of sociale hiërarchieën op basis van uiterlijke kenmerken. Wat ontbreekt, is de confronterende terugkoppeling die bijvoorbeeld Ways of Seeing van John Berger zo krachtig maakte: het onderuithalen van de illusie dat kunst neutraal is, en het expliciet benoemen van de (vaak patriarchale of kapitalistische) wereldbeelden die in kunstwerken besloten liggen. Jonckheere daarentegen stelt zijn technologische optimisme dat in sommige hoofdstukken doorklinkt nergens ter discussie. Jazeker, AI en face-enhancer-software maken gebruik van technieken die doen denken aan de portretschilders uit de vijftiende en zestiende eeuw. Maar reproduceren die tools ook niet de schoonheidsidealen die de afgelopen decennia juist zijn bevraagd en bekritiseerd, bijvoorbeeld rondom gender, ras of ouderdom?
AI kan geen kwast vasthouden of doek spannen; ze kan alleen nabootsen wat anderen eerder hebben gemaakt, vaak zonder toestemming. Treffend observeert Jonckheere: “Wat als een sluipend gif onderdeel werd van de Europese beeldcultuur, zorgde in de zestiende-zeventiende en opnieuw in de negentiende eeuw voor een erg pijnlijke confrontatie met de beeldculturen van andere werelddelen.” Met dat “sluipend gif” doelt hij op het geloof in een universeel schoonheidsideaal, gestoeld op westerse normen, zoals witheid, symmetrie, jeugdigheid, beheersing, dat zich diep in de Europese kunstgeschiedenis heeft genesteld. De confrontatie werd pijnlijk toen Europese kolonisten andere culturen ontmoetten en hun beeldopvattingen als “primitief” of “onzuiver” bestempelden, vaak met racistische ondertoon.
Ook vandaag circuleren via sociale media gestileerde schoonheidsidealen die teruggrijpen op klassieke westerse beeldtaal
De analyse van Jonckheere zou een perfecte aanzet kunnen zijn om een lijn naar het heden te trekken. Want ook vandaag circuleren via sociale media gestileerde schoonheidsidealen die teruggrijpen op klassieke westerse beeldtaal: idealen die eerder zijn bekritiseerd, maar in digitale context opnieuw dominant worden. Hoe die beeldtaal bijdraagt aan de terugkeer van reactionaire denkbeelden, over gender, ras of sociale status, blijft echter onderbelicht.

De rol van beeld in onze digitale cultuur is niet te onderschatten en Instagrammable had relevanter en scherper kunnen zijn als Jonckheere die dimensie verder had uitgewerkt. Nu blijft het een boek dat veelbelovend oogt en prachtig vormgegeven is, maar inhoudelijk tekortschiet. Wat een diepgaande analyse van sociale media en beeldcultuur had kunnen worden, blijft vooral een kunsthistorische les die zich moeizaam weet te vertalen naar het heden.
Koenraad Jonckheere, Instagrammable. Kunst, beeld en sociale media, Hannibal, Veurne, 312 p.
Geef een reactie
Je moet ingelogd zijn op om een reactie te plaatsen.